Organisatie | Delfzijl |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019 gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum. |
Citeertitel | Beleidsregels Inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019 van de gemeente Delfzijl |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 30-10-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl
Gelet op het bepaalde in: Artikel 31 van de Participatiewet, artikel 4 en artikel 8 van de IOAW en artikel 4 en artikel 8 van de IOAZ,
Overwegende dat: Bovengenoemde bepalingen het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om inkomstenvrijlating te formaliseren.
Om voor een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 1 in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake zijn van het volgende:
Artikel 4. Herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating.
Het college kan het recht op een inkomstenvrijlating herzien of intrekken;
Artikel 5. Herziening, intrekking en terugvordering bijstand of uitkering.
Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels genomen heeft, herziet het college het recht op bijstand/uitkering of trekt deze overeenkomstig artikel 54 lid 3 Participatiewet of artikel 17 IOAW en IOAZ in en vordert de ten onrechte of te hoog verstrekte bijstand/uitkering terug.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl op 30 oktober 2018.
Gerard Beukema,
Burgemeester
Peter Leeuw
secretaris
In deze beleidsregels geeft het college aan hoe aan de inkomstenvrijlatingen van parttime werken uitvoering wordt gegeven. De voorwaarden die in de wettelijke bepalingen rondom inkomstenvrijlatingen zijn neergelegd, zijn van toepassing op deze beleidsregels.
De Participatiewet kent in artikel 31, tweede lid, sub n en r van de Participatiewet, artikel 8 tweede lid en vijfde lid van de IOAW en artikel 8, derde lid en negende lid van de IOAZ een vrijlatingsbepaling, waarvan toepassing is voorgeschreven. De inhoud van de vrijlating is volledig uitgewerkt. Aan de gemeente is de bevoegdheid gegeven te bepalen in welke gevallen/situaties zij van oordeel is dat de vrijlating een bijdrage levert aan arbeidsinschakeling en of uitstroom uit de bijstand.
In artikel 31, tweede lid onder z van de Participatiewet, artikel 4b en artikel 8, zevende en achtste lid van de IOAW en artikel 8, elfde en twaalfde lid van de IOAZ is geregeld dat inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15% van deze inkomsten uit arbeid met een maximum bedrag per maand, genoemd in het betreffende artikel, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, vrijgelaten wordt. Dit is opgenomen in artikel 1 eerste lid onder c. Dit deel wordt dus niet in mindering gebracht op de uitkering.
Dit is wel het geval als de inkomstenvrijlating zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid onder n of tweede lid onder r reeds wordt toegepast. Dit is geregeld in artikel 1, derde lid van deze beleidsregels. De drie inkomstenvrijlatingen kunnen dus niet tegelijk worden toegepast.
Achterliggende gedachte bij de inkomstenvrijlating in het kader van medische urenbeperking is het gegeven dat mensen met een medische urenbeperking niet in staat zijn om voltijds te werken, waardoor het inkomen lager kan liggen dan de uitkering. Omdat het zou betekenen dat mensen met een medische urenbeperking die naar vermogen werken voor onbeperkte duur structureel een inkomen hebben onder de bijstandsnorm en daardoor geen profijt hebben van hun inspanningen, is extra inkomstenvrijlating geïntroduceerd.
Er is in de wet geen begrenzing opgenomen aan de duur van de inkomstenvrijlating. Onder het begrip "medische urenbeperking" wordt verstaan: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling voor een geringer aantal uren belastbaar zijn dan de normale arbeidsduur.
De regeling gaat in per 1 januari 2019.
Cliënten die bij inwerkingtreding van deze beleidsregel inkomsten uit arbeid heeft en deze inkomsten korter dan zes maanden ontvangt, hebben recht op vrijlating voor de resterende maanden. Deze cliënten moeten wel voldoen aan alle overige voorwaarden zoals genoemd in deze beleidsregel,
De ingangsdatum is de eerste van de maand waarin de inkomsten worden gekort op de uitkering.
Artikel 2. Vaststelling recht.
Het doel van het vrijlaten van een deel van de in komsten uit arbeid is het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Iemand die gaat werken heeft dan een hoger totaalinkomen dan een bijstandsgerechtigde die niet werkt. Het stimuleert mensen minder om te gaan werken als ze hetzelfde bedrag per maand krijgen dan iemand die niet werkt en enkel een bijstandsuitkering ontvangt. Toepassing van de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder a en b kan in die gevallen waarbij belanghebbende bezig is met een traject gericht op uitstroom uit de bijstand.
Artikel 3. Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating
De vrijlating wordt toegekend eenmaal per uitkeringsperiode omdat er daarbij niet van uitgegaan kan worden dat de omstandigheden globaal genomen hetzelfde zijn en het middel ter stimulering opnieuw op zijn plaats is. In deze situatie is de belanghebbende volledig uitgestroomd, maar door omstandigheden teruggekeerd in de bijstand. Er bestaat dan een situatie waarin opnieuw behoefte bestaat aan stimulering van de uitstroom. Aangezien ook na een betrekkelijk korte periode van onderbreking een nieuw recht op uitkering kan bestaan, zou toch een ongewenste snelle opeenvolging van vrijlatingsperioden kunnen ontstaan. Daarom is in het tweede lid gedefinieerd welke situaties aangemerkt kunnen worden als dezelfde bijstandsperiode.
Artikel 4. Herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating
In geval belanghebbende niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht en inkomsten heeft verzwegen bestaat geen recht op inkomstenvrijlating. Belanghebbende heeft inkomsten verzwegen, veelal met het doel een hoger totaalinkomen te verwerven dan wettelijk mogelijk is. Belanghebbende is hiermee gericht op het vergroten van het inkomen en niet op vergroting van de kans op arbeidsinschakeling en daarmee uitstroom uit de bijstand. Daarmee kan worden aangenomen dat het toepassen van de inkomstenvrijlating niet bijdraagt aan arbeidsinschakeling van belanghebbende. Het toepassen van de inkomstenvrijlating is in die gevallen dan ook niet aan de orde.