AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
[vervallen]
Artikel 2:8 Dienstverlening
[vervallen]
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
[vervallen]
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
- 1.
Het is toegestaan om de weg of een weggedeelte anders dan de publieke functie daarvan te gebruiken, mits aan de volgende regels wordt voldaan:
- a.
het beoogd gebruik mag geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
de overlast van de in nabijheid gelegen onroerende zaken dient zo veel mogelijk te worden voorkomen of te worden beperkt;
- c.
het gebruik mag slechts plaatsvinden gedurende de daarvoor strikt benodigde tijd;
- d.
het beoogd gebruik mag geen belemmering opleveren voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
de gebruiker is verplicht de schade die hij door zijn handelen aan gemeentelijke eigendommen of eigendommen van derden toebrengt te vergoeden en voorts dient hij alle mogelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van zijn handelen schade zullen lijden.
- 2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:25;
- b.
terrassen als bedoeld in artikel 2:29 lid 7;
- c.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
- 3.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 4.
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, reclameborden, evenementenborden en het ophangen van spandoeken.
- 5.
Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of de Omgevingsverordening Limburg.
- 6.
Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde regels.
- 7.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
[vervallen]
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
- 1.
Het is toegestaan een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg mits:
- a.
degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
- b.
het college het maken of veranderen van de uitweg niet heeft verboden.
- 2.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
- a.
indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
- b.
indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Omgevingsverordening Limburg.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
[vervallen]
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
[vervallen]
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
[vervallen]
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
[vervallen]
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden te roken in bossen en op heide of binnen een afstand van dertig meter daarvan.
- 2.
Het is verboden in bossen en op heide of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- 3.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
[vervallen]
Artikel 2:19a Gevaarlijke voorwerpen
[vervallen]
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
[vervallen]
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
[vervallen]
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
[vervallen]
AFDELING 7. EVENEMENTEN
Artikel 2:24 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
- c.
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);
- f.
een wielertoertocht vanaf 100 deelnemers;
- g.
een klein evenement, niet zijnde een vechtsportevenement.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder, of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
- a.
- b.
het voorkomen of beperken van overlast;
- c.
de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
- d.
de zedelijkheid of gezondheid;
- e.
indien er strijdigheid bestaat met het evenementenbeleid;
- f.
indien er strijdigheid bestaat met het vigerende wielerbeleid.
- 3.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
- 4.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
- 5.
De aanvraag voor een vergunning om een evenement, niet zijnde een wielertoertocht, dient minimaal 8 weken en maximaal 26 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft te worden ingediend.
- 6.
Indien niet wordt voldaan aan de in het vijfde lid genoemde termijnen, kan de burgemeester besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
- 7.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor eendaagse evenementen, indien: het een wielertoertocht betreft van 100 tot en met 250 deelnemers. Voor deze wielertoertochten geldt een meldingsplicht. De melding dient uiterlijk 6 weken vóór de datum van het evenement te worden ingediend.
- 8.
De burgemeester kan besluiten een meldingsplichtige wielertoertocht te verbieden dan wel de vergunning voor een vergunningplichtige wielertoertocht te weigeren indien de melding/aanvraag in strijd is met het vigerende wielerbeleid.
- 9.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 2:25a Klein evenement
- 1.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- a.
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;
- b.
het evenement tussen 10.00 en 24.00 uur plaats vindt;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht vóór 10.00 uur of na 23.00 uur;
- d.
het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
- f.
- g.
de organisator de schade die hij door zijn handelen aan gemeentelijke eigendommen of eigendommen van derden toebrengt vergoedt en voorts alle mogelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van zijn handelen schade zullen lijden;
- h.
de organisator het in gebruik genomen terrein en de directe omgeving daarvan zuivert van papier en ander afval.
- i.
de organisator binnen 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
- 2.
De burgemeester kan binnen 10 dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het eerste lid te verbieden indien er strijdigheid bestaat met het evenementenbeleid of indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, dan wel bepaalde voorschriften hieraan te verbinden.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde regels.
- 4.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
[vervallen]
Artikel 2:26a Verboden voorwerpen bij evenementen
[vervallen]
Artikel 2:26b Betaald voetbalwedstrijden
[vervallen]
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
openbare inrichting:
- 1.
een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
- 2.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;
- b.
terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
- 2.
