Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ede houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019 |
Citeertitel | Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2018.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-01-2019 | 29-09-2020 | nieuwe regeling | 15-01-2019 | 106578 |
Het college van burgemeester en wethouder;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 106578;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de: Beleidsregel Toegang Wmo en Jeugdhulp Ede 2019
De beleidsregels in dit document zijn een uitwerking van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 en de Verordening Jeugdhulp 2019 ten behoeve van de toegang tot maatwerkvoorzieningen.
Hoofdstuk 1 Procedure, onderzoek, aanvraag en besluit
De onderstaande procedure is van toepassing op de gemeentelijke toegang tot zorg zoals beschreven in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2019 (artikel 2, 3, 4, 5 en 8) en de Verordening Jeugd 2019 (artikel 3, 4, 5, 6, 7 en 8).
Voor jeugdhulp kan men ook gebruik maken van een niet gemeentelijke toegang, namelijk de huisarts, medisch specialist of jeugdarts of via een gecertificeerde instelling. De onderstaande procedure geldt niet voor deze routes.
De belangrijkste voorwaarde om voor ondersteuning vanuit de gemeente Ede in aanmerking te komen is dat de cliënt zijn hoofdverblijf in Ede heeft en ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Bij jeugdigen van 0 tot 18 jaar wordt door middel van het woonplaatsbeginsel (Jeugdwet, artikel 1.1) bepaald welke gemeente verantwoordelijk is.
Wanneer een cliënt behoefte heeft aan ondersteuning kan hij of zij dit melden bij de gemeente, het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) of bij de Sociaal Teams. Een melding in de zin van artikel 2 van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 of artikel 4 van de Verordening Jeugdhulp 2019 kan worden gedaan op de volgende wijzen:
De melding kan worden afgehandeld met informatie, advies of een eigen oplossing van de cliënt. Als er geen oplossing voor handen is, start de procedure van onderzoek waarin via met voeren van een maatwerkgesprek een plan van aanpak wordt opgesteld.
Vóór het (maatwerk)gesprek hebben de cliënt, jeugdige of zijn ouder(s) de mogelijkheid om zélf een plan te overhandigen waarin wordt gemotiveerd welke ondersteuning volgens de cliënt nodig is.
Het startpunt voor het onderzoek is zowel bij jeugd als Wmo het maatwerkgesprek. Daarbij is aandacht voor:
De resultaten van het (maatwerk)gesprek worden vastgelegd in een plan van aanpak of verslag. De cliënt heeft de mogelijkheid om in het plan van aanpak of het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke plan van aanpak, maar worden aan het oorspronkelijke plan van aanpak of verslag toegevoegd.
Een passing van een voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), een haalbaarheidstraining, een offerte door een woningaanpassingsbedrijf of een medisch onderzoek kunnen ook onderdeel uitmaken van het onderzoek.
Bij een medisch onderzoek wordt vastgesteld of er sprake is van beperkingen waardoor de cliënt niet kan deelnemen aan het leven van alle dag. Hierbij speelt de medisch adviseur (arts in dienst van een door de gemeente gecontracteerd bureau voor sociaal medisch advies) een belangrijke rol om te bepalen of voorzieningen medisch noodzakelijk zijn of dat deze juist anti-revaliderend werken. De medisch adviseur kan tevens uitsluitsel geven over de vraag of er sprake is van een langdurige noodzaak. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan. Voor thuisondersteuning kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal per situatie verschillen. Als de verwachting is dat cliënt na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan. Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak
Een aanvraag in de zin van artikel 8 van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019 en artikel 8 van de Verordening Jeugdhulp 2019 kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven paragraaf 2.2). Het plan van aanpak of het verslag van het gesprek wordt als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van het toekennen van de maatwerkvoorziening of de individuele voorziening.
De aanvraag wordt afgehandeld op de plek waar het onderzoek is afgehandeld (het Wmo-team of de Sociaal Teams).
Indien er geen plan van aanpak of verslag is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen, dan kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het aanvraagformulier voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door cliënt (of gemachtigde) bij de gemeente of een daartoe gemandateerde partij is ingeleverd.
De cliënt ontvangt het besluit in de vorm van een schriftelijke beschikking op grond van de Wmo 2015 of Jeugdwet uiterlijk binnen 2 weken na de aanvraag. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal de cliënt op grond van de Awb, schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met 8 weken.
Hoofdstuk 3 Voorliggend afwegingskader
Als een cliënt een verzoek doet voor ondersteuning op grond van de Wmo of Jeugdwet, zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per cliënt verschillen. Daarbij worden altijd de volgende elementen betrokken.
Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door het inzetten van eigen oplossingen en het eigen sociale netwerk kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden.
Artikel 6 Aanspraak maken op andere voorzieningen
Een aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo of Jeugdwet, wordt afgestemd met zorg, hulp en andere diensten uit de volgende wetten uit het sociale domein.
Voorliggend op de Wmo is een voorziening /dienst op grond van een andere wettelijke regelgeving zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV).
Onderwijs: Begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturing meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.
Kinderopvang: Kinderopvang is voor kinderen met een beperking voorliggend; het leren omgaan met leidsters met een kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in situaties wanneer een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.
De Wmo is vanaf 18 jaar voorliggend op de Jeugdwet. Jeugdhulp kan alleen doorlopen tot maximaal 23 jaar, als sprake is van één van de volgende 3 situaties:
Artikel 7 Algemeen gebruikelijke voorziening
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of men nu wel of geen beperking heeft. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Wanneer een algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar is kan er geen maatwerkvoorziening worden ingezet.
