Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kompas, Gemeentelijk collectief voor werk, inkomen & zorg

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas houdende regels omtrent verlagingen Beleidsregels verlagingen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKompas, Gemeentelijk collectief voor werk, inkomen & zorg
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas houdende regels omtrent verlagingen Beleidsregels verlagingen 2015
CiteertitelBeleidsregels verlagingen 2015
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

04-12-2014

bgr-2019-74

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas houdende regels omtrent verlagingen Beleidsregels verlagingen 2015

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing om de regeling op overheid.nl te kunnen plaatsen. De oorspronkelijke bekendmaking heeft op papier plaatsgevonden.]

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet

    • b.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband van de gemeenten Simpelveld, Nuth en Voerendaal.

    • c.

      woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 van die wet.

    • d.

      norm: de normen genoemd in de artikelen 20 en 21 van de wet.

Artikel 2 Doelgroep

Deze beleidsregel is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 3 Verlagen algemene bijstand ontbreken woonkosten

Als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 27 van de wet en de kostendelersnorm niet van toepassing is wordt de norm verlaagd met 20 procent.

Artikel 4 Verlagen algemene bijstand schoolverlaters

Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 28 van de wet wordt de norm gedurende zes maanden verlaagd met 25 procent.

Artikel 5 Anticumulatiebepaling

De toepassing van deze beleidsregel geschiedt zodanig dat de toepasselijke norm ten minste de norm als bedoeld in artikel 23 Participatiewet bedraagt.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels verlagingen 2015”.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het Dagelijks Bestuur van Kompas,

gehouden d.d.

De voorzitter,

De secretaris,

Algemene toelichting

 

Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Door de introductie van de kostendelersnorm verandert de systematiek van de bijstandsverstrekking. Niet meer de gezins- en woonsituatie en het al dan niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan bepalen de hoogte van de bijstand, maar het totaal aantal personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en meetelt voor de kostendelersnorm (jongeren tot 21 jaar, commerciële relaties en studerenden zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm).

 

Door de introductie van de kostendelersnorm zijn toeslagen niet meer mogelijk. Een alleenstaande of alleenstaande ouder die de woning alleen bewoont (of uitsluitend met mensen die niet meetellen voor de kostendelersnorm) krijgt 70% van de gehuwdennorm. En bij de kostendelersnorm wordt al rekening gehouden met het kunnen delen van de woonkosten. Dat betekent dat:

  • de verhoging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders die de woonkosten niet kunnen delen verdwijnt;

  • de verlaging voor gehuwden die de woonkosten kunnen delen verdwijnt;

  • de verlaging van de (kostendelers)norm in verband met het ontbreken van woonlasten niet meer in een verordening wordt vastgelegd. De gemeente kan dit wel in beleidsregels opnemen (dat doen we in deze beleidsregel);

  • de verlaging voor schoolverlaters niet meer in een verordening wordt vastgelegd. De gemeente kan dit wel in beleidsregels opnemen;

  • de verlaging voor 21- en 22-jarigen verdwijnt.

 

Op grond van artikel 29 WWB verstrekken wij een lagere uitkering aan 21- en 22-jarigen. Dat artikel vervalt in de Participatiewet. Er is geen mogelijkheid meer om aan 21- en 22-jarigen een lagere uitkering te verstrekken, omdat de juridische basis ontbreekt. In de parlementaire geschiedenis Participatiewet is dit onderdeel onbelicht gebleven. Dat betekent dat deze groep de normale norm krijgt onder de Participatiewet. De norm voor 21- en 22- jarigen verlagen, dus afwijkend van de wettelijke systematiek, is niet mogelijk, tenzij in individuele gevallen toepassing wordt gegeven aan artikel 18 lid 1 Participatiewet. Die bepaling kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden toegepast.

 

In deze beleidsregel is niets opgenomen over inkomsten uit (onder)verhuur en kostgangerschap.

Indien geen sprake is van een commerciële relatie, dan telt betreffende persoon mee bij berekening van de kostendelersnorm. Als er sprake is van een commerciële relatie dan telt deze persoon niet mee bij berekening kostendelersnorm (artikel 22a lid 4 onderdeel b Participatiewet).

