Organisatie | Altena |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent waarderen en afschrijven vaste activa Nota Waarderen en afschrijven Altena 2019 |
Citeertitel | Nota Waarderen en afschrijven Altena 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2019 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 08-01-2019 |
In de Gemeentewet (artikel 212) is bepaald dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vaststelt. Artikel 8 van de financiële verordening Altena 2019 regelt dat de waardering en afschrijving van vaste activa plaatsheeft overeenkomstig de door de raad vast te stellen nota Waarderen en afschrijven (lid 1). De raad stelt de nota vast (lid 2).
De nota Waarderen en afschrijven is primair bedoeld als instrument voor de kaderstellende rol van de Raad. De nota vormt daarmee het formele kader voor de investeringen, afschrijvingen en kapitaallasten.
De nota Waarderen en Afschrijven is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de raad. Het wettelijk kader bestaat uit de Gemeentewet (artikel 212) en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Daarnaast heeft de commissie BBV de afgelopen jaren diverse notities uitgebracht.
In artikel 34 van het BBV is bepaald dat onder de immateriële vaste activa de volgende posten afzonderlijk worden verantwoord:
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
(Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het lagere of hogere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. In artikel 63, lid 7 van de BBV is bepaald dat passiva -waaronder dus schulden- gewaardeerd moeten worden tegen de nominale waarde. Dat betekent dat aangegane geldleningen voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moeten worden opgenomen op de balans. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan al dan niet geactiveerd worden.
Voor de kosten van het afsluiten van geldleningen geldt dat deze afgeschreven mogen worden gedurende de looptijd van de betrokken lening (artikel 64, lid 5 BBV). Afschrijven over een langere periode mag niet, korter wel.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald acties
Ingevolge artikel 60 van het BBV kunnen de kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief geactiveerd worden indien:
De kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen geactiveerd worden indien aan alle voorwaarden is voldaan. Voorbereidingskosten van investeringen kennen een maximale afschrijvingsduur van vijf jaar (artikel 64, lid 6 BBV).
De kosten van onderzoek en ontwikkeling en de kosten van het afsluiten van geldleningen komen direct ten laste van de exploitatie en worden dus niet geactiveerd.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden
In artikel 61 van het BBV is bepaald dat bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
De gemeente Altena activeert in beginsel geen (bijdragen aan) activa in eigendom van derden tenzij er gegronde redenen voor zijn of het de inrichting van een onderwijslocatie betreft.
Materiële vaste activa zijn altijd stoffelijk van aard. Een uitzondering op deze regel is software, die op basis van de notitie Software van de Commissie BBV ook als materiële vaste activa wordt gerubriceerd.
Het BBV onderscheidt in artikel 35, lid 1 drie categorieën materiële vaste activa:
Bij de bij lid 2 genoemde investeringen gaat het om investeringen die worden bekostigd uit de afvalstoffenheffing, rioolheffing en begraafrechten. Deze investeringen worden nu als een afzonderlijke categorie binnen de investeringen met een economisch nut vermeld.
Met ingang van 2017 is bepaald dat investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geactiveerd moeten worden. Voor 2017 was er een keuze om wel of niet te activeren.
2.6 Kosten van klein en groot onderhoud
De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn volgens de Notitie Materiële vaste activa van de Commissie BBV niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd.
Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet geactiveerd moeten worden, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Onderhoudskosten worden gemaakt om het object gedurende de levensduur op een bepaald kwaliteitsniveau te houden (naar behoren laten functioneren en een bepaalde representativiteit laten behouden).
Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen klein en groot onderhoud.
Klein onderhoud. hierbij is sprake van periodieke kosten, die nodig zijn om het object in goede staat te houden. Kosten van klein onderhoud keren in principe jaarlijks terug en worden om die reden in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie gebracht.
Groot onderhoud. Dit betreft veelal maatregelen van ingrijpende aard die op een groot deel van het object worden uitgevoerd en na een langere gebruiksperiode worden verricht. Een voorbeeld hiervan is het (buiten)schilderwerk aan een gebouw.
Levensduur verlengende investeringen zijn investeringen ten behoeve van een bestaand actief die expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffende actief. Uitsluitend in die gevallen mag geactiveerd worden. Voorbeelden zijn het renoveren van een gebouw en levensduur verlengend onderhoud aan wegen. Het gaat hier dus niet om (groot) onderhoud. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.
