Organisatie | Loon op Zand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent het opiumbeleid Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Loon op Zand 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Loon op Zand 2019 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Loon op Zand.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2019 | nieuwe regeling | 29-01-2019 |
De Burgemeester van Loon op Zand,
artikel 13b, eerste lid onder a, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a Opiumwet voorhanden is;
Onder intrekking van de ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Loon op Zand (vastgesteld op 10 april 2018)’ vast te stellen de gewijzigde beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam:
Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Loon op Zand 2019
Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met vondsten van voorwerpen en/of stoffen ter voorbereiding op en het feitelijk handelen van drugs vanuit woningen en (al dan niet) voor het publiek toegankelijke lokalen. De Wet Damocles (artikel 13b van de Opiumwet) is het juridische instrument om op te treden tegen voorbereidingshandelingen en handel in drugs vanuit lokalen, zoals bedrijfsgebouwen, cafés en winkels, maar ook om op te treden tegen voorbereidingshandelingen en handel in drugs vanuit woningen.
Artikel 13b, eerste lid onder a, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II van de opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is en, onder b, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorwerpen, stoffen of ruimten aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. De onder artikel 13b, eerste lid onder b, genoemde voorwerpen, stoffen en ruimten moeten gelieerd zijn aan voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet.
De bestuursdwangbevoegdheid is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het gebruik van deze bevoegdheid geen verplichting is. Aan de motivering worden hoge eisen gesteld. Daarnaast kan de toepassing van bestuursdwang zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen. Gebruik maken van de bestuursdwangsaanschrijving wordt pas toelaatbaar geacht wanneer:
Deze beleidsregels hebben tot doel:
Secundair heeft deze beleidsregel tot doel te formuleren onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van deze bestuursdwangbevoegdheid.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) en artikel 10a lid 1 onder drie en artikel 11a Opiumwet (voorbereidingshandelingen), is in die wet het artikel 13b opgenomen.
De burgemeester gebruikt de bevoegdheid om handhavend op te treden op grond van artikel 13b van de Opiumwet wanneer:
In of vanuit woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen worden (aan)getroffen en/of drugshandel plaatsvindt, dan wel middelen, voorwerpen of stoffen hiertoe aanwezig zijn.
De handel in drugs is een onwenselijke situatie, die ernstige gevolgen kan hebben voor de openbare orde en veiligheid en het veiligheidsgevoel nadelig kan beïnvloeden. Dit zijn de belangrijkste redenen waarom de burgemeester gebruik wil maken van de bevoegdheid om handhavend op te treden bij overtreding van artikel 13b Opiumwet.
Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27 februari 2015 van kracht ( inwerking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, nr. 5391) waarop het beleid is afgestemd.
Voor de toepassing van bestuursdwang in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van de aanwezigheid van een middel1 als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is en/of het voorhanden hebben van een voorwerp en/of stof als bedoeld in artikel 10a, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet.
Die bepalingen staande in artikel 10a , onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties.
Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van die Wet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze beleidsregels gelden niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De voorgestelde uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.
Bij het vaststellen van een handelshoeveelheid wordt aangesloten bij de ‘Aanwijzing Opiumwet’, hiermee wordt aangesloten bij de justitiële gedoogregels. De toegestane (gedoogde) gebruikershoeveelheden daarbij zijn voor harddrugs 0,5 gram en voor softdrugs 5 gram. Aldus wordt in deze beleidsregel bij harddrugs van een handelshoeveelheid gesproken indien dit meer dan 0,5 gram is en bij softdrugs indien dit meer dan 5 gram is. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming.
De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.
Uitgangspunt is dat bij een overtreding van de Opiumwet met toepassing van artikel 13b van deze wet direct wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het drugspand.
Bij constatering van een overtreding zoals bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, wordt in principe gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang rust op artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Van een last onder dwangsom mag in het geval van overtreding van de Opiumwet weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelencircuit dusdanig groot is dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de last onder dwangsom tot feitelijke beëindiging van de overtreding kan leiden.
