Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ede houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ede houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019
CiteertitelBeleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-201929-09-2020nieuwe regeling

15-01-2019

gmb-2019-10733

106578

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ede houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019

 

Het college van burgemeester en wethouder;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 106578;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de: Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019

 

De beleidsregels in dit document zijn een uitwerking van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 en de Verordening Jeugdhulp 2019 ten behoeve van de toegang tot maatwerkvoorzieningen.

 

 

Hoofdstuk 1 Procedure, onderzoek, aanvraag en besluit

 

De onderstaande procedure is van toepassing op de gemeentelijke toegang tot zorg zoals beschreven in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2019 (artikel 2, 3, 4, 5 en 8) en de Verordening Jeugd 2019 (artikel 3, 4, 5, 6, 7 en 8).

 

Voor jeugdhulp kan men ook gebruik maken van een niet gemeentelijke toegang, namelijk de huisarts, medisch specialist of jeugdarts of via een gecertificeerde instelling. De onderstaande procedure geldt niet voor deze routes.

 

De belangrijkste voorwaarde om voor ondersteuning vanuit de gemeente Ede in aanmerking te komen is dat de cliënt zijn hoofdverblijf in Ede heeft en ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Bij jeugdigen van 0 tot 18 jaar wordt door middel van het woonplaatsbeginsel (Jeugdwet, artikel 1.1) bepaald welke gemeente verantwoordelijk is.

 

Artikel 1 Melding

Wanneer een cliënt behoefte heeft aan ondersteuning kan hij of zij dit melden bij de gemeente, het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) of bij de Sociaal Teams. Een melding in de zin van artikel 2 van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 of artikel 4 van de Verordening Jeugdhulp 2019 kan worden gedaan op de volgende wijzen:

  • Mondeling via de balie van het gemeentehuis, het CJG of bij een Sociaal Team;

  • Digitaal- per e-mail of een daarvoor beschikbaar gestelde website of webformulier;

  • Telefonisch via het algemene telefoonnummer van de gemeente Ede, het nummer van het CJG of die van het Sociaal Team;

  • Schriftelijk

De melding kan worden afgehandeld met informatie, advies of een eigen oplossing van de cliënt. Als er geen oplossing voor handen is, start de procedure van onderzoek waarin via met voeren van een maatwerkgesprek een plan van aanpak wordt opgesteld.

 

Vóór het (maatwerk)gesprek hebben de cliënt, jeugdige of zijn ouder(s) de mogelijkheid om zélf een plan te overhandigen waarin wordt gemotiveerd welke ondersteuning volgens de cliënt nodig is.

Artikel 2 Onderzoek

Het startpunt voor het onderzoek is zowel bij jeugd als Wmo het maatwerkgesprek. Daarbij is aandacht voor:

  • de behoeften, cliëntskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

  • de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp te voorzien in zijn behoefte;

  • de mogelijkheid om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn situatie;

  • de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) van de cliënt;

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen;

  • de mogelijk heden van maatwerkvoorzieningen;

  • het te bereiken gewenste resultaat;

  • de rechten en plichten van de cliënt, de vervolgprocedure en de verwerking van zijn cliëntsgegevens;

  • welke eigen bijdrage voor de cliënt van toepassing is.

De resultaten van het (maatwerk)gesprek worden vastgelegd in een plan van aanpak of verslag. De cliënt heeft de mogelijkheid om in het plan van aanpak of het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke plan van aanpak, maar worden aan het oorspronkelijke plan van aanpak of verslag toegevoegd.

 

Een passing van een voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), een haalbaarheidstraining, een offerte door een woningaanpassingsbedrijf of een medisch onderzoek kunnen ook onderdeel uitmaken van het onderzoek.

 

Bij een medisch onderzoek wordt vastgesteld of er sprake is van beperkingen waardoor de cliënt niet kan deelnemen aan het leven van alle dag. Hierbij speelt de medisch adviseur (arts in dienst van een door de gemeente gecontracteerd bureau voor sociaal medisch advies) een belangrijke rol om te bepalen of voorzieningen medisch noodzakelijk zijn of dat deze juist anti-revaliderend werken. De medisch adviseur kan tevens uitsluitsel geven over de vraag of er sprake is van een langdurige noodzaak. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan. Voor thuisondersteuning kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal per situatie verschillen. Als de verwachting is dat cliënt na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan. Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak

 

Artikel 3 Aanvraag

Een aanvraag in de zin van artikel 8 van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 en artikel 8 van de Verordening Jeugdhulp 2019 kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven paragraaf 2.2). Het plan van aanpak of het verslag van het gesprek wordt als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van het toekennen van de maatwerkvoorziening of de individuele voorziening.

 

De aanvraag wordt afgehandeld op de plek waar het onderzoek is afgehandeld (het Wmo-team of de Sociaal Teams).

 

Indien er geen plan van aanpak of verslag is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen, dan kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het aanvraagformulier voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door cliënt (of gemachtigde) bij de gemeente of een daartoe gemandateerde partij is ingeleverd.

 

Artikel 4 Besluit

De cliënt ontvangt het besluit in de vorm van een schriftelijke beschikking op grond van de Wmo 2015 of Jeugdwet uiterlijk binnen 2 weken na de aanvraag. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal de cliënt op grond van de Awb, schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met 8 weken.

 

Hoofdstuk 3 Voorliggend afwegingskader

 

Als een cliënt een verzoek doet voor ondersteuning op grond van de Wmo of Jeugdwet, zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per cliënt verschillen. Daarbij worden altijd de volgende elementen betrokken.

 

Artikel 5 Eigen mogelijkheden

Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door het inzetten van eigen oplossingen en het eigen sociale netwerk kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden.

 

Artikel 6 Aanspraak maken op andere voorzieningen

Een aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo of Jeugdwet, wordt afgestemd met zorg, hulp en andere diensten uit de volgende wetten uit het sociale domein.

Voorliggend op de Wmo is een voorziening /dienst op grond van een andere wettelijke regelgeving zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV).

  • Zorg: Als zorg of een andere dienst uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) een passende oplossing biedt voor de ondersteuningsbehoefte, kan de cliënt worden verwezen naar de Zvw. Als de mogelijkheden vanuit de Zvw ontoereikend zijn, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

  • Onderwijs: Begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturing meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

  • Kinderopvang: Kinderopvang is voor kinderen met een beperking voorliggend; het leren omgaan met leidsters met een kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in situaties wanneer een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

  • Arbeidsvoorzieningen: Op grond van de Ziektewet, en de Participatiewet zijn er mogelijkheden voor arbeidstrajecten en aangepast werk. Als de mogelijkheden vanuit deze wetten ontoereikend zijn, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

  • Langdurige zorg: ondersteuning op grond van de Wmo of Jeugdwet geweigerd worden als de cliënt aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wlz of als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat betrokkene hierop aanspraak maakt en weigert dit te laten onderzoeken.

De Wmo is vanaf 18 jaar voorliggend op de Jeugdwet. Jeugdhulp kan alleen doorlopen tot maximaal 23 jaar, als sprake is van één van de volgende 3 situaties:

 

  • 1.

    De jeugdige ontving al jeugdhulp voor zijn 18e jaar en voortzetting van deze hulp is noodzakelijk;

  • 2.

    Voordat de jeugdige 18 jaar werd is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is;

  • 3.

    Na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd, wordt binnen een termijn van een half jaar vastgesteld dat hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

Artikel 7 Algemeen gebruikelijke voorziening

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of men nu wel of geen beperking heeft. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Wanneer een algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar is kan er geen maatwerkvoorziening worden ingezet.

 

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

 

  • Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking;

  • Het is verkrijgbaar in de reguliere handel;

  • Het kan voor een cliënt zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.

     

Hulpmiddelen die ondersteuning bieden bij de algemeen dagelijks levensverrichtingen 1 ( ADL ) zijn voorbeelden van algemeen gebruikelijk voorzieningen. Bij hulpmiddelen kan men denken aan: opstap-,zit- douchekrukjes, beugels, relaxstoelen, rollators, fiets met trapondersteuning en dergelijk die voor een ieder verkrijgbaar is en niet alleen bedoeld voor mensen met een beperking, maar worden bijvoorbeeld gebruikt omdat deze hulpmiddelen de lichaamsbouw compenseert, leeftijd gerelateerd zijn en het gemak ondersteunen. Deze hulpmiddelen zijn gewoon bij de reguliere winkels te koop en zijn betaalbaar voor de meeste mensen.

 

Artikel 8 Algemene voorzieningen

Algemene voorziening worden door de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten die zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, cliëntskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk zijn en die zijn gericht op maatschappelijke ondersteuning. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele cliënt (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten.