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:
Hulpmiddelen die ondersteuning bieden bij de algemeen dagelijks levensverrichtingen 1 ( ADL ) zijn voorbeelden van algemeen gebruikelijk voorzieningen. Bij hulpmiddelen kan men denken aan: opstap-,zit- douchekrukjes, beugels, relaxstoelen, rollators, fiets met trapondersteuning en dergelijk die voor een ieder verkrijgbaar is en niet alleen bedoeld voor mensen met een beperking, maar worden bijvoorbeeld gebruikt omdat deze hulpmiddelen de lichaamsbouw compenseert, leeftijd gerelateerd zijn en het gemak ondersteunen. Deze hulpmiddelen zijn gewoon bij de reguliere winkels te koop en zijn betaalbaar voor de meeste mensen.
Artikel 8 Algemene voorzieningen
Algemene voorziening worden door de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten die zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, cliëntskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk zijn en die zijn gericht op maatschappelijke ondersteuning. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele cliënt (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten.
Er zijn wettelijk drie algemeen voorzieningen voorgeschreven:
Binnen de gemeente Ede zijn daarnaast verschillende andere algemene voorzieningen beschikbaar:
Gebruikelijk hulp is hulp die verwacht wordt van echtgenoot, partner, ouders, kinderen en huisgenoten in een leefeenheid en als ‘normaal’ wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en niet structureel méér is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben (zie bijlage 1).
Onder een leefeenheid vallen alle bewoners van één adres die samen een duurzaam huishouden voeren.
Indien er sprake is van kamerverhuur, wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid gerekend, tenzij er sprake is van het voeren van een gezamenlijk huishouden. Een soortgelijke positie wordt ingenomen door mensen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen. Denk hierbij aan woongemeenschappen van kloosterlingen, ouderen of gehandicapten. Ook hier is dus geen sprake van een leefeenheid.
Ondersteuning door huisgenoten in een leefeenheid wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:
De cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorzieningen als de tot de leefeenheid behorende personen geen gebruikelijke hulp kunnen bieden. Ter beoordeling van de gebruikelijke hulp wordt rekening houden met:
Mantelzorg is zorgverlening die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden uit de directe omgeving van de cliënt, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Het college heeft oog voor het feit dat mantelzorg geen keuze is, maar direct voortvloeit uit de relatie die iemand heeft met de zorgvrager. En dat het een zware taak kan zijn naast, werk, opleiding of de zorg voor eigen gezin. Met de zorgvrager en de mantelzorgers moet worden gezocht naar een juiste balans. De behoefte aan ondersteuning van de cliënt en de draagkracht van de mantelzorger kunnen van tijd tot tijd verschillen. Daarom is ook dreigende overbelasting van de mantelzorger een belangrijk onderwerp in het onderzoek. Het ondersteunen van mantelzorgers is altijd een punt van aandacht. (zie bijlage 3)
Artikel 11 Goedkoopst passende maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening. Er kunnen meerdere geschikte oplossingen zijn, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van cliënt. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.
Bij het bepalen van de goedkoopst passende voorziening, wordt ook rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik moet een groter beroep worden gedaan op eigen mogelijkheden of inzet van voorliggende of algemene voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Weging maatwerkvoorzieningen
1.Thuisondersteuning als algemene voorziening:
Thuisondersteuning is praktische hulp in de thuissituatie met betrekking tot het dagelijks leven. Het omvat in Ede drie onderdelen:
Het gaat hierbij om huishoudelijk werk, begeleiding, gezelschap en verlichting van de mantelzorgers. Thuisondersteuning is gericht op preventie, het hervinden van welzijn en welbevinden en het langer thuis kunnen wonen. Thuis ondersteuning bestaat uit een basispakket aan huishoudelijke taken met daarnaast de mogelijkheid tot een aanvulling passend bij de behoefte van cliënt. De cliënten betalen een vast tarief (uur prijs)voor deze algemene voorziening thuisondersteuning. De cliënt kan maximaal 3 uur thuisondersteuning per week afnemen.
Een cliënt komt voor een algemene voorziening in aanmerking als:
Er is een compensatie mogelijk als de cliënt deze kosten niet kan betalen (artikel 25 lid 3 Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019.
2.Thuiszorgondersteuning maatwerk:
Voor thuisondersteuning maatwerk geldt de zelfde definitie als beschreven bij thuisondersteuning als algemene voorziening.
Een cliënt komt voor maatwerk in aanmerking als:
Tijdens een maatwerkgesprek wordt de ondersteuningsvraag van de cliënt vastgesteld en de omvang van het aantal in te zetten uren bepaald. Uitgangspunt hierbij zijn de criteria als genoemd in artikel 7 van de verordening maatschappelijk ondersteuning.
De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op thuisondersteuning. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.
De basisuren thuisondersteuning richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Met de basisuren krijgt de cliënt de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De cliënt kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De cliënt stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt met de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald is gebaseerd op het objectieve onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (augustus 2016).
In bijlage 2 zijn de basisuren voor thuisondersteuning per woonruimte in een schema weergegeven.
Wanneer als gevolg van (medische) beperkingen cliënten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.
