Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van 15 januari 2019, PZH-2018-673583511, tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2019 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2019) |
Citeertitel | Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovatie landbouw Zuid-Holland 2019 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Natuur en Milieu |
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2019 | 18-01-2019 | 05-11-2019 | Wijziging artikel 7a wordt toegevoegd | 12-03-2019 | PZH-2019-681321192 |
18-01-2019 | 14-03-2019 | Nieuw besluit | 15-01-2019 | PZH-2018-673583511 |
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland,
Overwegende dat het wenselijk is samenwerkingsverbanden te stimuleren die innovaties in de landbouwsector ontwikkelen en testen met als doel de verduurzaming van de landbouw- en voedselketen,
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2019
Artikel 3 Subsidiabele activiteit
In afwijking van artikel 2.7.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor:
Artikel 5 niet-subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 2.7.7, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Indien toepassing van artikel 2.7.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 200.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
In afwijking van het artikel 1.19, derde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 25.000,-.
Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2019.
Uit de SWOT-analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna: POP programma) blijkt dat de agrarische sector en de afzetketen hun kostenreductiestrategie zullen moeten verschuiven naar een meerwaardestrategie. Zo kan de concurrentiekracht worden behouden en kunnen de externe effecten voor milieu, landschap en samenleving worden verminderd. Veel spelers in de agrosector kenmerken zich door kleinschaligheid, initiatieven zijn vaak versnipperd. Samenwerking is noodzakelijk om nieuwe producten, diensten, markten en ketenmodellen te ontwikkelen, om zo zowel het rendement als het imago van de landbouwsector maar ook de omgevingskwaliteit te verbeteren.
Het Ambitiedocument Innovatie Agenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland en het POP programma sluiten goed op elkaar aan. In het Ambitiedocument Innovatie Agenda Duurzame Landbouw is het volgende opgenomen:
“Samenwerking en gezamenlijke inzet is nodig om de negatieve effecten (onder andere verlies biodiversiteit, mindere leefomgevingskwaliteit en achteruitgang in kwaliteit van het cultuurlandschap) te beperken en de positieve ontwikkelingen ( onder andere kringlooplandbouw, een hoog percentage weidegang) verder te ondersteunen. Om de verduurzaming te bereiken is een duurzame innovatieaanpak met proeftuinen nodig voor de lange termijn. De ambitie is: verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Dit gebeurt met proeftuinen. Proeftuinen zijn een zichtbare plek waar koplopers in de landbouw- en voedselketen innovaties in de duurzame landbouw uitproberen en ontwikkelen”.
Op grond van dit openstellingsbesluit kan subsidie worden verstrekt voor:
Tot de grondgebonden landbouw behoren:
Ook de teelten op of in het water worden tot de grondgebonden landbouw gerekend. Essentieel is dat de agrarische bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Een landbouwbedrijf met bijvoorbeeld “vrije uitloop kippen” behoort niet tot de grondgebonden landbouw.
Uitvoeren van een innovatieproject in een projectmatig samenwerkingsverband
In een projectmatig samenwerkingsverband wordt op projectbasis gewerkt aan een innovatieopgave die aan antwoord moet geven op een concrete vraag of kans uit de praktijk. Het gaat vooral om het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve samenwerkingsverbanden (proeftuinen) met een schil van koplopers.
Het vertrekpunt voor het uitvoeren van een innovatieproject is een relevante praktijksituatie die een gerede kans in zich draagt om met een zekere kracht uit te groeien tot een waardevolle duurzame innovatie. Van het innovatieproject gaat vervolgens een aantrekkingskracht uit op de volgers, zodat de innovatie wordt overgenomen en uiteindelijk tot gewone praktijk leidt.
Belangrijk is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave die door het samenwerkingsverband wordt uitgevoerd. De relevante partijen uit de keten nemen deel aan het samenwerkingsverband.
Een projectmatig samenwerkingsverband bestaat uit van elkaar onafhankelijke (rechts)personen die met elkaar een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan. Van belang is tevens dat alle aan het samenwerkingsverband deelnemende partijen een productieve bijdragen leveren aan het innovatieproject.
Het uit te voeren innovatieproject zal vooral betrekking hebben op fase 1, 2 en mogelijk het begin van fase 3 van figuur 2.
Oprichten projectmatig samenwerkingsverband, schrijven projectplan en uitvoeren van een innovatieproject
Bij de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband, of het verder uitbreiden van een samenwerkingsverband, is vooral de inspanning die de initiatiefnemer(s) van het betreffende samenwerkingsverband levert/leveren van belang. Welke samenwerkingspartners uit de keten heeft de initiatiefnemer op het oog. Wat is de rol van elke beoogde samenwerkingspartner ten opzichte van het beoogde innovatieproject? Zijn alle relevante samenwerkingspartners uit de landbouw- of voedselketen betrokken? in het samenwerkingsverband dat het beoogde innovatieproject zal gaan uitvoeren? Hoe draagt de initiatiefnemer er zorg voor deelname van dat de beoogde partner gaat deelnemen in het samenwerkingsverband en een bijdrage gaat leveren in het innovatieproject?