 

Er zijn wettelijk drie algemeen voorzieningen voorgeschreven:

 

  • Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling ( AMHK)

  • Luisterend oord (anoniem 7x 24 uurs hulp op afstand)

  • Onafhankelijk cliënt ondersteuning

 

Binnen de gemeente Ede zijn daarnaast verschillende andere algemene voorzieningen beschikbaar:

  • Ondersteuning door het Sociaal Team.

  • Thuisondersteuning (ondersteuning bij de voorkomende huishoudelijke werkzaamheden).

  • Huiskamers (laagdrempelige ontmoetingsplekken verspreid over de gemeente).

     

Artikel 9 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijk hulp is hulp die verwacht wordt van echtgenoot, partner, ouders, kinderen en huisgenoten in een leefeenheid en als ‘normaal’ wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en niet structureel méér is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben (zie bijlage 1).

 

Onder een leefeenheid vallen alle bewoners van één adres die samen een duurzaam huishouden voeren.

 

Indien er sprake is van kamerverhuur, wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid gerekend, tenzij er sprake is van het voeren van een gezamenlijk huishouden. Een soortgelijke positie wordt ingenomen door mensen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen. Denk hierbij aan woongemeenschappen van kloosterlingen, ouderen of gehandicapten. Ook hier is dus geen sprake van een leefeenheid.

 

Ondersteuning door huisgenoten in een leefeenheid wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

 

  • In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

  • In langdurige situaties:

    • -

      bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de cliënte levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of andere vrije tijdsbesteding;

    • -

      hulp bij het overnemen van alle taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonmaken van het huis etc.;

    • -

      het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met cliënt;

    • -

      ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

       

Afwegingskader

De cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorzieningen als de tot de leefeenheid behorende personen geen gebruikelijke hulp kunnen bieden. Ter beoordeling van de gebruikelijke hulp wordt rekening houden met:

 

  • De aard en de omvang van de ondersteuning behoefte

  • De aard en de relatie van de personen binnen de leefeenheid

  • De mate waarin gebruikelijk hulp algemeen aanvaardbaar is ten opzichte van de sociale relatie.

  • De leeftijd en de ontwikkeling fase van de inwonende kinderen

  • De leerbaarheid van de cliënt en de draagkracht van de personen van wie gebruikelijke hulp wordt gevraagd.

Artikel 10 Mantelzorg

Mantelzorg is zorgverlening die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden uit de directe omgeving van de cliënt, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Het college heeft oog voor het feit dat mantelzorg geen keuze is, maar direct voortvloeit uit de relatie die iemand heeft met de zorgvrager. En dat het een zware taak kan zijn naast, werk, opleiding of de zorg voor eigen gezin. Met de zorgvrager en de mantelzorgers moet worden gezocht naar een juiste balans. De behoefte aan ondersteuning van de cliënt en de draagkracht van de mantelzorger kunnen van tijd tot tijd verschillen. Daarom is ook dreigende overbelasting van de mantelzorger een belangrijk onderwerp in het onderzoek. Het ondersteunen van mantelzorgers is altijd een punt van aandacht. (zie bijlage 3)

 

Artikel 11 Goedkoopst passende maatwerkvoorziening

De maatwerkvoorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening. Er kunnen meerdere geschikte oplossingen zijn, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van cliënt. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

 

Bij het bepalen van de goedkoopst passende voorziening, wordt ook rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik moet een groter beroep worden gedaan op eigen mogelijkheden of inzet van voorliggende of algemene voorzieningen. 

 

Hoofdstuk 3 Weging maatwerkvoorzieningen

Artikel 12 Thuisondersteuning

 

1.Thuisondersteuning als algemene voorziening:

Thuisondersteuning is praktische hulp in de thuissituatie met betrekking tot het dagelijks leven. Het omvat in Ede drie onderdelen:

  • a.

    huishoudelijk werkzaamheden;

  • b.

    het signaleren van ontwikkelingen bij de cliënt op het gebied van zelfredzaamheid en participatie en het opvolgen van deze signalen;

  • c.

    het uitvoeren van preventieve interventies, zoals het verwijzen van cliënten naar praktische thuisondersteuning en ontmoeting.

 

Het gaat hierbij om huishoudelijk werk, begeleiding, gezelschap en verlichting van de mantelzorgers. Thuisondersteuning is gericht op preventie, het hervinden van welzijn en welbevinden en het langer thuis kunnen wonen. Thuis ondersteuning bestaat uit een basispakket aan huishoudelijke taken met daarnaast de mogelijkheid tot een aanvulling passend bij de behoefte van cliënt. De cliënten betalen een vast tarief (uur prijs)voor deze algemene voorziening thuisondersteuning. De cliënt kan maximaal 3 uur thuisondersteuning per week afnemen.

 

Afwegingskader:

Een cliënt komt voor een algemene voorziening in aanmerking als:

  • -

    hij een (tijdelijk) lichamelijk beperking heeft waardoor hij of zij de huishoudelijke werkzaamheden niet zelf kan uitvoeren;

  • -

    hij heeft geen andere huisgenoten die de werkzaamheden kunnen uitvoeren; hij alleen gebruik maakt van thuisondersteuning en geen andere WMO voorzieningen heeft;

  • -

    hij de algemene voorziening kan betalen.

 

Uitzonderingen:

  • -

    Is de cliënt ouder dan 80 jaar, met alleen lichamelijke beperkingen en hij/zij maakt liever gebruik van een de thuisondersteuning maatwerk, dan is dat mogelijk.

  • -

    Maakt de cliënt gebruik van meerdere voorzieningen dan komt hij/zij in aanmerking voor maatwerkvoorzieningen

  • -

    Als het inkomen van de cliënt lager is dan 130% van het minimum, bieden we toegang tot de maatwerkvoorziening, omdat we deze groep cliënten financieel kwetsbaar achten.

     

Er is een compensatie mogelijk als de cliënt deze kosten niet kan betalen (artikel 25 lid 3 Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019.

 

2.Thuiszorgondersteuning maatwerk:

Voor thuisondersteuning maatwerk geldt de zelfde definitie als beschreven bij thuisondersteuning als algemene voorziening.

 

Afwegingskader:

Een cliënt komt voor maatwerk in aanmerking als:

  • -

    hij is niet in staat is regie te voeren;

  • -

    hij gebruik maakt van meerdere voorzieningen;

  • -

    hij een inkomen heeft lager dan 130% van het minimum;

  • -

    hij 3 uur of meer thuisondersteuning nodig heeft.

     

Tijdens een maatwerkgesprek wordt de ondersteuningsvraag van de cliënt vastgesteld en de omvang van het aantal in te zetten uren bepaald. Uitgangspunt hierbij zijn de criteria als genoemd in artikel 7 van de verordening maatschappelijk ondersteuning.

 

De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op thuisondersteuning. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.

 

De basisuren thuisondersteuning richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Met de basisuren krijgt de cliënt de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De cliënt kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De cliënt stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt met de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald is gebaseerd op het objectieve onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (augustus 2016).

 

In bijlage 2 zijn de basisuren voor thuisondersteuning per woonruimte in een schema weergegeven.

 

Wanneer als gevolg van (medische) beperkingen cliënten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.

 

Met een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of de cliënt aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of met de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis een voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn in het algemeen geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.

 

3. Thuisondersteuning voor mantelzorgers:

 

Hierbij ligt de nadruk op het ontlasten van mantelzorgers, waarbij de mantelzorgers tijdelijk gebruik kunnen maken van 2 uur thuisondersteuning. Met de regeling thuisondersteuning mantelzorg kunnen zwaarbelaste mantelzorgers die door de intensiviteit van hun mantelzorgtaken behoefte hebben aan ondersteuning in hun eigen huishouden voor maximaal een jaar (met maximaal een halfjaar verlenging) in aanmerking komen voor thuisondersteuning mantelzorg. Deze hulp is bedoeld voor het eigen huishouden van de mantelzorger. Hieraan zijn geen kosten verbonden voor mantelzorgers. De vraag voor mantelzorg ondersteuning kan worden ingediend bij Malkander.

 

Artikel 13 Begeleiding en dagbesteding

Algemene uitgangspunten Wmo

 

Begeleiding

Bij begeleiding gaat het om activiteiten waarmee de zelfredzaamheid en participatie van cliënt wordt bevorderd, zodat deze zolang mogelijk in zijn eigen omgeving kan blijven. Het gaat om ondersteuning, waardoor de cliënt in staat gesteld wordt het dagelijkse leven zelfstandig te kunnen leven. Dit kan op individuele basis worden ingezet of in groepsverband.

 

Bij zelfredzaamheid gaat het om:

  • -

    het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen 2 ,

  • -

    het voeren van een gestructureerd huishouden .

 

Bij participatie gaat het om:

  • -

    het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate andereen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen.

  • -

    het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate kan deelnemen aan regulier betaalt werk, aangepast werk, opleiding of vrijwilligers werk.