Met een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of de cliënt aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of met de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis een voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn in het algemeen geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
3. Thuisondersteuning voor mantelzorgers:
Hierbij ligt de nadruk op het ontlasten van mantelzorgers, waarbij de mantelzorgers tijdelijk gebruik kunnen maken van 2 uur thuisondersteuning. Met de regeling thuisondersteuning mantelzorg kunnen zwaarbelaste mantelzorgers die door de intensiviteit van hun mantelzorgtaken behoefte hebben aan ondersteuning in hun eigen huishouden voor maximaal een jaar (met maximaal een halfjaar verlenging) in aanmerking komen voor thuisondersteuning mantelzorg. Deze hulp is bedoeld voor het eigen huishouden van de mantelzorger. Hieraan zijn geen kosten verbonden voor mantelzorgers. De vraag voor mantelzorg ondersteuning kan worden ingediend bij Malkander.
Artikel 13 Begeleiding en dagbesteding
Bij begeleiding gaat het om activiteiten waarmee de zelfredzaamheid en participatie van cliënt wordt bevorderd, zodat deze zolang mogelijk in zijn eigen omgeving kan blijven. Het gaat om ondersteuning, waardoor de cliënt in staat gesteld wordt het dagelijkse leven zelfstandig te kunnen leven. Dit kan op individuele basis worden ingezet of in groepsverband.
Bij zelfredzaamheid gaat het om:
het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen 2 ,
Begeleiding kan worden ingezet zodat cliënt zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren in het dagelijks leven. Dit bestaat uit
Individuele begeleiding kan worden ingezet zodat de cliënt in eigen woonomgeving kan blijven functioneren. Dit wordt ondersteunt met activiteiten zoals,
Dagbesteding kan worden ingezet zodat cliënt zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren in het dagelijks leven.
Voor de cliënt met een psychiatrische aandoening, verstandelijke of zintuiglijke beperking of NAH kan daaraan nog toegevoegd worden:
We stimuleren een sterke sturing op ontwikkeling en waar mogelijk uitstroom: dagbesteding is niet altijd het einddoel voor mensen.
3. Begeleid wonen voor 18+ tot 23 jarigen
Begeleid wonen voor jongeren vanaf 18 wordt ingezet nadat de jongere uitstroomt uit een beschermde woonvorm vanuit de jeugdzorg maar nog onvoldoende basis heeft om zelfstandig te wonen en zijn leven op verantwoorde wijze vorm te geven. De jong volwassen huurt zelfstandig woonruimte in een accommodatie van een instelling, niet zijnde een beschermde woonvorm of maatschappelijk opvang. Er is geen ondersteuningsbehoefte waarvoor 24 uur per dag begeleiding aanwezig hoeft te zijn
Intensiviteit van begeleiding individueel en dagbesteding
In de Wmo onderscheiden we de mate van ondersteuning behoefte naar begeleiding in regulier en specialistisch. Dit wordt mede bepaald door wat er binnen eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen opgelost kan worden en waarvoor nog maatwerkvoorzieningen nodig zijn. De volgende terreinen spelen een rol bij het meten van de mate en omvang:
Zelfredzaamheid; in staat zijn tot bewegen, verplaatsen, communicatie, het nemen van besluiten, oplossen van problemen, dagelijkse routine kunnen organiseren, geld beheren, administratie, aangaan en onderhouden van sociale contacten.
Er is sprake van reguliere begeleiding als het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, de cliënt heeft hulp nodig bij dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur. De cliënt heeft een ondersteuningsbehoefte als hij niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich niet voldoende begrijpelijk kan maken.
Er is sprake van specialistische begeleiding als er complexe taken overgenomen moeten worden, het uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de cliënt niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie. Als er verwaarlozing dreigt en zonder deskundig begeleiding opname moet plaatsvinden.
Gedragsproblemen; in staat zijn gedrag te reguleren (door het aangeleerde zelf toe te passen, door externe stimulans of door externe beïnvloeding.
Er is sprake van reguliere begeleiding als cliënt niet in staat is zelfstandig coping methodieken toe te passen. Client moet gestimuleerd worden om gedrag aan te passen, te vermijden of te oefenen. Soms moeten taken gedeeltelijk overgenomen worden door een deskundige omdat de situaties anders verslechterd.
Oriëntatie stoornissen; in staat zijn zich te oriënteren in tijd, plaats en personen.
Er is sprake van specialistische begeleiding als er sprake is van ernstige problemen in het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. overname van taken is vereisten er met regelmaat sturing nodig is om de veiligheid van cliënt en/of omgeving te kunnen waarborgen.
Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal één uur tot maximaal acht uur per week. Meer uren per week zijn, indien nodig, duidelijk gemotiveerd mogelijk. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is een optelsom van de duur van de betreffende activiteiten;
Dagbesteding wordt vastgesteld in dagdelen, één dagdeel staat gelijk aan drieënhalf aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen dat wordt toegekend is afhankelijk van:
3. Woonbegeleiding 18+ tot 23 jarigen
Woonbegeleiding wordt aangeboden per etmaal en kan maximaal tot de 23e verjaardag worden beschikt. De jongere kan maximaal 3 jaar gebruik maken van deze vorm van woon begeleiding.
De begeleiding is onderdeel van dit product en hoeft niet apart in een product begeleiding te worden aangevuld.
Of de cliënt is aangewezen op begeleiding individueel, dagbesteding, maatschappelijke deelname of begeleid wonen 18+ wordt bepaald door de afweging wat het meest doelmatig is om het gewenste resultaat te bereiken.
Dagbesteding is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd. Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dag structuur is het aanbieden van dagbesteding het beste om de doelen te behalen. Wanneer er een noodzaak is voor het bijvoorbeeld één of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur dan is begeleiding individueel mogelijk de beste oplossing om te komen tot het behalen van gestelde doelen.
