Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019 |
Citeertitel | Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2019 | 01-01-2019 | 15-01-2020 | nieuwe regeling | 08-01-2019 |
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 8 januari 2019 hebben besloten:
Vast te stellen de in bijlage 1 respectievelijk bijlage 2 bij dit besluit opgenomen:
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019, horend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 die op 19 december 2018 is vastgesteld door de gemeenteraad, waarin, naast een aantal tekstuele wijzigingen, de volgende onderwerpen zijn gewijzigd:
maatschappelijke ondersteuning
Dit Financieel besluit is op 8 januari 2019 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en treedt in werking op 1 januari 2019.
Grondslag Wmo-verordening 2015
artikel 4.2 (aanvullende criteria Pgb)
II – BEDRAGEN MAATWERKVOORZIENINGEN
Artikel 4 Grensbedrag primaat verhuizen
Indien de kosten van een woonruimteaanpassing meer bedragen dan € 10.000,00 geldt het primaat van verhuizen.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming meerkosten voor mensen met een chronische ziekte of beperking
IV – BIJDRAGE IN DE KOSTEN MAATWERKVOORZIENINGEN
Artikel 23 Bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en logeeropvang
Artikel 24 Bijdrage voor verblijf in de opvang
De hoogte van de bijdrage voor verblijf in de opvang wordt bepaald op basis van de op de leefsituatie van toepassing zijnde normbedragen, als genoemd in artikel 21 van de Participatiewet, de mogelijke verlaging van de bijstandsnorm conform artikel 27 van de Participatiewet, verminderd met de zak- en kleedgeldgrens, zoals vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie, gecorrigeerd met de zorgtoeslag (volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag).
Indien de cliënt als onderdeel van de begeleiding verkiest te voorzien in eigen voeding, vindt restitutie van voedingskosten plaats door de instelling. Het bedrag voor voedingskosten bedraagt minimaal € 140,00 per maand en maximaal € 173,00 per maand voor een persoon van 18 jaar of ouder. Indien de cliënt in een instelling verblijft waar deze standaard niet voorziet in voeding, wordt de bijdrage verminderd met voornoemd bedrag voor voedingskosten.
De bijdrage wordt per maand berekend en is verschuldigd voor de 1e van de maand voor iedere dag of gedeelte van de dag, waarop de cliënt gebruik maakt van het aanbod van de instelling. Een gedeelte van de maandelijkse periode wordt naar rato van het aantal dagen berekend op basis van het werkelijke aantal dagen in de betreffende periode.
Vervallen artikelen 6 tot en met 12 en 14 tot en met 22
In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 mei 2017 heeft de rechter in een zaak van de gemeente Emmen bepaald dat essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening dienen te worden vastgelegd. In twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 februari 2018 is bepaald dat de financiële tegemoetkoming als verstrekkingsvorm onder de Wmo 2015 mogelijk is. De bovengenoemde artikelen zijn daarom verplaatst van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning naar artikel 4.2 en artikel 4.11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.
Artikel 23 Bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en logeeropvang
Een volledig overzicht van de gemeentelijke tarieven die worden gebruikt voor de berekening van de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld door de directeur van Onderwijs, Jeugd en Zorg en daarna gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam.
Artikel 24 en 25 Bijdrage voor opvang
Voor het heffen van een bijdrage bij cliënten die verblijven in een opvangvoorziening gelden de volgende uitgangspunten:
Het college van burgemeester en wethouders past de hoogte van de eigen bijdrage aan als op basis van aanpassing van de normbedragen Participatiewet per 1 juli van het lopende kalenderjaar het normbedrag zak- en kleedgeld € 2,00 hoger is ten opzichte van het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 januari. Als het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 juli lager is dan het normbedrag per 1 januari, vindt geen aanpassing plaats.
Bij de berekening van de bijdrage wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Vakantietoeslag wordt 1 keer per jaar uitgekeerd. Deze toeslag is voor de cliënt noodzakelijk voor bijzondere uitgaven zoals schuldaflossing en om te sparen voor grotere uitgaven.
Sommige instellingen bieden cliënten de mogelijkheid in eigen voeding te voorzien (als onderdeel van de begeleiding) of de mogelijkheid dat de instelling in voeding voorziet. In de eerste situatie betaalt de instelling aan de cliënt een bedrag voor voedingskosten terug. Immers de cliënt zorgt voor zijn eigen voeding en moet hiervoor kosten maken. In de tweede situatie betaalt de cliënt de vastgesteld bijdrage en zorgt de instelling voor voeding.
Andere instellingen, bijvoorbeeld het merendeel van de instellingen voor opvang na huiselijk geweld, bieden geen keuzemogelijkheden. Deze instellingen voorzien standaard niet in voeding. Indien de cliënt in zo’n instelling verblijft wordt de vastgestelde bijdrage verminderd met een bedrag voor voedingskosten. De voedingskosten zijn afgeleid van de gemiddelde NIBUD normbedragen.
Jongeren hebben een lagere uitkering dan volwassenen. Hoewel ze een lagere bijdrage betalen dan volwassenen bestaat het risico dat ze na aftrek voedingskosten (indien van toepassing in de instelling waar zij verblijven) een negatief bedrag overhouden. Om dit te voorkomen is bepaald dat de voedingskosten voor jongeren niet hoger mogen zijn dan de vastgestelde bijdrage.
In de afspraken met de gemeente wordt per instelling en/of indien nodig per locatie bepaald of de bijdrage is gebaseerd op de volledig vastgestelde bijdrage of de vastgestelde bijdrage verminderd met voedingskosten.