 

Doel van de begeleiding

Begeleiding kan worden ingezet zodat cliënt zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren in het dagelijks leven. Dit bestaat uit

  • het bieden van structuur in de dag, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen;

  • het bieden van sociale contacten en bezigheden;

  • het bieden van een geleidelijke overgang van een beschermde woonomgeving naar een zelfstandig leven;

  • het ontlasten van mantelzorgers;

  • het ondersteunen van mogelijkheden van de cliënt waarbij de cliënt wordt gestimuleerd om deel te nemen aan de maatschappij gerelateerde en arbeidsmatige activiteiten.

 

Vormen van begeleiding

 

1. Individuele begeleiding

Individuele begeleiding kan worden ingezet zodat de cliënt in eigen woonomgeving kan blijven functioneren. Dit wordt ondersteunt met activiteiten zoals,

  • -

    Toezicht of aansturing op het gebied van praktische vaardigheden

  • -

    Ondersteunen bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie

  • -

    Oefenen van in de behandeling aangeleerde vaardigheden

  • -

    Aansturen of sturen op gedrag.

  • -

    Ondersteunen bij het organiseren van het dagelijkse leven ( huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken)

 

 

Afbakening met Behandeling

 

Bij begeleiding gaat het om begeleiding bij het praktisch uitvoeren van concrete handelingen en gedrag.

Als het gaat om oefenen, inslijten van vaardigheden/handelingen en voor het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, kan dit ook onder begeleiding vallen. Deze vaardigheden zijn in een (para)medisch voortraject als onderdeel van behandeling al aangeleerd.

 

Bij behandeling gaat het om activiteiten gericht op het verbeteren (tegengaan van verslechtering) van de aandoening, stoornis of beperking. Het gaat om gerichte professionele interventies, waarvoor expertise op het niveau van de specifieke medicus, paramedicus, vak therapeut of gedragswetenschapper nodig is. Dit is geen voorziening vanuit de Wmo.

 

 

2. Dagbesteding

Dagbesteding kan worden ingezet zodat cliënt zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren in het dagelijks leven.

  • -

    De dagbesteding ondersteunt bij het ontwikkelen en onderhouden van sociale contacten, ondersteuning in zelfredzaamheid, bieden van structuur, behoud van vaardigheden, toezicht, ontlasting van mantelzorgers, bieden van een zinvolle dag invulling.

 

Voor de cliënt met een psychiatrische aandoening, verstandelijke of zintuiglijke beperking of NAH kan daaraan nog toegevoegd worden:

  • -

    het aanleren van nieuwe vaardigheden

 

We stimuleren een sterke sturing op ontwikkeling en waar mogelijk uitstroom: dagbesteding is niet altijd het einddoel voor mensen.

 

3. Begeleid wonen voor 18+ tot 23 jarigen

Begeleid wonen voor jongeren vanaf 18 wordt ingezet nadat de jongere uitstroomt uit een beschermde woonvorm vanuit de jeugdzorg maar nog onvoldoende basis heeft om zelfstandig te wonen en zijn leven op verantwoorde wijze vorm te geven. De jong volwassen huurt zelfstandig woonruimte in een accommodatie van een instelling, niet zijnde een beschermde woonvorm of maatschappelijk opvang. Er is geen ondersteuningsbehoefte waarvoor 24 uur per dag begeleiding aanwezig hoeft te zijn

 

 

Afbakening met Welzijn

Sommige welzijnsactiviteiten bevatten elementen die in dagbesteding voorkomen. Er zijn echter – naast uiteraard de indicatiestelling – enkele onderscheidende factoren: Dagbesteding is bedoeld voor mensen die door hun beperkingen (cognitieve, ernstig fysieke of gedragsproblematiek) juist geen gebruik kunnen maken van voorliggende voorzieningen zoals welzijnsactiviteiten;

  • Bij dagbesteding is er een op de cliënt gericht begeleidingsplan waarin duidelijk wordt hoe de activiteiten bij zullen dragen aan het te bereiken doel;

  • De welzijnsactiviteiten die onderdeel uitmaken van de dagbesteding zijn geen doel op zich maar een middel om het doel te bereiken;

  • De welzijnsactiviteiten die onderdeel uitmaken van de dagbesteding maken deel uit van een breder scala aan activiteiten voor de cliënt en zijn niet op zichzelf staand.

     

Onder dagbesteding wordt niet verstaan

  • Een reguliere dag structurering zoals die in de woon-/verblijfsituatie wordt geboden

  • Welzijnsactiviteiten

  • Inloop

  • Preventie en voorlichting (individueel en in groepsverband) op kantoor

 

 

 

Intensiviteit van begeleiding individueel en dagbesteding

 

In de Wmo onderscheiden we de mate van ondersteuning behoefte naar begeleiding in regulier en specialistisch. Dit wordt mede bepaald door wat er binnen eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen opgelost kan worden en waarvoor nog maatwerkvoorzieningen nodig zijn. De volgende terreinen spelen een rol bij het meten van de mate en omvang:

  • Zelfredzaamheid; in staat zijn tot bewegen, verplaatsen, communicatie, het nemen van besluiten, oplossen van problemen, dagelijkse routine kunnen organiseren, geld beheren, administratie, aangaan en onderhouden van sociale contacten.

    • Er is sprake van reguliere begeleiding als het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, de cliënt heeft hulp nodig bij dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur. De cliënt heeft een ondersteuningsbehoefte als hij niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich niet voldoende begrijpelijk kan maken.

    • Er is sprake van specialistische begeleiding als er complexe taken overgenomen moeten worden, het uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de cliënt niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie. Als er verwaarlozing dreigt en zonder deskundig begeleiding opname moet plaatsvinden.

  • Gedragsproblemen; in staat zijn gedrag te reguleren (door het aangeleerde zelf toe te passen, door externe stimulans of door externe beïnvloeding.

    • Er is sprake van reguliere begeleiding als cliënt niet in staat is zelfstandig coping methodieken toe te passen. Client moet gestimuleerd worden om gedrag aan te passen, te vermijden of te oefenen. Soms moeten taken gedeeltelijk overgenomen worden door een deskundige omdat de situaties anders verslechterd.

    • Er is sprake van specialistische begeleiding als er nog geen sprake is van coping methodieken om gedrag te reguleren. De cliënt moet worden beïnvloed om zijn gedrag bij te sturen om te komen tot veranderd gedrag. Soms moeten taken tijdelijk worden overgenomen totdat een crisis is afgewend.

  • Psychisch functioneren; in staat zijn om te gaan met concentratieproblemen, problemen met geheugen en denken, perceptie van de omgeving.

    • Er is sprake van reguliere begeleiding als aansturing en soms gedeeltelijke overname van taken door een deskundige vereist is, omdat de situatie anders verslechtert.

    • Er is sprake van specialistische begeleiding als er overname van taken is vereist en er met regelmaat sturing nodig is om de veiligheid van cliënt en/of omgeving te kunnen waarborgen.

  • Oriëntatie stoornissen; in staat zijn zich te oriënteren in tijd, plaats en personen.

    • Er is sprake van reguliere begeleiding als cliënt problemen ondervindt met het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. De situatie zal verslechteren zonder deskundige begeleiding.

    • Er is sprake van specialistische begeleiding als er sprake is van ernstige problemen in het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. overname van taken is vereisten er met regelmaat sturing nodig is om de veiligheid van cliënt en/of omgeving te kunnen waarborgen.

 

 

Omvang van begeleiding

 

1. Individuele begeleiding

Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal één uur tot maximaal acht uur per week. Meer uren per week zijn, indien nodig, duidelijk gemotiveerd mogelijk. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is een optelsom van de duur van de betreffende activiteiten;

  • Welke begeleiding activiteiten zijn er nodig

  • Hoeveel tijd is daar mee gemoeid per keer?

  • Hoe vaak vinden die plaats per dag/week

  • Zijn ze planbaar?

  • Niet planbaar; kan de cliënt een hulpverlener inroepen?

  • Is er (ook) (vaak) toezicht nodig?

  • Check begeleidingsplan, rapportage, evaluatie

  • Wat gaat er mis bij een lage(re) omvang?

     

2. Dagbesteding

Dagbesteding wordt vastgesteld in dagdelen, één dagdeel staat gelijk aan drieënhalf aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen dat wordt toegekend is afhankelijk van:

  • Hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is er nodig?

  • Wat kan het netwerk opvangen?

  • Van welke voorliggende voorzieningen kan cliënt gebruik maken?

  • Wat de kan de cliënt fysiek of mentaal aan?

  • Met welk doel wil de cliënt naar de dagbesteding?

  • Is er een dagbesteding voor de cliënt beschikbaar? Denk daarbij aan specifiek agbestedingsgroepen. Hierbij rekening houdend met de effectiviteit.

 

3. Woonbegeleiding 18+ tot 23 jarigen

Woonbegeleiding wordt aangeboden per etmaal en kan maximaal tot de 23e verjaardag worden beschikt. De jongere kan maximaal 3 jaar gebruik maken van deze vorm van woon begeleiding.