Woonbegeleiding 18- 23 jaar wordt ingezet voor jongeren die na hun 18e uitstromen vanuit een beschermd wonen setting naar een zelfstandige wooneenheid. De jongeren stroomt door vanuit de jeugdzorg naar de WMO en ondervindt daarbij hinder van lage inkomsten en het beperkte woning aanbod om zo door te ontwikkelen naar een zelfstandig leven. Om gebruik te kunnen maken van woon begeleiding wordt meegewogen of er:
Vervoer van en naar dagbesteding.
Vervoer kan alleen worden toegekend in relatie tot dagbesteding. Vervoer wordt alleen toegekend als er geen andere mogelijkheden zijn om de dagbesteding te komen, bijvoorbeeld met openbaar vervoer. Om onbedoeld gebruik tegen te gaan mogen cliënten geen gebruik maken van de Valleihopper voor vervoer van en naar de dagbesteding voor zover het een maatwerkvoorziening is. De Valleihopper is bedoeld voor sociaal vervoer (en niet voor woon-werkverkeer, vervoer naar dagbesteding, vervoer naar vrijwilligerswerk, of vervoer in het kader van scholing of opleiding)
Bij kortdurende verblijf is het uitgangspunt dat de mantelzorger/ouder wordt ontlast van dagelijkse ondersteuning. Het betreft hier vaak logeeropvang tijdens de weekenden of opvang tijdens vakantie perioden.
De omvang van respijtzorg varieert van 1 etmaal per week tot maximaal 3 etmalen per week.
De cliënt heeft een aandoening waardoor constante ondersteuning noodzakelijk en in nabijheid aanwezig moet zijn. Men kan geen beroep (meer) doen op voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijk voorzieningen, algemene voorzieningen, gebruikelijk hulp en hulp vanuit de sociaal netwerk
Hierdoor is het noodzaak dat de mantelzorger wordt ontlast in zijn taken.
Er is sprake van (dreigende) overbelasting van de mantelzorger(s).
Een ondersteunings arrangement wordt gekenmerkt door een geïntegreerde of samenhangende dienstverlening van aanbieders rondom cliënt en mantelzorgers. Daarbij is er sprake van een samenwerking tussen minimaal twee aanbieders/ partners. Een arrangement draagt bij aan een ontwikkeling en substitutie van zwaardere naar lichtere vormen van ondersteuning, begeleiding, dagbesteding en (werkplek) coaching. De partners maken onderling afspraken over de taakverdeling, sturing en verantwoording. Daarbij is er sprake van- of afstemming met de nuldelijn.
Deze ondersteuningsarrangementen zijn een samenhangend geheel van ambulante ondersteuning en begeleiding ten behoeve van zelfredzaamheid, zelfstandig wonen en maatschappelijk participatie, met behoud van eigen regie. Het Wmo-arrangement GGZ wordt gegeven in de huiselijke omgeving van de cliënt in nauwe samenwerking met de ambulante behandelaar, huisarts, nulde lijn, sociaal netwerk en relevante anderen. Er zijn twee Wmo-arrangementen GGZ (licht, zwaar).
De cliënt ontvangt de toegang en beschikking voor het Wmo-arrangement GGZ van de regiogemeente binnen de Valleiregio waar deze woonachtig en ingeschreven is. Tot de Valleiregio behoren de gemeenten: Barneveld, Ede, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel en Wageningen.
Gezien het regionale karakter van het arrangement is deze maatwerkvoorziening verder uitgewerkt in de beleidsregel voor Wmo arrangementen GGZ.
B-aanzet is een arrangement van bouwstenen die een cliënt voorziet in een werkplek, coaching en als het nodig is vervoer. Het is een integrale benadering van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk. De focus is gericht op het vergroten van zelfstandigheid en de maatschappelijke deelname van de cliënt.
De cliënt is nog niet toe om betaalde arbeid te kunnen verrichten maar bezit wel over groeipotentie. B-aanzet wordt ingezet voor cliënten als ontwikkel traject met een toekomstperspectief naar trede 3,4 of 5 van de participatie ladder (zie bijlage 3).
De combinatie van interventies die in samenhang worden geboden geven de intensiteit aan. De activiteiten die daar onderdeel vanuit maken zijn:
De activiteiten geven aan welke bouwstenen voor de cliënt ingezet worden.
De optelsom van de bouwstenen geven aan welke type B-aanzet het meest passend is bij de cliënten.
De arrangementen verschillen van elkaar op grond van intensiteit en benodigde ondersteuning behoefte om de doelen te realiseren. B-aanzet bestaat uit 4 typen:
B-aanzet wordt voor de duur van 1 jaar toegekend.
B-aanzet wordt ingezet als leer- werk traject waarbij de focus ligt op instroom naar regulier of aangepast werk, het ontwikkelen van talenten, vaardigheden en loonwaarde. Voor het toekennen van B-aanzet wordt gebruik gemaakt van de participatie ladder en is een toekomstperspectief naar trede 3,4 of 5, en de vraag van cliënt leidend. De zwaarte van het arrangement hangt af van het aantal bouwstenen dat nodig is.
Bij beschermd wonen , gaat het om het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding. Het is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie het psychisch en sociaal functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijk overlast of het afwenden van gevaar voor cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale probleem die niet in staat zijn om op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Beschermd wonen is een landelijke toegankelijke voorziening, dat betekent dat cliënten in principe van uit geheel Nederland gebruik kunnen maken van de voorziening. Het document landelijk toegankelijkheid wordt gebruikt als uitgangspunt voor de toegang tot beschermd wonen in centrum gemeente Ede en regio gemeenten.