2.7 Toerekening kosten eigen apparaat
Conform artikel 63 van het BBV worden activa gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs of de vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten welke aan de vervaardiging van het actief kunnen worden toegerekend.
De werkelijke directe kosten worden op basis van nacalculatie toegerekend.
Indirecte kosten worden in beginsel niet in een investeringsvoorstel meegenomen. Indien dit om bedrijfseconomische redenen nodig is, kan hier gemotiveerd van afgeweken worden.
In artikel 59 van het BBV is bepaald dat alle investeringen worden geactiveerd, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.
De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaf- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van de kosten die geactiveerd mogen worden.
3.1.1 Waardering financiële vaste activa
Financiële vaste activa worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
3.1.2 Waardering in erfpacht uitgegeven grond
Voor in erfpacht uitgegeven grond geldt de uitgifteprijs voor de eerste uitgifte als historische kostprijs. Voor grond in eeuwigdurende erfpacht geldt de registratiewaarde.
3.1.3 Waardering voorraden en deelnemingen
Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien deze lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst / het verlies ten gunste / laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (Notitie Verkrijging/vervaardiging en Onderhoud van kapitaalgoederen).
In de vorige hoofdstukken is behandeld welke investeringen worden geactiveerd en met welke waarde ze op de balans komen. Hoofdstuk 4 gaat over de lasten van de geactiveerde investeringen. In dit hoofdstuk komen de afschrijvingen en rentelasten aan de orde.
Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Zie ook de definitie onder 1.3.
Afschrijvingen gebeuren conform artikel 64, lid 1 van het BBV, onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
Het BBV kent geen regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. Die kaders zijn terug te vinden in de artikelen 51 en 64 (lid 1, lid 3 en lid 5).
De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en technische levensduur. Omdat de economische levensduur gebaseerd is op een schatting zullen hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld voor de diverse activa.
In de gemeente Altena wordt afgeschreven op grond van de economische levensduur. De afschrijvingstermijnen worden gehanteerd zoals beschreven in bijlage 1.
4.1.2 Afschrijving op gronden en terreinen
Op gronden en terreinen wordt conform de Notitie Materiële vaste activa van de Commissie BBV niet afgeschreven, tenzij het een geheel is met het gerealiseerde.
4.1.3 Methoden van afschrijving
Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. In beginsel wordt in de gemeente Altena lineair afgeschreven. Indien het in afwijking hiervan beter is de annuïteitenmethode toe te passen, wordt dit gemotiveerd aangegeven.
4.1.4 Wijziging methoden van afschrijving
In het BBV is artikel 64, lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Nadere richtlijnen zijn te vinden in de BBV-notitie Stelsel- en schattingswijzigingen uit 2012.
Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor artikel 3.5 Afwaarderen activa. Zulke inhaalafschrijvingen worden zodra de noodzaak hiervoor is ontstaan, meegenomen bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage of jaarrekening.
Het is denkbaar (en in sommige gevallen logisch) dat er na volledige afschrijving van een actief, het actief toch een waarde vertegenwoordigt. In veel gevallen is deze restwaarde vooraf niet of moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe verdient het dan ook de voorkeur geen rekening te houden met een restwaarde. Bij bepaalde activa kan echter op basis van ervaring en bijvoorbeeld het repeterende karakter van het aanschaffen en inruilen van voertuigen wel een goede inschatting worden gemaakt.
Uitgangspunt voor de gemeente Altena is dat er in beginsel geen rekening wordt gehouden met een restwaarde. Mocht er bij een investeringsvoorstel echter toch voor gekozen worden om rekening te houden met een (goed onderbouwde) restwaarde, zal dit apart besloten worden.
De Commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening of de nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen.
De gemeente Altena gaat daar als volgt mee om: Op een kapitaalgoed wordt afgeschreven vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt / verworven wordt.
De complexen van de bouwgrondexploitatie vallen volgens de notitie Grondexploitaties 2016 van de Commissie BBV balanstechnisch onder de voorraden.
Op de complexen wordt niet afgeschreven. De kapitaallasten bestaan hier alleen uit rentelasten. Het percentage wordt berekend op grond van de regels die van toepassing zijn op de vennootschapsbelasting (VPB) en de nieuwe regelgeving van het BBV.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Altena van 8 januari 2019
De voorzitter,
M.A. Fränzel MSc
de raadsgriffier,
Drs. S.J. Peet