De begeleiding is onderdeel van dit product en hoeft niet apart in een product begeleiding te worden aangevuld.

 

Afwegingskader

Of de cliënt is aangewezen op begeleiding individueel, dagbesteding, maatschappelijke deelname of begeleid wonen 18+ wordt bepaald door de afweging wat het meest doelmatig is om het gewenste resultaat te bereiken.

 

Dagbesteding is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd. Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dag structuur is het aanbieden van dagbesteding het beste om de doelen te behalen. Wanneer er een noodzaak is voor het bijvoorbeeld één of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur dan is begeleiding individueel mogelijk de beste oplossing om te komen tot het behalen van gestelde doelen.

Woonbegeleiding 18- 23 jaar wordt ingezet voor jongeren die na hun 18e uitstromen vanuit een beschermd wonen setting naar een zelfstandige wooneenheid. De jongeren stroomt door vanuit de jeugdzorg naar de WMO en ondervindt daarbij hinder van lage inkomsten en het beperkte woning aanbod om zo door te ontwikkelen naar een zelfstandig leven. Om gebruik te kunnen maken van woon begeleiding wordt meegewogen of er:

  • een kans van slagen is op de reguliere woningmarkt.

  • een mogelijkheid is om zelf te huren op de reguliere woningmarkt.

  • Een jongere professionele ondersteuning, in de vorm van begeleiding, nodig heeft.

 

Vervoer van en naar dagbesteding.

Vervoer kan alleen worden toegekend in relatie tot dagbesteding. Vervoer wordt alleen toegekend als er geen andere mogelijkheden zijn om de dagbesteding te komen, bijvoorbeeld met openbaar vervoer. Om onbedoeld gebruik tegen te gaan mogen cliënten geen gebruik maken van de Valleihopper voor vervoer van en naar de dagbesteding voor zover het een maatwerkvoorziening is. De Valleihopper is bedoeld voor sociaal vervoer (en niet voor woon-werkverkeer, vervoer naar dagbesteding, vervoer naar vrijwilligerswerk, of vervoer in het kader van scholing of opleiding)

 

Artikel 14 Respijtzorg

Bij kortdurende verblijf is het uitgangspunt dat de mantelzorger/ouder wordt ontlast van dagelijkse ondersteuning. Het betreft hier vaak logeeropvang tijdens de weekenden of opvang tijdens vakantie perioden.

 

Omvang respijtzorg

De omvang van respijtzorg varieert van 1 etmaal per week tot maximaal 3 etmalen per week.

 

Afwegingskader

De cliënt heeft een aandoening waardoor constante ondersteuning noodzakelijk en in nabijheid aanwezig moet zijn. Men kan geen beroep (meer) doen op voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijk voorzieningen, algemene voorzieningen, gebruikelijk hulp en hulp vanuit de sociaal netwerk

Hierdoor is het noodzaak dat de mantelzorger wordt ontlast in zijn taken.

Er is sprake van (dreigende) overbelasting van de mantelzorger(s).

 

Artikel 15 Arrangementen

Een ondersteunings arrangement wordt gekenmerkt door een geïntegreerde of samenhangende dienstverlening van aanbieders rondom cliënt en mantelzorgers. Daarbij is er sprake van een samenwerking tussen minimaal twee aanbieders/ partners. Een arrangement draagt bij aan een ontwikkeling en substitutie van zwaardere naar lichtere vormen van ondersteuning, begeleiding, dagbesteding en (werkplek) coaching. De partners maken onderling afspraken over de taakverdeling, sturing en verantwoording. Daarbij is er sprake van- of afstemming met de nuldelijn.

 

Vormen van arrangementen

 

1. Wmo arrangementen GGZ

Deze ondersteuningsarrangementen zijn een samenhangend geheel van ambulante ondersteuning en begeleiding ten behoeve van zelfredzaamheid, zelfstandig wonen en maatschappelijk participatie, met behoud van eigen regie. Het Wmo-arrangement GGZ wordt gegeven in de huiselijke omgeving van de cliënt in nauwe samenwerking met de ambulante behandelaar, huisarts, nulde lijn, sociaal netwerk en relevante anderen. Er zijn twee Wmo-arrangementen GGZ (licht, zwaar).

De cliënt ontvangt de toegang en beschikking voor het Wmo-arrangement GGZ van de regiogemeente binnen de Valleiregio waar deze woonachtig en ingeschreven is. Tot de Valleiregio behoren de gemeenten: Barneveld, Ede, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel en Wageningen.

 

Gezien het regionale karakter van het arrangement is deze maatwerkvoorziening verder uitgewerkt in de beleidsregel voor Wmo arrangementen GGZ.

 

2. B-aanzet

B-aanzet is een arrangement van bouwstenen die een cliënt voorziet in een werkplek, coaching en als het nodig is vervoer. Het is een integrale benadering van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk. De focus is gericht op het vergroten van zelfstandigheid en de maatschappelijke deelname van de cliënt.

De cliënt is nog niet toe om betaalde arbeid te kunnen verrichten maar bezit wel over groeipotentie. B-aanzet wordt ingezet voor cliënten als ontwikkel traject met een toekomstperspectief naar trede 3,4 of 5 van de participatie ladder (zie bijlage 3).

 

Intensiteit van B-aanzet

De combinatie van interventies die in samenhang worden geboden geven de intensiteit aan. De activiteiten die daar onderdeel vanuit maken zijn:

  • Het onderzoeken, ontdekken en ontwikkelen van motivatie en (nieuwe) talenten, gericht op deelname aan de arbeidsmarkt.

  • Het oefenen met of ondersteunen van reeds aangeleerde of nieuwe aan te leren vaardigheden en competenties, het ontwikkelen van een algemene arbeidsattitude, noodzakelijk om arbeidsmatige verrichtingen uit te kunnen voeren.

  • Het oefenen of ondersteunen met het reizen van en naar de locatie.

  • Coachen van gedrag en motivatie van de cliënt.

  • Stimuleren bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie.

  • Afstemming met andere domeinen (onderwijs, WLZ, participatie, etc.)

     

De activiteiten geven aan welke bouwstenen voor de cliënt ingezet worden.

Bouwstenen:

 

1. Werkplek

  • Vrijwilligerswerk

  • Georganiseerd werk

  • Dagbesteding

  • Specialistische begeleiding

2. Coaching

  • Job coaching

  • Modules

  • Trainingen

  • Specialistische begeleiding

3. Kosten vervoer

 

De optelsom van de bouwstenen geven aan welke type B-aanzet het meest passend is bij de cliënten.

 

Omvang B-aanzet

De arrangementen verschillen van elkaar op grond van intensiteit en benodigde ondersteuning behoefte om de doelen te realiseren. B-aanzet bestaat uit 4 typen:

 

Type

Waakvlam

Licht

Midden

Zwaar

Aantal bouwstenen per week.

2

4

6

8

 

Duur

B-aanzet wordt voor de duur van 1 jaar toegekend.

 

Afwegingskader

B-aanzet wordt ingezet als leer- werk traject waarbij de focus ligt op instroom naar regulier of aangepast werk, het ontwikkelen van talenten, vaardigheden en loonwaarde. Voor het toekennen van B-aanzet wordt gebruik gemaakt van de participatie ladder en is een toekomstperspectief naar trede 3,4 of 5, en de vraag van cliënt leidend. De zwaarte van het arrangement hangt af van het aantal bouwstenen dat nodig is.

 

Artikel 16 Beschermd wonen

Bij beschermd wonen , gaat het om het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding. Het is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie het psychisch en sociaal functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijk overlast of het afwenden van gevaar voor cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale probleem die niet in staat zijn om op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

Beschermd wonen is een landelijke toegankelijke voorziening, dat betekent dat cliënten in principe van uit geheel Nederland gebruik kunnen maken van de voorziening. Het document landelijk toegankelijkheid wordt gebruikt als uitgangspunt voor de toegang tot beschermd wonen in centrum gemeente Ede en regio gemeenten.

 

Intensiviteit van beschermd wonen

Bij beschermd wonen, meten we de mate van ondersteuning af aan de herstel fase waarin de cliënt zich bevindt en wat binnen het eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen opgelost kan worden. De herstelfasen worden omschreven als:

  • Fase 1 “overvallen worden door de aandoening”. De cliënt is ontredderd en verward.

  • Fase 2 “worstelen met de aandoening”. De cliënt ontwikkeld manieren om actief om te gaan met de symptomen.

  • Fase 3 “leven met de aandoening”. De cliënt leert zijn sterke kanten en beperkingen kennen.

  • Fase 4 “leven voorbij de aandoening”. De cliënt voelt zich weer meer verbonden met anderen en de maatschappij.