Intensiviteit van beschermd wonen
Bij beschermd wonen, meten we de mate van ondersteuning af aan de herstel fase waarin de cliënt zich bevindt en wat binnen het eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen opgelost kan worden. De herstelfasen worden omschreven als:
Beschermd wonen wordt aangeboden per etmaal. De basis voor beschermd wonen, vindt zijn oorsprong in de fasen van het herstelproces, waarbij aandacht is voor herstel van de gezondheid, herstel in het functioneren, cliënt herstel en maatschappelijk herstel. We onderscheiden hiervoor de volgende type beschermd wonen:
Aan de hand van de fase waarin de cliënt zich bevindt wordt gekeken welk type en mate van ondersteuning het beste bij de cliënt past. In bijlage 4 zijn cliëntprofielen opgenomen, passende bij de herstelfasen.
Voor alle typen wordt een beschikking afgegeven met een duur van 2, 3 of 5 jaar. Deze geldigheidsduur betreft een uitgangspunt en hier kan van worden afgeweken.
De cliënt is gemotiveerd om te werken aan een verder herstel, maar heeft hiervoor een steunende, stimulerende en lerende woonomgeving nodig waar hij 24 uur kan verblijven. Belangrijke factoren voor succes zijn het betrekken van familie en vrienden, het bieden van toekomstperspectief, het verbreden van de maatschappelijke participatie en ondersteunen bij het versterken van de autonome rol zodat de cliënt weer zelf keuzes maakt en beslissing neemt.
Artikel 17 Rolstoelvoorzieningen
Het doel van het verstrekken van een rolstoelvoorziening is dat de cliënt met de rolstoel in staat wordt gesteld zich binnen en buiten de woning (al dan niet) zelfstandig te kunnen verplaatsen.
Het hoeft niet zo te zijn dat de cliënt de gehele dag is aangewezen op zittend verplaatsen. Als de cliënt bijvoorbeeld wel een bepaalde afstand te voet kan afleggen, maar daarna is aangewezen op zittend verplaatsen, dan kan een rolstoelvoorziening aangewezen zijn. Het moet dan wel duidelijk zijn dat andere loophulpmiddelen (zoals een loopwagen of trippelstoel) geen oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Die loophulpmiddelen kunnen op grond van artikel 2.12 Regeling zorgverzekering worden verstrekt
De in te kopen rolstoelvoorziening moet een CE-markering hebben. De voorziening voldoet aan een pakket van eisen dat door de gemeente is opgesteld of bevestigd. Verder is van belang dat de cliënt met de voorziening kan omgaan en deze kan besturen.
Zo nodig ondergaat de cliënt een keuring van Emcart. De voorziening moet geschikt zijn voor het resultaat (afgestemd op de behoefte van cliënt). Bijvoorbeeld een elektrische rolstoel moet de gewenste afstanden kunnen bereiken.
De inwoner is langdurig en dagelijks aangewezen op zittend verplaatsen. Bij het opstellen van het pakket van eisen wordt binnen de mogelijkheden van goedkoopst passende oplossing rekening gehouden met de behoefte van de inwoner en eventueel betrokken mantelzorgers.
Is er sprake van een tijdelijke lichamelijk beperkingen dan kan men gebruik maken van de uitleen voorzieningen. Rolstoelen die voor de duur van maximaal 6 maanden nodig zijn, worden verstrekt op grond van de Zorgverzekeringswet (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering).
Artikel 18 Vervoersvoorzieningen
De Wmo heeft tot doel om cliënt te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol.
De aan te passen vervoersvoorziening moet minimaal 5 - 7 jaar meegaan. Een autoaanpassing moet minimaal 7 jaar meegaan. Dit betekent dat de betreffende aanpassing van voldoende kwaliteit is. Vervolgens moet een aan te passen auto nog zeker 7 jaar meegaan tenzij de aanpassing kan worden overgezet naar een volgende auto. Dit is ter beoordeling van het bedrijf dat de aanpassing verzorgt.
Collectieve voorzieningen zijn voorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. De Valleihopper voert deze opdracht uit in de regio. Bij beperkingen op het gebied van vervoer ligt het primaat bij de Valleihopper. Dat wil zeggen dat wanneer men geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer, men in aanmerking komt voor een cliëntenpasje van de Valleihopper (kortingspas). Alleen wanneer is aangetoond dat de Valleihopper niet geschikt is voor cliënt, zal een maatwerkvoorziening worden verstrekt.
Het gebruik van de Valleihopper wordt gemaximaliseerd tot 2500 kilometer per jaar. Uitbreiding van het aantal kilometers is mogelijk als er sprake is van zwaarwegende omstandigheden waardoor 2.500 km in het specifieke geval onvoldoende blijken te zijn. Cliënt dient aannemelijk te maken dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden
Wanneer een cliënt problemen ervaart op het gebied van vervoer zal worden onderzocht of en welke beperkingen cliënt heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: heeft cliënt een auto of een brommer), hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: kan cliënt meerijden met de buurvouw naar de kaartclub of kan met een familielid uit Groningen naar cliënt toekomen in plaats van daar naar toe te reizen), gebruik kan maken van een algemene voorziening of dat een individuele voorziening noodzakelijk is.
Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een cliënt zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een tegemoetkoming voor de meerkosten van de sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. Eens per drie jaar wordt er een tegemoetkoming in de meerkosten verstrekt voor het aanschaffen van een sportvoorziening. (Met een maximum van € 2600 artikel 36 lid 3 Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2019.