 

Hoe gaan we dan om met inkomsten uit verhuur ?

De inkomsten uit verhuur dienen op grond van artikel 33 lid 4 Participatiewet volledig in mindering te worden gebracht op de bijstandsuitkering van belanghebbende. Dit om de volgende redenen:

  • uit de Memorie van toelichting bij artikel 22a lid 5 Participatiewet volgt: (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 3 p. 59)

"In de eerste plaats wordt de (onder)verhuurder, (onder)huurder, kostgever of kostganger die met belanghebbende de woning deelt, niet meegerekend (onderdeel a). In dat geval is sprake van een zogenoemde zakelijke relatie. Hoewel een geringe mate van kostendelen niet uit te sluiten valt, zou het niet redelijk zijn er van uit te gaan dat zij kosten delen in dezelfde mate als woningdelers die niet een dergelijke onderlinge zakelijke relatie met elkaar hebben. Als deze uitzondering van toepassing is, geldt ten aanzien van de inkomsten uit verhuur, onderverhuur of kostgeverschap het bepaalde in artikel 33, vierde lid."

  • artikel 33 lid 4 Participatiewet:

"Indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, worden de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking genomen indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a, eerste tot en met derde lid."

 

De inkomsten uit verhuur worden dus volledig gekort, waardoor er dus geen ruimte is om hier een percentage van in mindering te brengen. Dit is onder de WWB niet anders. Indien er momenteel bij de vaststelling van de toeslag geen rekening is gehouden met de inkomsten uit verhuur, worden de inkomsten uit verhuur ook volledig in aanmerking genomen. Door het verval van de toeslagenverordening per 1 januari 2015, heeft het college geen ruimte meer om door verlaging van de toeslag rekening te houden met de inkomsten uit verhuur. De inkomsten zullen dan ook volledig in aanmerking moeten worden genomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begrippen

Behoeft geen nadere toelichting

 

Artikel 2 Doelgroep

In de WWB gold voor pensioengerechtigden een aparte norm, waarop toeslagen en verlagingen niet van toepassing waren. Omdat ook de Participatiewet voor deze categorie een aparte norm kent wordt dit doorgetrokken.

 

Artikel 3 Verlagen algemene bijstand ontbreken woonkosten

Op grond van artikel 27 Participatiewet kan het dagelijks bestuur de norm lager vaststellen indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen.

 

Als de kostendelersnorm van toepassing is, kan het dagelijks bestuur geen verlaging opleggen wegens lagere of ontbrekende woonkosten. Alleen de norm van artikel 20 of 21 Participatiewet kan door middel van toepassing van artikel 27 Participatiewet worden verlaagd. Naar de letter van de wet is het dan ook niet mogelijk om artikel 27 Participatiewet toe te passen op artikel 22a Participatiewet.

 

Artikel 4Verlagen algemene bijstand schoolverlaters

De wet biedt de mogelijkheid om de uitkering voor schoolverlaters lager vast te stellen. Het dagelijks bestuur kan voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

 

Artikel 5Anticumulatiebepaling

De verlagingen in deze beleidsregel zien op verschillende omstandigheden en worden als redelijk beschouwd. Zonder een anticumulatiebepaling zou dat echter kunnen betekenen dat het dagelijks bestuur de bijstandsnorm (vanwege de samenloop van verlagingen) dermate laag moet vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer is van een toereikende uitkering. In voorkomende gevallen zou het dagelijks bestuur de bijstand op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 WWB hoger moeten vaststellen. Er is voor gekozen in de beleidsregel een absoluut minimumbedrag vast te leggen waarop het dagelijks bestuur de norm tenminste moet vaststellen.

Het individualiseringsbeginsel kan echter met zich meebrengen dat bij samenloop ook bij een resterende bijstandsnorm die boven de in dit artikel genoemde percentages ligt, toch aanleiding bestaat om tot verhoging daarvan over te gaan, gelet op alle omstandigheden van de belanghebbende.

 

Artikel 6Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen toelichting.