 

Omvang beschermd wonen

Beschermd wonen wordt aangeboden per etmaal. De basis voor beschermd wonen, vindt zijn oorsprong in de fasen van het herstelproces, waarbij aandacht is voor herstel van de gezondheid, herstel in het functioneren, cliënt herstel en maatschappelijk herstel. We onderscheiden hiervoor de volgende type beschermd wonen:

 

  • Beschermd wonen middel

  • Beschermd wonen zwaar

  • Beschermd wonen intensief

 

Aan de hand van de fase waarin de cliënt zich bevindt wordt gekeken welk type en mate van ondersteuning het beste bij de cliënt past. In bijlage 4 zijn cliëntprofielen opgenomen, passende bij de herstelfasen.

 

Duur

Voor alle typen wordt een beschikking afgegeven met een duur van 2, 3 of 5 jaar. Deze geldigheidsduur betreft een uitgangspunt en hier kan van worden afgeweken.

 

Afwegingskader

De cliënt is gemotiveerd om te werken aan een verder herstel, maar heeft hiervoor een steunende, stimulerende en lerende woonomgeving nodig waar hij 24 uur kan verblijven. Belangrijke factoren voor succes zijn het betrekken van familie en vrienden, het bieden van toekomstperspectief, het verbreden van de maatschappelijke participatie en ondersteunen bij het versterken van de autonome rol zodat de cliënt weer zelf keuzes maakt en beslissing neemt.

 

Artikel 17 Rolstoelvoorzieningen

Het doel van het verstrekken van een rolstoelvoorziening is dat de cliënt met de rolstoel in staat wordt gesteld zich binnen en buiten de woning (al dan niet) zelfstandig te kunnen verplaatsen.

 

Het hoeft niet zo te zijn dat de cliënt de gehele dag is aangewezen op zittend verplaatsen. Als de cliënt bijvoorbeeld wel een bepaalde afstand te voet kan afleggen, maar daarna is aangewezen op zittend verplaatsen, dan kan een rolstoelvoorziening aangewezen zijn. Het moet dan wel duidelijk zijn dat andere loophulpmiddelen (zoals een loopwagen of trippelstoel) geen oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Die loophulpmiddelen kunnen op grond van artikel 2.12 Regeling zorgverzekering worden verstrekt

De in te kopen rolstoelvoorziening moet een CE-markering hebben. De voorziening voldoet aan een pakket van eisen dat door de gemeente is opgesteld of bevestigd. Verder is van belang dat de cliënt met de voorziening kan omgaan en deze kan besturen.

 

Zo nodig ondergaat de cliënt een keuring van Emcart. De voorziening moet geschikt zijn voor het resultaat (afgestemd op de behoefte van cliënt). Bijvoorbeeld een elektrische rolstoel moet de gewenste afstanden kunnen bereiken.

 

Afwegingskader:

De inwoner is langdurig en dagelijks aangewezen op zittend verplaatsen. Bij het opstellen van het pakket van eisen wordt binnen de mogelijkheden van goedkoopst passende oplossing rekening gehouden met de behoefte van de inwoner en eventueel betrokken mantelzorgers.

Is er sprake van een tijdelijke lichamelijk beperkingen dan kan men gebruik maken van de uitleen voorzieningen. Rolstoelen die voor de duur van maximaal 6 maanden nodig zijn, worden verstrekt op grond van de Zorgverzekeringswet (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering).

 

Artikel 18 Vervoersvoorzieningen

De Wmo heeft tot doel om cliënt te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol.

De aan te passen vervoersvoorziening moet minimaal 5 - 7 jaar meegaan. Een autoaanpassing moet minimaal 7 jaar meegaan. Dit betekent dat de betreffende aanpassing van voldoende kwaliteit is. Vervolgens moet een aan te passen auto nog zeker 7 jaar meegaan tenzij de aanpassing kan worden overgezet naar een volgende auto. Dit is ter beoordeling van het bedrijf dat de aanpassing verzorgt.

Een collectieve voorziening

Collectieve voorzieningen zijn voorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. De Valleihopper voert deze opdracht uit in de regio. Bij beperkingen op het gebied van vervoer ligt het primaat bij de Valleihopper. Dat wil zeggen dat wanneer men geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer, men in aanmerking komt voor een cliëntenpasje van de Valleihopper (kortingspas). Alleen wanneer is aangetoond dat de Valleihopper niet geschikt is voor cliënt, zal een maatwerkvoorziening worden verstrekt.

 

Het gebruik van de Valleihopper wordt gemaximaliseerd tot 2500 kilometer per jaar. Uitbreiding van het aantal kilometers is mogelijk als er sprake is van zwaarwegende omstandigheden waardoor 2.500 km in het specifieke geval onvoldoende blijken te zijn. Cliënt dient aannemelijk te maken dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden

 

Afwegingskader:

Wanneer een cliënt problemen ervaart op het gebied van vervoer zal worden onderzocht of en welke beperkingen cliënt heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: heeft cliënt een auto of een brommer), hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: kan cliënt meerijden met de buurvouw naar de kaartclub of kan met een familielid uit Groningen naar cliënt toekomen in plaats van daar naar toe te reizen), gebruik kan maken van een algemene voorziening of dat een individuele voorziening noodzakelijk is.

 

Artikel 19 Sportvoorzieningen

Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een cliënt zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een tegemoetkoming voor de meerkosten van de sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. Eens per drie jaar wordt er een tegemoetkoming in de meerkosten verstrekt voor het aanschaffen van een sportvoorziening. (Met een maximum van € 2600 artikel 36 lid 3 Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2019.

 

Afwegingskader

Het verstrekken van een sportvoorziening is gericht op het behalen van resultaat gericht op maatschappelijke participatie. Het kan daarbij gaan om sporten in verenigingsverband maar ook om sporten in georganiseerd en gestructureerd verband zoals een trainingsgroep. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de meerkosten..

 

Artikel 20 Woonvoorzieningen

Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) zijn er tegenwoordig veel voorzieningen die dit mogelijk maken. In deze paragraaf volgt een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen die bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening en in de jurisprudentie over dit onderwerp een rol spelen.

Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

  • Losse woonvoorzieningen ;voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel) ;

  • Bouwkundige woonvoorziening; nagelvaste voorzieningen ( bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of een ophoging van de tegels bij de voordeur);

  • Verhuiskostenvergoeding

     

1. Roerende woonvoorzieningen

Een woonvoorziening die wordt ingekocht moet minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk (indien van toepassing). De voorziening moet binnen 15 maanden na toekenningsdatum zijn aangeschaft.

 

2. Onroerende woonvoorzieningen

Met de voorziening die de cliënt wil inzetten moet het resultaat om zelfstandig te kunnen blijven wonen en participeren gehaald worden. Hiervoor kan een programma van eisen worden opgesteld door de gemeente, waaraan de ondersteuning moet voldoen. Als iemand met een PGB een onroerende woonvoorziening realiseert moet deze voldoen aan het Bouwbesluit. Verder moet deze voldoen aan bouwtechnische en bouwkundige eisen, welke beoordeeld dienen te worden door de bouwkundige van de gemeente Ede. Daarnaast gelden alle wettelijke eisen en verordeningen en de NEN-normen (zie www.nen.nl). Kwaliteit van onroerende woonvoorzieningen houdt ook in dat gebruik wordt gemaakt van materialen die duurzaam zijn en zoveel mogelijk onderhoudsvrij, en die zijn aan te merken als goedkoopst passend voorziening. Dit is ter beoordeling van de bouwkundige van de gemeente Ede.

 

Traplift

Voor een traplift gelden eisen waaraan de ingekochte traplift moet voldoen (deze zijn o.a. terug te vinden via handicare-trapliften.nl) . De trapliften van Handicare zijn gekeurd conform de standaard NEN-EN 81-40:2008 van het Nederlands Liftinstituut.

 

3. Woningaanpassingen

Bouwkundige woningaanpassingen, zoals een verbouwing of aanbouw.

Bij verbouwing of aanbouw gelden de volgende elementen die voor vergoeding in aanmerking komen (zowel bij verstrekking in natura, als bij verstrekking in de vorm van een pgb):

  • a.

    Het door de gemeente vastgestelde bedrag (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening door de bewoner(s) zelf wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • b.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw (RWU 1991).

  • c.

    Een door de gemeente vastgesteld bedrag als architectenhonorarium voor zover het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing wordt ingeschakeld.

  • d.

    De leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening.

  • e.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • f.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • g.

    De kosten in verband met noodzakelijk en technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • h.

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

 

Afwegingskader

Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijk woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelingen te nemen behorend bij de levensfase. Voor het bepalen van de aard en de omvang van de te verstrekken woonvoorzieningen wordt gekeken of verhuizen naar een aangepaste woning en/of het aanpassen van de huidige woning het goedkoopst passend is. Bij een woning aanpassing gaat het om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Of de cliënt in aanmerking komt voor roerende of onroerende of financiële voorziening hangt af van de beperkingen, belemmeringen van de cliënt en van de bouwkundige situatie van de huidige woning.