Bij het toepassen van de last onder bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van het lokaal of de woning en het daarbij behorende erf. Het doel hiervan is onder meer om de aanloop, het gebruik en de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken. Door middel van sluiting wordt de openbare orde, de aantasting van het woongenot en de bedreiging van de leefbaarheid voor de omgeving hersteld en het gevaar voor de veiligheid en gezondheid beëindigd. Wanneer feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, wordt de woning of het lokaal en het daarbij behorende erf voor eenieder ontoegankelijk gemaakt. Dit betekent dat voor de duur van de sluiting niemand gebruik kan maken van het pand.
Een wijziging in de huursituatie wordt als niet ter zake doende beschouwd indien deze wordt aangebracht nadat het voornemen tot toepassen van een last onder bestuursdwang is uitgegaan. Het is op dat moment namelijk nog steeds noodzakelijk om de loop naar een dergelijk pand weg te nemen.
Bij de procedure tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Dit betekent dat voordat wordt overgegaan tot het sluiten van een woning, belanghebbenden de mogelijkheid wordt geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit, tenzij de spoedeisendheid zich hiertegen verzet.
Als begunstigingstermijn wordt een periode van 1 week aangehouden. Binnen deze periode is de betrokkene zelf in de gelegenheid om gehoor te geven aan de opgelegde last.
Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de eigenaar van een woning/lokaal de gelegenheid om zelf de woning/het lokaal te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Vervolgens wordt de woning/lokaal door de gemeente verzegeld. Verbreking van de verzegeling is strafbaar ex artikel 199 Wetboek van strafrecht. Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van bederfelijke waren, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming. De eigenaar/bewoner is verantwoordelijk voor het verwijderen van eventueel aanwezige huisdieren. Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last, zal het bevoegd gezag zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Indien er huisdieren worden aangetroffen, worden deze in beslag genomen en meegenomen naar een tijdelijke opvanglocatie (bijvoorbeeld een dierenasiel).Wanneer de spoedeisendheid zich daartegen verzet, wordt geen begunstigingstermijn geboden.
De sluiting van een woning of een lokaal wordt bekend gemaakt. Het besluit van het opleggen van bestuursdwang wordt gepubliceerd op de gemeentepagina in de Duinkoerier. Daarnaast worden omwonenden schriftelijk op de hoogte gesteld van de sluiting en wordt er een poster op de woning of het lokaal geplakt, waaruit blijkt dat de woning of het lokaal is gesloten op grond van de beleidsregels artikel 13b Opiumwet.
De kosten van de bestuursdwang worden verhaald op de overtreder. Het kostenverhaal bevat alle kosten die verbonden zijn aan de sluiting, zoals het vervangen van de sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, dierenopvang en de voorbereiding en uitvoering van de last onder bestuursdwang.
Bij toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt gekozen voor een getrapt sanctiesysteem, waarbij de termijn waarbinnen overtredingen worden geconstateerd wordt gesteld op een periode van vijf jaar. Wanneer binnen een periode van vijf jaar een nieuwe overtreding, zoals bedoeld in artikel 13b Opiumwet, wordt geconstateerd, volgt handhaving conform de opvolgende stap.
12. Overzichtsmatrix aanpak overtredingen
De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
De duur van de sluiting is afhankelijk van de overtreding en van de vraag of in de woning of het lokaal al eerder een overtreding op grond van artikel 13b Opiumwet is geconstateerd (recidive). Voor lokalen in de zin van artikel 13b Opiumwet geldt daarnaast, dat, afhankelijk van de overtreding en van de vraag of in het lokaal al eerder een overtreding op grond van artikel 13b Opiumwet is geconstateerd, de vergunning benodigd voor het exploiteren van het betreffende bedrijf, kan worden ingetrokken.
