Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
- a.
- b.
ASV: Algemene subsidieverordening Oost Gelre;
- c.
KOT: kinderopvangtoeslag;
- d.
aanvrager: de aanbieder van gecertificeerde voorschoolse voorziening;
- e.
doelgroep: peuters in de leeftijd van 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar;
- f.
gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor peuteropvang die zowel aan de geldende wettelijke eisen, als aan de overige in Oost Gelre van toepassing zijnde kwaliteitseisen voldoet. De voorziening is in het LRK geregistreerd als kinderdagverblijf;
- g.
Inkomensafhankelijke bijdrage: voor de eerste 6 uur per week betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van het bruto jaarinkomen. Hiervoor volgt de aanvrager de ouderbijdragetabel van de kinderopvang die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld. De aanvullende uren voor peuters met een VVE-indicatie komen volledig voor rekening van de gemeente Oost Gelre;
- h.
LRK: landelijk register kinderopvang;
- i.
ouder: persoon met ouderlijk gezag;
- j.
peuter: een kind in de leeftijd van 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar dat een peuteropvangplaats heeft op een gecertificeerde voorschoolse voorziening;
- k.
peuteropvang: een kindplaats met een omvang van maximaal 6 uur per week verdeeld over 2 dagdelen op een gecertificeerde voorschoolse voorziening, waar het kind een programma voor voor- en vroegschoolse educatie aangeboden krijgt. Peuters die een VVE-indicatie hebben, ontvangen gratis een aanvullend aanbod van 4 tot 6 uur extra per week verdeeld over 1 of 2 dagdelen;
- l.
subsidie: een bedrag dat via de aanvrager beschikbaar wordt gesteld aan ouders, waarbij eventuele vergoedingen via de belastingdienst verrekend worden. Indien geen fiscale compensatie mogelijk is, wordt een ouderbijdrage via de aanbieder verrekend;
- m.
VVE-indicatie: een door JGZ (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat een peuter aan de voorwaarden voldoet om voor een aanvullend aanbod in aanmerking te komen;
Artikel 2. Doel
De doelstelling van deze subsidieregeling is om door middel van subsidieverstrekking te zorgen voor een kwalitatief goed aanbod van peuteropvang. Dit voor de stimulering van de ontwikkeling van peuters en als voorbereiding op de basisschool. Voor peuters met een VVE-indicatie geldt de aanvullende doelstelling dat deze via een aanvullend aanbod met een zo klein mogelijke achterstand aan het basisonderwijs beginnen.
Artikel 3. Subsidieplafond
De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld door het college. Voor 2019 is dit subsidieplafond € 406.764,-. Indien er voor meer peuter opvangplekken subsidie wordt aangevraagd dan volgens het budget beschikbaar is, wordt de subsidie naar rato van het marktaandeel op 1 mei van het betreffende jaar van de aanvragers verdeeld.
Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag
Artikel 8. Subsidieaanvrager
- 1.
De subsidie wordt aangevraagd door de aanvrager.
- 2.
De aanvrager bepaalt, aan de hand van de door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens, welke ouders in aanmerking komen voor subsidie.
- 3.
De aanvrager voldoet, bovenop de eisen uit de Wko, aan het door de gemeente Oost Gelre vastgestelde kwaliteitskader (zie bijlage 1). Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze subsidieregeling.
Artikel 9. Aanvraag en aanvraagtermijn
- 1.
Met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 van de ASV vraagt de aanvrager jaarlijks subsidie aan door het indienen van een vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
De aanvraag voor een subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
- 3.
De aanvraag bevat in ieder geval informatie over de onderverdeling: KOT, niet-KOT, VVE-indicatie ja/nee en een opgave van het aantal bezette dagdelen en uren per peuter.
Artikel 10. Subsidieduur
- 1.
De subsidie wordt betaald aan de aanbieder van de gecertificeerde voorschoolse voorziening voor maximaal 40 schoolweken.
- 2.
De subsidie gaat in op de eerste of de vijftiende van de maand waarin de peuter een peuteropvangplaats bezet.
- 3.
De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook de peuteropvang verlaat.
Artikel 11. Verantwoording en vaststelling subsidie
- 1.
De aanvrager dient uiterlijk vóór 1 mei de verantwoording over het voorafgaande jaar in. Voor de verantwoording dient gebruik te worden gemaakt van het door het college vastgestelde formulier.
- 2.
In de verantwoording dient te worden ingegaan op:
- •
De daadwerkelijke besteding van het toegekende budget en de gerealiseerde verplichtingen.
- •
Toelichting op significante afwijkingen ten opzichte van de begroting bij het aanvraagformulier.
- 3.
De gemeente toetst aan de hand van de verantwoording of de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen uit deze regeling. Het college beslist binnen drie maanden na ontvangst van de verantwoording over de vaststelling van de subsidie.
- 4.
De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar de verschillende categorieën.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 12. Verplichtingen
- 1.
De aanvrager brengt de subsidie in mindering op het door de ouders van de peuters te betalen uurtarief voor het gebruik van een peuteropvangplaats.
- 2.
De aanvrager rapporteert tussentijds (halfjaarrapportage) aan de gemeente cumulatief per geplaatste peuter de volgende gegevens:
- a.
- b.
- c.
- d.
Einddatum, indien relevant
- e.
- f.
Aanvullend aanbod ja/nee incl. aantal uren
- g.
In deze tussentijdse rapportage wordt de voortgang van de activiteiten aangegeven, een prognose voor de (doorlopende) activiteiten gemaakt en een inzicht in de besteding van de subsidie gegeven.