 

Artikel 21 Specialistische zorg voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van enkelvoudige ernstige dyslexie, indien:

  • a.

    de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt;

  • b.

    er voldaan is aan de afspraken opgenomen in het Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling.

     

Hoofdstuk 4 Eigen bijdragen

Artikel 22 Eigen bijdragen algemene voorziening

Voor een algemene voorziening zoals de ondersteuning door het Sociaal Team geldt geen eigen bijdrage.

 

De algemene voorziening thuisondersteuning is het uitgangspunt dat een deel van de kosten wordt doorberekend aan de gebruiker van de voorziening.

 

Voor inkomens groepen tussen de 150% tot 180% van de bijstandsnorm (artikel 25 Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019) bestaat een tegemoetkoming in de kosten voor het reguliere van de algemene voorziening thuisondersteuning. De cliënt kan een verzoek voor korting indienen bij de gemeente.

 

Artikel 23 Eigen bijdragen maatwerkvoorziening

Bij een toekenning van één of meer maatwerkvoorzieningen betaalt de cliënt een abonnement tarief. De regels die hiervoor gelden staan in het Uitvoeringsbesluit Wmo en de Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 26 2019 gemeente Ede.

Het abonnement tarief geldt niet voor de maatwerkvoorziening Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang (Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 27 en artikel 28).

 

Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij de toekenning van rolstoelen en voor hulpmiddelen voor jongeren onder de 18 jaar. Ook voor jeugdhulp is geen eigen (ouder) bijdrage van toepassing.

 

Het vaststellen en inning van de eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening wordt door het Centraal Administratie kantoor ( CAK) uitgevoerd.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2018 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019.

     

Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 januari 2019, zaaknummer 106578.

Het college voornoemd,

drs. P.C.M. van Elteren

de secretaris,

mr. L.J. Verhulst

de burgemeester,

Bijlage 1  

Gebruikelijke hulp

 

Hoofstuk 1 Algemeen

Alle begrippen die in deze bijlage worden gebruikt en niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet Maatschappelijk Ondersteuning 2015, de jeugdwet, de verordening maatschappelijk ondersteuning, De verordening jeugdhulp en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Gebruikelijke hulp Wmo

 

2.1 Algemene uitgangspunten gebruikelijke hulp

Voor de gemeente Ede staat voorop dat wordt bezien of en in hoeverre iemand zelf dan wel met gebruikelijk hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Wat onder gebruikelijke hulp valt, word bepaald door wat op dat moment naar algemene aanvaardbare opvattingen redelijkheid mag worden verwacht. In onze samenleving wordt het normaal geacht dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig een mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zorg en opvoeden van kinderen, uitvoeren van dagelijkse activiteiten, aangaan van sociale contacten binnen de familie, vrienden en kennissensfeer. Gebruikelijke hulp volgt rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de hulpvrager en dat van het huishouden met zich meebrengt.

 

2.2 Ondersteuning wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

  • 1.

    In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

  • 2.

    In langdurige situaties:

    • a)

      bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.);

    • b)

      hulp bij overnemen van alle taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, et cetera;

    • c)

      het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met klant;

    • d)

      ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

 

2.3 Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijk hulp

In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat de huisgenoot geen gebruikelijk hulp biedt of kan bieden:

  • De huisgenoot is overbelast of dreigt te worden overbelast;

  • De huisgenoot heeft beperkingen en mist de kennis/vaardigheden om gebruikelijke hulp uit te voeren en kan deze vaardigheid niet aanleren;

  • De cliënt heeft een korte levensverwachting;

  • De huisgenoot is regelmatig niet aanwezig, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter;

  • Er is naar oordeel van het college sprake van bijzondere omstandigheden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een stapeling van zorgtaken.

     

Ook kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte in de zelfredzaamheid met zich meebrengen dat niet volledig van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Het college neemt daarbij de uitstelbare en niet-uitstelbare hulp en/of planbare en niet-planbare hulp in aanmerking maar ook de mogelijkheid van redelijkerwijs te vergen oplossingen die een eventuele aanspraak op maatschappelijke ondersteuning (deels) kunnen voorkomen. De omvang van de ondersteuning kan (deels) ook onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en/of klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, op familiebezoek gaan, et cetera. Dergelijke hulp kan volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer als gebruikelijk worden aangemerkt. Het college kan voor de boven-gebruikelijke hulp een maatwerkvoorziening verlenen.

2.4 Echtgenoten/partners

Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer verwacht wordt in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijke hulp is volgens de maatstaven in de persoonlijke sfeer: onderhoudsplicht. Zo wordt normaal geacht dat de een partner de andere aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij de sociale redzaamheid.

 

2.5 Huisgenoten ten opzichte van elkaar

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Gelet op de aard van de relatie kan het zijn dat het volgens algemene maatstaven zijn de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat de ene huisgenoot de ander aanspoort tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijk aansporing tot bijvoorbeeld zelfzorg bepalend zijn.

 

2.6 Ouders en kinderen

De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de “zorg” bij kortdurende ziekte. Bij uitval van een van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijk hulp voor de kinderen over. Gebruikelijk hulp voor de kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijk ouder of derde persoon die past bij de leeftijd van en ontwikkeling van het kind. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

 

2.7 Kinderen en ouders

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid van de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van kinderen aan ouders. Voor kinderen ten opzichte van hun ouders kan dat voro begeleiding anders liggen. Het hoeft niet in alle gevallen zo te zijn dat het volgens algemeen maatstaven in de persoonlijke sfeer gebruikelijke is dat kinderen hun ouders begeleiding bieden. Daarbij kan de mate van beperking en de noodzakelijk aansporing tot bijvoorbeeld zelfzorg leiden zijn.

Bij gezinnen is het uitgangspunt dat van kinderen vanaf 18 jaar verwacht mag worden dat zij een deel van de huishoudelijke taken overnemen. Het gaat daarbij om taken in de omvang vergelijkbaar met die bij het voeren van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, de administratie bijhouden.

Bij het beoordelen van de mate waarin gebruikelijke hulpdoor kinderen mogelijk is wordt ervoor gezorgd dat kinderen niet overbelast worden, doordat zij te veel verantwoordelijkheid op zich nemen. In die zin zal een kind in een gezin met een ouder met belemmeringen in het voeren van het huishouden niet meer belast mogen worden dan een kind met gezonde ouders.

 

2.8 Dreigende overbelasting

Als de huisgenoot die taken moet overnemen of moet aansturen hierdoor overbelast dreigt te raken, kan besloten worden ook voor (onderdelen van) gebruikelijke ondersteuning voorziening toe te kennen. Dit moet door de cliënt aannemelijk worden gemaakt en het college zal dan nader onderzoek instellen. De betreffende huisgenoot is overigens wel verplicht zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Bij het onderzoek naar het risico van dreigende overbelasting van de huisgenoot kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • de hoeveelheid tijd die de ondersteuning kost en de frequentie;

  • de mate van intensiteit die de ondersteuning vraagt

  • de informatie die de huisgenoot zelf levert;

  • de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de huisgenoot;

  • aanwezigheid van eventuele symptomen van overbelasting;

  • hoeveel tijd de huisgenoot heeft (baan, eigen gezin, mantelzorgtaken);

  • heeft de huisgenoot een uitlaatklep (hobby, vrienden, respijtzorg);

  • prognose van zorgbehoevendheid;

  • aanwezigheid van knelpunten;

  • persoon van de zorgbehoevende (hoe veeleisend, hoeveel druk legt deze persoon op de huisgenoot).

Het oordeel van hulpverleners, zoals de huisarts, kan bij het onderzoek worden betrokken.

 

 

Hoofdstuk 3 Gebruikelijke hulp naar product

 

Het is wenselijk om een objectief afwegingskader vast te stellen wat betreft de afbakening en inzet van gebruikelijke hulp om te voorkomen dat in voorkomende gevallen sprake is van toeval of willekeur. Het college neemt daarbij een aantal uitgangspunten over zoals die golden in de AWBZ. In de beleidsregel wordt dan ook onderscheid gemaakt tussen gebruikelijk hulp bij huishoudelijke werkzaamheden, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen[1] en vervoer.

 

 

3.1 Huishoudelijke ondersteuning

Van partners en volwassen huisgenoten wordt verwacht dat zij de taken van degene met beperkingen volledig kunnen overnemen, tenzij er sprake is van beperkingen in de zin van de Wmo bij die persoon zelf of als er sprake is van een bijzondere situatie. Onder volwassen huisgenoten worden ook inwonende kinderen vanaf 23 jaar verstaan. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.