Aan het projectmatige samenwerkingsverband moet ten minste één partij uit de landbouw of voedselketen, niet zijnde landbouwer, deelnemen. Dit vanwege het gewenste duurzame effect van de innovatie. Door samen te werken met ketenpartijen is de kans op een duurzaam effect groter.
De voedselketen bestaat uit alle partijen tussen de producent en de eindgebruiker. Tot de landbouwketen behoren de toeleveranciers van landbouwbedrijven (bijvoorbeeld producenten van organische meststoffen).
Figuur 2 Schakels in de voedselketen
In artikel 2.7.6 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op vier van deze thema’s:
Deze vier thema’s sluiten namelijk aan bij de doelen van het Ambitiedocument Innovatie Agenda Duurzame Landbouw. In het Ambitiedocument worden de volgende doelen genoemd:
Op basis van dit openstellingsbesluit en de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland zijn de volgende kosten subsidiabel:
De hoogte van de subsidie voor de investering is afhankelijk of de investering een productieve of een niet-productieve investering betreft. Een investering is productief indien de waarde of rentabiliteit van de onderneming door de investering stijgt. Voor productieve investeringen geldt een subsidiepercentage van 40%, voor niet-productieve investeringen geldt een subsidiepercentage van 100%.
De hierboven genoemde subsidiabele kosten kunnen op verschillende manieren gemaakt worden. Deze manieren worden kostentypen genoemd. Voor dit openstellingsbesluit kunnen de subsidiabele kosten op de volgende wijzen gemaakt worden:
De subsidiabele hoogte van de personeelskosten kan op twee manieren worden berekend:
Het uurtarief per medewerker wordt als volgt berekend:
Het bruto jaarsalaris (op basis van de meest recente loonstaat) inclusief niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantie uitkering.
Verhoogd met 43,5% voor de werkgeverslasten.
Verhoogd met 15% voor de indirecte kosten.
De uitkomst hiervan wordt gedeeld door 1720 uur op basis van een werkweek van 40 uur.
Een voorbeeld: Het bruto jaarsalaris bedraagt inclusief een niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering 50.000 euro. De 50.000 euro wordt verhoogd met 43,5% tot 71.750 euro. De 71.750 euro wordt vervolgens verhoogd met 15% tot 82.512,50 euro. Het subsidiabele uurtarief bedraagt dan 82.512,50 gedeeld door 1720 is 47,97 euro.
De kosten van gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten. Een voorbeeld:
De totale subsidiabele kosten bedragen € 1.000.000,-. De aankoop kosten (inclusief kosten voor de overdracht) van de gronden bedragen € 200.000,-. De kosten van de gronden kunnen maar 10% van de subsidiabele kosten vormen, de ‘overige kosten’ bedragen daarom 90% van de subsidiabele kosten.
In dit geval bedragen de ‘overige kosten’ € 800.000,-.(=90%)
100% van de subsidiabele kosten is dan €800.000 / 90x100 = €888.888,89
De subsidiabele kosten voor de aankoop van gronden is dan 10% van € 888.888,89 = € 88.888,89.
Voorbereidingskosten zijn kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Deze kosten zijn op grond van dit openstellingsbesluit niet subsidiabel.
De kosten van tweedehandsgoederen (machines en installaties) komen niet voor subsidie in aanmerking.
Het betekent niet dat er geen tweedehandsgoederen of andere vormen van bijdragen in natura bij de uitvoering van het project mogen worden ingezet. De inzet komt alleen niet voor subsidie in aanmerking.
Een investering op basis van huurkoop komt eveneens niet voor subsidie in aanmerking.
Voor meer informatie over (onder andere) de subsidiabele kosten kunt u het handboek POP3 subsidie raadplegen. Het handboek is te raadplegen via https://regiebureau-pop.eu/sites/default/files/u111/Handboek%20aanvragers%2023%2003%202017.pdf.
Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden. Aan elk criterium is een wegingsfactor toegekend. De totaal behaalde puntenscore op basis van de selectiecriteria wordt berekend door per criterium het aantal behaalde punten te vermenigvuldigen met de wegingsfactor. Vervolgens worden alle scores op de criteria bij elkaar opgeteld.