Het verstrekken van een sportvoorziening is gericht op het behalen van resultaat gericht op maatschappelijke participatie. Het kan daarbij gaan om sporten in verenigingsverband maar ook om sporten in georganiseerd en gestructureerd verband zoals een trainingsgroep. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de meerkosten..
Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) zijn er tegenwoordig veel voorzieningen die dit mogelijk maken. In deze paragraaf volgt een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen die bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening en in de jurisprudentie over dit onderwerp een rol spelen.
Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:
Een woonvoorziening die wordt ingekocht moet minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk (indien van toepassing). De voorziening moet binnen 15 maanden na toekenningsdatum zijn aangeschaft.
2. Onroerende woonvoorzieningen
Met de voorziening die de cliënt wil inzetten moet het resultaat om zelfstandig te kunnen blijven wonen en participeren gehaald worden. Hiervoor kan een programma van eisen worden opgesteld door de gemeente, waaraan de ondersteuning moet voldoen. Als iemand met een PGB een onroerende woonvoorziening realiseert moet deze voldoen aan het Bouwbesluit. Verder moet deze voldoen aan bouwtechnische en bouwkundige eisen, welke beoordeeld dienen te worden door de bouwkundige van de gemeente Ede. Daarnaast gelden alle wettelijke eisen en verordeningen en de NEN-normen (zie www.nen.nl). Kwaliteit van onroerende woonvoorzieningen houdt ook in dat gebruik wordt gemaakt van materialen die duurzaam zijn en zoveel mogelijk onderhoudsvrij, en die zijn aan te merken als goedkoopst passend voorziening. Dit is ter beoordeling van de bouwkundige van de gemeente Ede.
Voor een traplift gelden eisen waaraan de ingekochte traplift moet voldoen (deze zijn o.a. terug te vinden via handicare-trapliften.nl) . De trapliften van Handicare zijn gekeurd conform de standaard NEN-EN 81-40:2008 van het Nederlands Liftinstituut.
Bouwkundige woningaanpassingen, zoals een verbouwing of aanbouw.
Bij verbouwing of aanbouw gelden de volgende elementen die voor vergoeding in aanmerking komen (zowel bij verstrekking in natura, als bij verstrekking in de vorm van een pgb):
Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijk woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelingen te nemen behorend bij de levensfase. Voor het bepalen van de aard en de omvang van de te verstrekken woonvoorzieningen wordt gekeken of verhuizen naar een aangepaste woning en/of het aanpassen van de huidige woning het goedkoopst passend is. Bij een woning aanpassing gaat het om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Of de cliënt in aanmerking komt voor roerende of onroerende of financiële voorziening hangt af van de beperkingen, belemmeringen van de cliënt en van de bouwkundige situatie van de huidige woning.
Artikel 22 Eigen bijdragen algemene voorziening
Voor een algemene voorziening zoals de ondersteuning door het Sociaal Team geldt geen eigen bijdrage.
De algemene voorziening thuisondersteuning is het uitgangspunt dat een deel van de kosten wordt doorberekend aan de gebruiker van de voorziening.
Voor inkomens groepen tussen de 150% tot 180% van de bijstandsnorm (artikel 25 Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019) bestaat een tegemoetkoming in de kosten voor het reguliere van de algemene voorziening thuisondersteuning. De cliënt kan een verzoek voor korting indienen bij de gemeente.
Artikel 23 Eigen bijdragen maatwerkvoorziening
Bij een toekenning van één of meer maatwerkvoorzieningen betaalt de cliënt een abonnement tarief. De regels die hiervoor gelden staan in het Uitvoeringsbesluit Wmo en de Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 26 2019 gemeente Ede.
Het abonnement tarief geldt niet voor de maatwerkvoorziening Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang (Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 27 en artikel 28).
Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij de toekenning van rolstoelen en voor hulpmiddelen voor jongeren onder de 18 jaar. Ook voor jeugdhulp is geen eigen (ouder) bijdrage van toepassing.
Het vaststellen en inning van de eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening wordt door het Centraal Administratie kantoor ( CAK) uitgevoerd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 januari 2019, zaaknummer 106578.
Het college voornoemd,
drs. P.C.M. van Elteren
de secretaris,
mr. L.J. Verhulst
de burgemeester,
Alle begrippen die in deze bijlage worden gebruikt en niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet Maatschappelijk Ondersteuning 2015, de jeugdwet, de verordening maatschappelijk ondersteuning, De verordening jeugdhulp en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Gebruikelijke hulp Wmo
2.1 Algemene uitgangspunten gebruikelijke hulp
Voor de gemeente Ede staat voorop dat wordt bezien of en in hoeverre iemand zelf dan wel met gebruikelijk hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Wat onder gebruikelijke hulp valt, word bepaald door wat op dat moment naar algemene aanvaardbare opvattingen redelijkheid mag worden verwacht. In onze samenleving wordt het normaal geacht dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig een mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zorg en opvoeden van kinderen, uitvoeren van dagelijkse activiteiten, aangaan van sociale contacten binnen de familie, vrienden en kennissensfeer. Gebruikelijke hulp volgt rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de hulpvrager en dat van het huishouden met zich meebrengt.
2.2 Ondersteuning wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:
2.3 Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijk hulp
In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat de huisgenoot geen gebruikelijk hulp biedt of kan bieden:
Ook kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte in de zelfredzaamheid met zich meebrengen dat niet volledig van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Het college neemt daarbij de uitstelbare en niet-uitstelbare hulp en/of planbare en niet-planbare hulp in aanmerking maar ook de mogelijkheid van redelijkerwijs te vergen oplossingen die een eventuele aanspraak op maatschappelijke ondersteuning (deels) kunnen voorkomen. De omvang van de ondersteuning kan (deels) ook onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en/of klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, op familiebezoek gaan, et cetera. Dergelijke hulp kan volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer als gebruikelijk worden aangemerkt. Het college kan voor de boven-gebruikelijke hulp een maatwerkvoorziening verlenen.
Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer verwacht wordt in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijke hulp is volgens de maatstaven in de persoonlijke sfeer: onderhoudsplicht. Zo wordt normaal geacht dat de een partner de andere aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij de sociale redzaamheid.
2.5 Huisgenoten ten opzichte van elkaar
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Gelet op de aard van de relatie kan het zijn dat het volgens algemene maatstaven zijn de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat de ene huisgenoot de ander aanspoort tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijk aansporing tot bijvoorbeeld zelfzorg bepalend zijn.
De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de “zorg” bij kortdurende ziekte. Bij uitval van een van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijk hulp voor de kinderen over. Gebruikelijk hulp voor de kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijk ouder of derde persoon die past bij de leeftijd van en ontwikkeling van het kind. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid van de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van kinderen aan ouders. Voor kinderen ten opzichte van hun ouders kan dat voro begeleiding anders liggen. Het hoeft niet in alle gevallen zo te zijn dat het volgens algemeen maatstaven in de persoonlijke sfeer gebruikelijke is dat kinderen hun ouders begeleiding bieden. Daarbij kan de mate van beperking en de noodzakelijk aansporing tot bijvoorbeeld zelfzorg leiden zijn.
Bij gezinnen is het uitgangspunt dat van kinderen vanaf 18 jaar verwacht mag worden dat zij een deel van de huishoudelijke taken overnemen. Het gaat daarbij om taken in de omvang vergelijkbaar met die bij het voeren van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, de administratie bijhouden.
Bij het beoordelen van de mate waarin gebruikelijke hulpdoor kinderen mogelijk is wordt ervoor gezorgd dat kinderen niet overbelast worden, doordat zij te veel verantwoordelijkheid op zich nemen. In die zin zal een kind in een gezin met een ouder met belemmeringen in het voeren van het huishouden niet meer belast mogen worden dan een kind met gezonde ouders.
Als de huisgenoot die taken moet overnemen of moet aansturen hierdoor overbelast dreigt te raken, kan besloten worden ook voor (onderdelen van) gebruikelijke ondersteuning voorziening toe te kennen. Dit moet door de cliënt aannemelijk worden gemaakt en het college zal dan nader onderzoek instellen. De betreffende huisgenoot is overigens wel verplicht zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Bij het onderzoek naar het risico van dreigende overbelasting van de huisgenoot kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:
Het oordeel van hulpverleners, zoals de huisarts, kan bij het onderzoek worden betrokken.
Hoofdstuk 3 Gebruikelijke hulp naar product
Het is wenselijk om een objectief afwegingskader vast te stellen wat betreft de afbakening en inzet van gebruikelijke hulp om te voorkomen dat in voorkomende gevallen sprake is van toeval of willekeur. Het college neemt daarbij een aantal uitgangspunten over zoals die golden in de AWBZ. In de beleidsregel wordt dan ook onderscheid gemaakt tussen gebruikelijk hulp bij huishoudelijke werkzaamheden, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen[1] en vervoer.
3.1 Huishoudelijke ondersteuning
Van partners en volwassen huisgenoten wordt verwacht dat zij de taken van degene met beperkingen volledig kunnen overnemen, tenzij er sprake is van beperkingen in de zin van de Wmo bij die persoon zelf of als er sprake is van een bijzondere situatie. Onder volwassen huisgenoten worden ook inwonende kinderen vanaf 23 jaar verstaan. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.
Van kinderen onder de 18 kan geen volwaardige bijdrage aan het huishouden worden verwacht. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind wordt bekeken of er eventueel een bijdrage kan worden geleverd, of dat er juist extra ondersteuning nodig is. De bijdrage die normaal gesproken mag worden verwacht is:
Speciale aandacht hierbij is vereist ten aanzien van de invloed die het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden kan hebben op de schoolprestaties van de kinderen en jongeren. Het mag nooit zo zijn dat het verlenen van gebruikelijke ondersteuning door tot de leefeenheid behorende kinderen en jongeren die school- en studieprestatie negatief beïnvloeden.
Begeleiding is gericht op het handhaven van de zelfredzaamheid. Wat betekent dat de hulpvrager ondersteund wordt bij dagelijkse activiteiten en het structuren van de dag. Van de partner en inwonende volwassen medebewoners waarmee een sociale verband is mag verwacht worden dat persoonlijke aandacht, begeleiding en het aangaan en onderhouden van sociaal verkeer van de hulpvrager in het normale dagelijkse leven gebruikelijke hulp is.
Daarnaast heeft begeleiding tot doel dat de hulpvrager kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals werk, school, culturele activiteiten etc. Het begeleiden bij deze activiteiten is geen gebruikelijk hulp.
Beschermd wonen is er op gericht de cliënt voor te bereiden op zelfstandig wonen. In beginsel vindt dit plaats in een accommodatie van een instelling. Als bij hoge uitzondering een toekenning voor beschermd wonen in de thuissituatie (pgb) wordt toegekend is het van belang om duidelijke kaders te stellen tussen, professionele zorg, gebruikelijk hulp en mantelzorg. Het bieden van een veilige beschermde woonomgeving is bij voorbaat een voorziening die vanuit de sociale relatie in het kader van gebruikelijke hulp met elkaar wordt aangegaan. Vervolgens is de begeleiding gericht op het zich handhaven in de samenleving en op de verbetering van de zelfredzaamheid. De hulpvrager wordt ondersteund bij dagelijks activiteiten en wordt aangestuurd op gedrag. Van de partner en inwonende volwassen medebewoners waarmee een sociale band is mag worden verwacht dat taken behorende bij het voeren van het huishouden, persoonlijke aandacht, en aansturing op het aangaan en onderhouden van sociale contacten in het dagelijks leven tot de gebruikelijk zorg hoort.