Van kinderen onder de 18 kan geen volwaardige bijdrage aan het huishouden worden verwacht. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind wordt bekeken of er eventueel een bijdrage kan worden geleverd, of dat er juist extra ondersteuning nodig is. De bijdrage die normaal gesproken mag worden verwacht is:

 

  • bij kinderen van 13 jaar tot 18 jaar: naar eigen mogelijkheden werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in de wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • bij kinderen van 5 jaar tot en met 12 jaar: naar eigen mogelijkheden inzet bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, een boodschap doen, kleding in wasmand doen;

  • bij kinderen van 0 tot en met 5 jaar wordt geen bijdrage verwacht

Speciale aandacht hierbij is vereist ten aanzien van de invloed die het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden kan hebben op de schoolprestaties van de kinderen en jongeren. Het mag nooit zo zijn dat het verlenen van gebruikelijke ondersteuning door tot de leefeenheid behorende kinderen en jongeren die school- en studieprestatie negatief beïnvloeden.

 

3.2 Begeleiding

Begeleiding is gericht op het handhaven van de zelfredzaamheid. Wat betekent dat de hulpvrager ondersteund wordt bij dagelijkse activiteiten en het structuren van de dag. Van de partner en inwonende volwassen medebewoners waarmee een sociale verband is mag verwacht worden dat persoonlijke aandacht, begeleiding en het aangaan en onderhouden van sociaal verkeer van de hulpvrager in het normale dagelijkse leven gebruikelijke hulp is.

Daarnaast heeft begeleiding tot doel dat de hulpvrager kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals werk, school, culturele activiteiten etc. Het begeleiden bij deze activiteiten is geen gebruikelijk hulp.

3.3 Beschermd wonen

Beschermd wonen is er op gericht de cliënt voor te bereiden op zelfstandig wonen. In beginsel vindt dit plaats in een accommodatie van een instelling. Als bij hoge uitzondering een toekenning voor beschermd wonen in de thuissituatie (pgb) wordt toegekend is het van belang om duidelijke kaders te stellen tussen, professionele zorg, gebruikelijk hulp en mantelzorg. Het bieden van een veilige beschermde woonomgeving is bij voorbaat een voorziening die vanuit de sociale relatie in het kader van gebruikelijke hulp met elkaar wordt aangegaan. Vervolgens is de begeleiding gericht op het zich handhaven in de samenleving en op de verbetering van de zelfredzaamheid. De hulpvrager wordt ondersteund bij dagelijks activiteiten en wordt aangestuurd op gedrag. Van de partner en inwonende volwassen medebewoners waarmee een sociale band is mag worden verwacht dat taken behorende bij het voeren van het huishouden, persoonlijke aandacht, en aansturing op het aangaan en onderhouden van sociale contacten in het dagelijks leven tot de gebruikelijk zorg hoort.

 

3.4. Vervoer

Er is sprake van gebruikelijke hulp bij het ondersteunen bij verplaatsingen binnen de leefomgeving bij:

  • Verplaatsingen met een incidenteel karakter die gepland kunnen worden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van vrienden, familie, huisarts;

  • Structurele verplaatsingen, waarbij rekening gehouden wordt met de intensiteit van de verplaatsingen en de dag invulling van de huisgenoot.

Hoofdstuk 4 Gebruikelijke hulp Jeugd

 

Onder gebruikelijke hulp wordt de hulp of de zorg verstaan die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind.

 

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van één ouder. Dat betekent dat het college, in het geval de ouders gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Het is gebruikelijk dat ouders hun kind dagelijkse hulp bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind (zie 4.3 Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie). Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Hier past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de zorg die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.

 

Het kan zijn dat de gebruikelijke hulp (substantieel) wordt overschreden. In voorkomende gevallen wordt gesproken van bovengebruikelijke hulp. Bij de beoordeling of er sprake is van bovengebruikelijke hulp wordt er altijd een vergelijking gemaakt met kinderen zonder opgroei- en/of psychische problemen met een ‘normaal’ ontwikkelingsprofiel. Het is echter niet zo dat het college in beleidsregels kan vaststellen hoeveel hulp precies gebruikelijk is te bieden. Het college moet daarvoor de omstandigheden van het individuele geval beoordelen.

 

4.2 Dreigende overbelasting van ouders(s)

Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de ouder(s) moet dat aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. In dat geval rust er op het college de plicht daar een onderzoek naar in te stellen. De ouder(s) is dan verplicht, desgevraagd, zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Weigert de ouder(s) dit, dan kan het recht op een individuele voorziening niet worden vastgesteld, tenzij het college het recht op een andere manier kan vaststellen.

 

Indien er sprake is van overbelasting bij de ouder(s), kan deze in principe zichzelf niet inzetten voor extra zorg.

 

4.3 Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig

  • Ouderlijke toezicht is zeer nabij nodig

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen

     

Kinderen van 3 tot 5 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kunnen zonder toezicht van een volwassen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan de was ophangen in ander kamer)

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen staan en lopen

  • Ontvangen zindelijkheidtraining van ouders/verzorgers.

  • Hebben gedeeltelijk hulp en volledige stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bede komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen.

  • Hebben nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

     

Kinderen van 5 tot 12 jaar oud met een normaal ontwikkeling profiel

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week.

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassen. Dit toezicht kan op enige afstand ( bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is)

  • Kinderen tot 8 hebben overdag nog voortdurende begeleiding nodig

  • Kinderen tot 8 hebben over5dag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp of overname van zelf zorg nodig.

  • Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hen psychomotorische ontwikkeling

  • Zijn overdag zindelijk, en nachts merendeels ook, ontvangen zo nodig zindelijkheidtraining van de ouders/verzorgers.

  • Hebben begeleiding van een volwassen nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijd besteding gaan.

     

Kinderen van 12 tot 18 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig

  • Hebben tot 18 jaar een regulier dagbesteding op school/opleiding

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling( bijv. huiswerk of zelfstandig wonen) 

 

Bijlage 2  

 

Thuisondersteuning maatwerk

De basis voor het aantal uren thuisondersteuning maatwerk is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).

In onderstaand tabel wordt het benodigde aantal uren per jaar weer gegeven.

 

Bijlage 3  

 

Participatie ladder

 

Bijlage 4  

 

Cliënt profielen beschermd wonen

 

Cliëntprofiel beschermd Wonen middel

 

Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Leven met de aandoening’’ naar ‘’Leven voorbij de aandoening’’ en is gericht op herstel en participatie in de groep en maatschappij.

 

Geestelijke gezondheid:

Psychische- en of psychiatrische problematiek

al dan niet in combinatie met LVG

 

Enkelvoudige of meervoudige psychiatrische problematiek of psychosociale problematiek, mogelijk in combinatie met somatische aandoening en/of VG. De psychiatrische problematiek varieert van passief tot actief. De psychiatrische symptomen zijn bij tijd en wijle lastig onder controle te krijgen; tijdelijk intensivering van zorg is gewenst (geldt ook voor behandeling). Het is veelal passief van aard, de symptomatologie is naar de achtergrond verschoven en de defecten staan op de voorgrond. Er is meestal geen sprake van (langdurige) crisis gerelateerde interventies. De behandelaar is op de achtergrond betrokken. Cliënt is in staat om te leren een hulpvraag voor een korte of langere termijn uit te stellen. Er is sprake van (enig) ziektebesef en ziekte-inzicht.

 

Gedragsproblematiek:

 

Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, maar deze is hanteerbaar in de context van de beschermde woonvorm. Het betreft veelal reactief gedrag met betrekking tot de interactie.

Er is sprake van lichte gedragsproblemen die bijsturen vereisen, maar geen directe of acute belemmering vormen voor de zelfredzaamheid. Het vertoonde gedrag kan relatief eenvoudig worden bijgestuurd door de omgeving. Bijsturing is voldoende zonder dat er sprake is van overname.

 

Middelengebruik:

 

Er kan sprake zijn van middelengebruik maar deze is onder controle middels begeleiding en behandeling.

 

Werk en opleiding:

 

Vanuit de interesse, haalbaarheid en vaardigheden wordt toegewerkt naar (vrijwilligers)werk- en of een opleiding.

 

Tijdsbesteding (dagbesteding):

 

Er is sprake van verlies van zelfregie en/of van een verstoord dag en nachtritme. Dagbesteding voor tenminste 3 tot 8 dagdelen per week is mogelijk. Dit kan worden ingezet indien cliënt niet in staat is tot (vrijwilligers)werk of het volgen van een opleiding.

 

ADL:

 

Incidenteel behoefte aan toezicht, stimulatie en evaluatie. Het aanleren van vaardigheden is mogelijk.

 

Sociaal netwerk:

 

Interesse en vaardigheden voor het aangaan en onderhouden van sociale relaties zijn aanwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties behoeft ondersteuning.

 

Maatschappelijke participatie

(in georganiseerd verband meedoen aan activiteiten in de samenleving):

 

De mogelijkheden voor participatie in de maatschappij zijn aanwezig, al dan niet in samenwerking met begeleiding. Bij simpele taken is geen ondersteuning nodig, bij complexe taken wel. Er wordt doelgericht gewerkt aan toenemende zelfstandigheid.