Op basis van dit openstellingsbesluit kan zowel subsidie worden aangevraagd voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan, als voor het in een samenwerkingsverband uitvoeren van een innovatieproject. In het geval dat de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op het oprichten van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan wordt bij de toetsing aan de criteria gekeken naar de beoogde samenstelling van het samenwerkingsverband en het beoogde doel van de samenwerking.
Wanneer de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op het in een samenwerkingsverband uitvoeren van een innovatieproject wordt gekeken naar de samenstelling van het samenwerkingsverband en het doel van de samenwerking.
Criterium a: de mate van innovatie
Met dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin de activiteit innovatief is. Met innovativiteit wordt gedoeld op het samenwerkingsproces als zodanig, het onderwerp van de samenwerking (beoogde innovatie) of op beide. Bij dit criterium gaat het dus niet alleen om een technische innovatie.
Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden (cross overs) of verbintenissen tot stand brengt. Nieuwe en ‘andere’ samenwerking in de landbouw- en voedselketen worden als innovatiever beoordeeld. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen partijen is, hoe minder punten worden toegekend.
Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking (beoogde innovatie), gaat het om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat de activiteit zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces of procedé), of betreft de beoogde innovatie een geheel nieuw product (of dienst, proces of procedé).
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”? Wordt met de activiteit bijgedragen aan de beoogde verschuiving van een benadering in de bedrijfsvoering van kostenreductie of verhoogde volumes naar benadering in bedrijfsvoering van meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering of productie of een sector overstijgende toepassing?;
Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.
Criterium b: de mate van effectiviteit van de activiteit.
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig ( effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element.
De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan één of meerder van de volgende thema’s:
Hierbij wordt zowel gekeken naar het effect van beoogde innovatie als naar de toepasbaarheid van de beoogde innovatie. Aan een bredere toepasbaarheid voor de grondgebonden landbouw van de innovatie wordt meer belang toegekend dan aan een innovatie die minder breed toepasbaar is.
Een samenwerkingsverband waaraan meerdere (verschillende)ketenpartijen deelnemen (ketenbreed), wordt als effectiever beoordeeld dan een samenwerkingsverband waar één grondgebonden landbouwer of één partij uit de keten aan deel neemt.
Bij deze openstelling voor samenwerking voor innovaties gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces. Samenwerking kan leiden tot meer kennisdeling op regionaal-, nationaal- of internationaal niveau. Door samenwerking kunnen nieuwe innovatieve verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen ontstaan.
Aanvullend worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
Op basis van bovenstaande punten wordt de effectiviteit van de activiteit als zeer gering, gering matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.
Criterium c. de haalbaarheid van de activiteit
Met dit criterium wordt bekeken of het innovatieproject succesvol uitgevoerd kan worden, ook wordt beoordeeld of de beoogde innovatie haalbaar is. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Van belang is dat bij aanvang van de uitvoering van het innovatieproject aan alle randvoorwaarden (onder andere technisch, organisatorisch, financieel) is voldaan. Dit moet blijken uit het plan van aanpak.
Indien op het moment van aanvragen van de subsidie, nog niet aan alle randvoorwaarden is voldaan, wordt voor de haalbaarheid ook bezien of er een go/ no go moment is bepaald.
Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
De kwaliteit plan van aanpak, zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project? Hierbij wordt ook gekeken naar de financiële haalbaarheid van de activiteit (in hoeverre is de aanvrager in staat om kosten voor te financieren);
Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid van de activiteit als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.
Criterium d: de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.
Met dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt er gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Het wordt als niet efficiënt gezien als de aanvrager zelf opnieuw het wiel gaat uitvinden, terwijl er al kennis en ervaring beschikbaar is uit eerdere innovatieprojecten (zie bijvoorbeeld de website van het Netwerk Platteland https://netwerkplatteland.nl/).
Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten relevant en passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen behaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten en de feitelijke kosten.
Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.
Het doel van de openstelling is om duurzame innovaties in de grondgebonden landbouw te stimuleren. Hoe innovatiever hoe beter, het criterium ‘mate van innovatie’ heeft daarom de hoogste wegingsfactor (4). Het criterium effectiviteit heeft de één na hoogste wegingsfactor (3). Projecten die aan meerdere doelen bijdragen, dragen meer bij aan het doel van het openstellingsbesluit.
Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 2. Kenmerk van een innovatieproject is dat de innovatie niet hoeft te slagen, maar wel van belang is dat de randvoorwaarden goed in beeld zijn gebracht en indien nodig beheersmaatregelen zijn genomen, zodat de kans dat de innovatie wel slaagt stijgt en de nieuwe samenwerking in de keten kan doorwerken.
Het criterium ‘efficiëntie’ heeft een wegingsfactor van 1. Dit criterium is niet bepalend voor het doel van de openstelling, maar heeft betrekking op de wijze waarop het doel wordt bereikt.