Er is sprake van gebruikelijke hulp bij het ondersteunen bij verplaatsingen binnen de leefomgeving bij:
Hoofdstuk 4 Gebruikelijke hulp Jeugd
Onder gebruikelijke hulp wordt de hulp of de zorg verstaan die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind.
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van één ouder. Dat betekent dat het college, in het geval de ouders gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Het is gebruikelijk dat ouders hun kind dagelijkse hulp bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind (zie 4.3 Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie). Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Hier past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de zorg die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.
Het kan zijn dat de gebruikelijke hulp (substantieel) wordt overschreden. In voorkomende gevallen wordt gesproken van bovengebruikelijke hulp. Bij de beoordeling of er sprake is van bovengebruikelijke hulp wordt er altijd een vergelijking gemaakt met kinderen zonder opgroei- en/of psychische problemen met een ‘normaal’ ontwikkelingsprofiel. Het is echter niet zo dat het college in beleidsregels kan vaststellen hoeveel hulp precies gebruikelijk is te bieden. Het college moet daarvoor de omstandigheden van het individuele geval beoordelen.
4.2 Dreigende overbelasting van ouders(s)
Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de ouder(s) moet dat aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. In dat geval rust er op het college de plicht daar een onderzoek naar in te stellen. De ouder(s) is dan verplicht, desgevraagd, zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Weigert de ouder(s) dit, dan kan het recht op een individuele voorziening niet worden vastgesteld, tenzij het college het recht op een andere manier kan vaststellen.
Indien er sprake is van overbelasting bij de ouder(s), kan deze in principe zichzelf niet inzetten voor extra zorg.
4.3 Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie
Kinderen van 0 tot 3 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel
Kinderen van 3 tot 5 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel
Kinderen van 5 tot 12 jaar oud met een normaal ontwikkeling profiel
Kinderen van 12 tot 18 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel
De basis voor het aantal uren thuisondersteuning maatwerk is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).
In onderstaand tabel wordt het benodigde aantal uren per jaar weer gegeven.
Cliënt profielen beschermd wonen
Cliëntprofiel beschermd Wonen middel
Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Leven met de aandoening’’ naar ‘’Leven voorbij de aandoening’’ en is gericht op herstel en participatie in de groep en maatschappij.
Cliëntprofiel Beschermd Wonen Zwaar
Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Worstelen met de aandoening’’ naar ‘’Leven met de aandoening’’ en ‘’Leven voorbij de aandoening’’ en is gericht op stabilisatie, herstel en participatie in de groep.
Cliëntprofiel Beschermd Wonen Intensief
Begeleiding is gericht op de fasen ‘’Overvallen worden door de aandoening’’ en ‘’Worstelen met de aandoening’’ en is gericht op beperken van achteruitgang, stabilisatie en zich kunnen handhaven in de groep.
Ondersteuning van de mantelzorgers
Stichting Malkander is een algemeen toegankelijk organisatie die de mantelzorgers ondersteunt.
Ter waardering van zijn/ haar mantelzorgers kan er jaarlijks een blijk van waardering worden aangevraagd bij de gemeente (artikel 35 van Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2019). De mantelzorgwaardering is een bedrag dat mantelzorgers kunnen ontvangen. Voorwaarde is dat ze ondersteuning bieden vanuit een persoonlijke relatie aan een persoon met een ziekte of beperking, die thuis woont. De mantelzorger moet minstens 2 uur per week gedurende 2 maanden of minstens 8 uur per week gedurende een maand mantelzorg geven. Daarbij gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt. Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Mantelzorgers, die zorg leveren aan iemand met een Wlz-indicatie of op basis van vrijwilligerswerk, zijn hiervan uitgesloten. De gemeente, waar de cliënt woont, is verantwoordelijk voor de waardering van mantelzorgers, ook als deze in een andere gemeente wonen. Het is de cliënt zelf die de waardering aanvraagt. Dit kan via de website van gemeente Ede (dit heeft de voorkeur) of via een aanvraagformulier (beschikbaar bij het KCC van de gemeente). Cliënten kunnen een aanvraag doen tot 31 december van het lopende jaar.
Ter ondersteuning van de mantelzorgers is er een mogelijkheid gebruik te maken van de maatwerkvoorziening huishoudelijk hulp voor 2 uur per week. Dit betreft de inzet van huishoudelijke hulp in het huishouden van de mantelzorgers voor maximaal 2 uur per week. Dit komt ter sprake tijdens een maatwerkgesprek waarbij blijkt dat de inwoner een mantelzorger heeft, die overbelast is of het risico loopt overbelast te raken. De mantelzorger kan zich ook melden bij Stichting Malkander voor huishoudelijk ondersteuning. Een medewerker van Malkander toetst of iemand hiervoor in aanmerking komt.
Ter ondersteuning van de mantelzorger is er een mogelijkheid tot een maatwerkvoorzieningen in de vorm van logeeropvang/respijtzorg. Respijtzorg heeft tot doel de zorg tijdelijk over te nemen (kortdurende verblijf) zodat de mantelzorger tijd voor zichzelf heeft.
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.