12.1 Overzichtmatrix aanpak overtredingen in woningen en/of daarbij behorende erven
Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt derhalve niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. De woning behoeft niet in een woonhuis te zijn gelegen. Tal van woningen bevinden zich in woonwagens en woonschepen. Daarnaast kan in een ander schip of in een tent, caravan, keet of barak een woning zijn ingericht. In geval van kamerverhuur wordt onderzocht of gehele sluiting tot de mogelijkheden behoort. Indien gehele sluiting niet mogelijk blijkt dan wordt slechts gesloten waar de drugs zijn aangetroffen. De verhuurder ontvangt een waarschuwing dat bij recidive het gehele pand gesloten wordt gesloten.
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en het daarbij gelieeerde woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Loon op Zand en in een controlerapport vastgelegd worden. Eventuele inschrijvingen in de Gemeentelijke Basisregistratie Personen zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning.
Een voor de bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk wordt gebruikt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder de handhavingsgremium dat voor lokalen geldt.
Drugs: constatering in een woning en/of bijhorende erven
Bij toepassing van last onder bestuursdwang maakt de gemeente Loon op Zand geen onderscheid tussen middelen, stoffen of voorwerpen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet. Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde.
Worden de hoeveelheden voor eigen gebruik (justitiele gedoogregels) overschreden, dan wordt aangenomen dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en kan artikel 13b worden toegepast.
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst I (>0,5 gram / > 2 pillen / > 5 mililiter) of lijst II (> 5 planten of > 30 gram) wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden.
Bij een tweede constatering van een overtreding van de opiumwet in een woning en/of op bijhorende erven, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, vindt een sluiting plaats van 6 maanden.
Bij een derde constatering van een overtreding van de opiumwet, binnen vijf jaar na de tweede overtreding, vindt er een sluiting plaats van 12 maanden.
Bij een vierde constatering van een overtreding van de opiumwet, binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting plaats van 24 maanden.
12.2 Overzichtmatrix aanpak overtredingen in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven
Definitie publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven
Onder deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven. Niet voor het publiek toegankelijke lokalen zijn bijvoorbeeld een hotelkamer, voorzover dit niet onder het begrip «woning» valt, een lokaal uitsluitend toegankelijk voor leden van een vereniging of een bepaald gezelschap; ook kantoor- en bedrijfsruimten kunnen onder dit begrip vallen.
Ook niet feitelijk bewoonde woningen vallen onder deze categorie.
Drugs: constatering in (al dan niet voor publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven
Bij toepassing van last onder bestuursdwang maakt de gemeente Loon op Zand geen onderscheid tussen middelen, stoffen of voorwerpen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet. Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde.
Indien in voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijhorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst I (>0,5 gram / > 2 pillen / > 5 mililiter) of lijst II (> 5 planten of > 30 gram) wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is, dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van 12 maanden.
Bij een tweede constatering van een overtreding van de opiumwet, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, vindt intrekking van de vergunning2 en een sluiting plaats van 24 maanden
Bij een derde constatering van een overtreding van de opiumwet, binnen vijf jaar na de tweede overtreding, vindt intrekking van de vergunning en een sluiting plaats van 24 maanden.
13. Verzwarende omstandigheden
Lokale feiten en omstandigheden kunnen aanleiding geven om af te wijken. De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan worden aangetoond dat er verzwarende omstandigheden zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.
Een gemeente heeft zorgplicht voor haar inwoners. Indien inwoners van de gemeente Loon op Zand te maken krijgen met een bestuurlijke maatregel dan stelt de gemeente zich als plicht om de situatie van de betreffende inwoners nauwkeurig te bezien. Uitgangspunt daarbij is dat betrokkenen hierin hun eigen verantwoordelijkheid hebben. De gemeente gaat in dat kader na in hoeverre betrokkenen een coach nodig hebben voor begeleiding in een zorgtraject dan wel jeugdzorg moet worden ingeschakeld voor de begeleiding van kinderen.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen. Er wordt altijd per geval aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld of een sluiting geboden is of dat een minder vergaande sanctie dient te worden opgelegd.