 

Financiën

 

Er is begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve taken. Het aanleren van vaardigheden is mogelijk.

 

Mobiliteit:

 

Er is over het algemeen geen hulp nodig.

 

 

Cliëntprofiel Beschermd Wonen Zwaar

 

Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Worstelen met de aandoening’’ naar ‘’Leven met de aandoening’’ en ‘’Leven voorbij de aandoening’’ en is gericht op stabilisatie, herstel en participatie in de groep.

 

Geestelijke gezondheid:

Psychische- en of psychiatrische problematiek

al dan niet in combinatie met LVG

 

Meervoudige psychiatrische problematiek, mogelijk in combinatie met somatische aandoening en/of VG. De psychiatrische problematiek is actief van aard (de psychopathologie is floride). De symptomen van de aandoening kunnen plotseling erger worden of andere symptomen kunnen optreden. Er kan sprake zijn van crisis gerelateerde interventies. Er is altijd afstemming met de behandelsector. Goede en mindere perioden wisselen elkaar af. Kan in goede periodes leren om de hulpvraag uit stellen maar in slechtere periodes niet. Ziekte-inzicht en ziektebesef is wisselend aanwezig.

 

Gedragsproblematiek:

     

Er kan sprake zijn gedragsproblematiek. Voorbeelden hiervan zijn: verbale/non verbale agressie en- of manipulatief gedrag.

Soms is er sprake van zelfverwonding.

 

Er is sprake van matige gedragsproblemen die bijsturing en soms (gedeeltelijk) overname vereist. Het vertoonde gedrag vereist bijsturing door een professional. Als er geen deskundige bijsturing wordt geboden dan betekent dit verslechtering van de situatie.

 

Middelengebruik:

 

Er kan sprake zijn van middelengebruik maar deze is onder controle middels begeleiding en behandeling. Tijdelijke intensivering van begeleiding en behandeling kan nodig zijn om de controle over het middelengebruik terug te krijgen.

 

Werk en opleiding:

 

Haalbaarheid en interesses zijn in wisselende mate aanwezig.

Tijdsbesteding (dagbesteding):

 

Er zijn grote problemen bij het invullen van de dag. Er is

sprake van verlies van zelfregie en/of van een verstoord dag- en nachtritme. Dagbesteding voor tenminste 1 tot 3 dagdelen per week is mogelijk.

 

ADL:

 

Terugkerende behoefte aan aansturing en soms ondersteuning. Kans op zelfverwaarlozing is aanwezig. Het aanleren van vaardigheden is beperkt mogelijk.

 

Sociaal netwerk:

 

Interesse en vaardigheden voor het aangaan en onderhouden van sociale relaties zijn beperkt aanwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties behoeft ondersteuning.

 

Maatschappelijke participatie:

(in georganiseerd verband meedoen aan activiteiten in de samenleving):

 

Met ondersteuning en sturing is participeren (deels) mogelijk. Bij simpele taken is ondersteuning nodig. Bij complexe taken kan overname nodig zijn, tijdelijk of voor langere periode. Er wordt doelgericht gewerkt aan toenemende zelfstandigheid.

 

Financiën

 

Er is over het algemeen begeleiding of overname nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve taken. Het aanleren van vaardigheden is beperkt mogelijk.

 

Mobiliteit:

 

Er is over het algemeen geen hulp nodig.

 

Cliëntprofiel Beschermd Wonen Intensief

 

Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Overvallen worden door de aandoening’’ en ‘’Worstelen met de aandoening’’ en is gericht op beperken van achteruitgang, stabilisatie en zich kunnen handhaven in de groep.

 

Geestelijke gezondheid:

Psychische- en of psychiatrische problematiek

al dan niet in combinatie met LVG

 

Complexe meervoudige psychiatrische problematiek, mogelijk in combinatie met een somatische aandoening en/of VG. De psychiatrische problematiek is overwegend actief van aard (de psychopathologie is floride). De psychiatrische symptomen zijn lastig onder controle te krijgen en te houden. De symptomen van de aandoening kunnen plotseling erger worden of andere symptomen kunnen optreden. Er is sprake van crisis gerelateerde interventies. Begeleiding en behandelsector gaan hand in hand. Beschikt (nog) niet over de vaardigheid om de hulpvraag uit te stellen. Ziekte-inzicht en ziektebesef ontbreekt meestal.

 

Gedragsproblematiek:

 

Er is sprake van ernstige gedragsproblematiek, die voortdurend regulatie behoeft. Er is veelal sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief, dwangmatig, destructief, grensoverschrijdend (seksueel) en reactief gedrag met betrekking tot de interactie. Er kan sprake zijn van zelf verwondend of zelfbeschadigend gedrag.

Er is sprake van ernstige gedragsproblemen waardoor zelfredzaamheidsproblemen ontstaan. Er is deskundige professionele sturing nodig om het gedrag in goede banen te leiden. Omdat er risico’s zijn voor de veiligheid van de cliënt of zijn omgeving is er (continue) hulp of begeleiding nodig.

 

Middelengebruik:

 

Er kan sprake zijn van middelengebruik maar deze is onder controle middels begeleiding en behandeling. Tijdelijke intensivering van begeleiding en behandeling kan nodig zijn om de controle over het middelengebruik terug te krijgen.

 

Werk en opleiding:

 

Afwezigheid van interesse, wensen- en of vaardigheden.

Tijdsbesteding (dagbesteding):

 

 

Onvermogen om dag-structuur aan te brengen. Er is intensieve begeleiding nodig voor het aanbrengen van een (sterk) gestructureerde dagindeling.

 

ADL:

 

Aansturing en toezicht en soms overname is noodzakelijk. Kans op zelfverwaarlozing is aanwezig. Het aanleren van vaardigheden is sterk beperkt mogelijk.

 

Sociaal netwerk:

 

Interesse in sociale relaties is veelal afwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties is moeilijk en heeft sturing nodig.

 

Maatschappelijke participatie:

(in georganiseerd verband meedoen aan activiteiten in de samenleving):

 

Niet zelfstandig toe in staat, noch geïnteresseerd en slechts met moeite te stimuleren tot participatie. Bij simpele taken is altijd ondersteuning, dan wel sturing nodig. Bij complexe taken is overname noodzakelijk.

 

Financiën

 

Er is over het algemeen begeleiding of overname nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve taken. Het aanleren van vaardigheden is vrijwel niet mogelijk.

 

Mobiliteit:

 

Immobiliteit kan op psychiatrisch vlak aandacht behoeven.

 

 

 

Bijlage 5  

 

Ondersteuning van de mantelzorgers

 

Stichting Malkander is een algemeen toegankelijk organisatie die de mantelzorgers ondersteunt.

 

Ter waardering van zijn/ haar mantelzorgers kan er jaarlijks een blijk van waardering worden aangevraagd bij de gemeente (artikel 35 van Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019). De mantelzorgwaardering is een bedrag dat mantelzorgers kunnen ontvangen. Voorwaarde is dat ze ondersteuning bieden vanuit een persoonlijke relatie aan een persoon met een ziekte of beperking, die thuis woont. De mantelzorger moet minstens 2 uur per week gedurende 2 maanden of minstens 8 uur per week gedurende een maand mantelzorg geven. Daarbij gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt. Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Mantelzorgers, die zorg leveren aan iemand met een Wlz-indicatie of op basis van vrijwilligerswerk, zijn hiervan uitgesloten. De gemeente, waar de cliënt woont, is verantwoordelijk voor de waardering van mantelzorgers, ook als deze in een andere gemeente wonen. Het is de cliënt zelf die de waardering aanvraagt. Dit kan via de website van gemeente Ede (dit heeft de voorkeur) of via een aanvraagformulier (beschikbaar bij het KCC van de gemeente). Cliënten kunnen een aanvraag doen tot 31 december van het lopende jaar.

 

Ter ondersteuning van de mantelzorgers is er een mogelijkheid gebruik te maken van de maatwerkvoorziening huishoudelijk hulp voor 2 uur per week. Dit betreft de inzet van huishoudelijke hulp in het huishouden van de mantelzorgers voor maximaal 2 uur per week. Dit komt ter sprake tijdens een maatwerkgesprek waarbij blijkt dat de inwoner een mantelzorger heeft, die overbelast is of het risico loopt overbelast te raken. De mantelzorger kan zich ook melden bij Stichting Malkander voor huishoudelijk ondersteuning. Een medewerker van Malkander toetst of iemand hiervoor in aanmerking komt.

 

Ter ondersteuning van de mantelzorger is er een mogelijkheid tot een maatwerkvoorzieningen in de vorm van logeeropvang/respijtzorg. Respijtzorg heeft tot doel de zorg tijdelijk over te nemen (kortdurende verblijf) zodat de mantelzorger tijd voor zichzelf heeft.

 


1

Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact. 

 

2

Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.