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
een bedrijfskantine of –restaurant, of;
- e.
een bed and breakfast gelegenheid.
- 5.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:
- a.
zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
- 6.
De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.
- 7.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 2:28a Wijziging leidinggevende
[vervallen]
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
horeca van categorie 1: een openbare inrichting die qua exploitatievorm in hoofdzaak aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcohol vrije drank worden verstrekt.
- b.
horeca van categorie 2: een openbare inrichting die in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd.
- c.
horeca van categorie 3: een openbare inrichting die in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
- d.
horeca van categorie 4: een openbare inrichting die in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf met de daarbij behorende voorzieningen.
- 2.
Ten aanzien van sluitingstijden voor openbare inrichtingen wordt aansluiting gezocht bij de in het eerste lid genoemde categorisering:
- -
horeca van categorie 1: winkelsluitingstijden;
- -
horeca van categorie 2: gesloten tussen 23.00 uur en 10.00 uur;
- -
horeca van categorie 3: gesloten tussen 2.00 uur en 7.00 uur op maandag tot en met vrijdag en tussen 3.00 uur en 7.00 uur op zaterdag en zondag;
- -
horeca van categorie 4: gesloten tussen 2.00 uur en 7.00 uur op maandag tot en met vrijdag en tussen 3.00 uur en 7.00 uur op zaterdag en zondag.
- 3.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing voor horeca van categorie 3 en 4 op:
- a.
Carnavalsvrijdag, -zaterdag, -zondag en -maandag voor de hele gemeente;
- b.
Kermisdagen voor de betreffende kerkdorpen en;
- c.
Nieuwjaarsdag.
Op de hiervorengenoemde dagen is het sluitingsuur als bedoeld in het eerste lid vastgesteld op 4.00 uur.
- 7.
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing voor horeca van categorie 3 en 4 ten aanzien van terrassen. Terrassen zijn in de maanden december, januari en februari gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 23.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.00 uur en 07.00 uur. In de maanden maart tot en met november zijn de terrassen gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.00 uur en 07.00 uur.
- 8.
In afwijking van het bepaalde in het zevende lid kan het college nadere regels stellen ten aanzien van terrassen.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingenHet is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
[vervallen]
Artikel 2:33 Ordeverstoring
[vervallen]
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikel 2:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
[vervallen]
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 4.
Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 5.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 6.
Het is verboden de in het vijfde lid genoemde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
[vervallen]
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44a Geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstel te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
[vervallen]
Artikel 2:45a Betreden van het bosgebied
- 1.
Het is verboden het door het college aangewezen gebied in de Schinveldse bossen te betreden van 22.00 uur tot 06.00 uur gedurende de zomertijd en van 20.00 uur tot 06.00 uur gedurende de wintertijd.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
[vervallen]
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
[vervallen]
Artikel 2:47a Verplichte route
[vervallen]
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank bij zich te hebben c.q. te gebruiken.
- 2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
- a.
voor een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
- b.
voor de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet;
- c.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
[vervallen]
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
[vervallen]
Artikel 2:50a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
[vervallen]
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
[vervallen]
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
[vervallen]
Artikel 2:53 Bespieden van personen
[vervallen]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
[vervallen]
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
[vervallen]
Artikel 2:56 Alarminstallaties
[vervallen]
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen en buiten de bebouwde kom op of aan de weg indien de hond niet is aangelijnd; of
- c.
op of aan de weg indien de hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatie-merk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het eerste lid aanhef en onder b is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Gelet op het bepaalde in het eerste lid is het de eigenaar, houder of hij die een hond onder zijn hoede heeft verboden, indien hij zich met de hond op de openbare weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of op een andere door het college aangewezen plaats begeeft dan wel bevindt, dit te doen zonder een deugdelijk hulpmiddel voor het opruimen van de uitwerpselen van de hond bij zich te hebben.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 4.
Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde hulpmiddel dient op de eerste aanvraag van de toezichthoudende ambtenaar direct te worden getoond.
- 5.
Het is verboden uitwerpselen al dan niet rechtstreeks te verwijderen via het riool.
- 6.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
Artikel 2:58a Verontreiniging door paarden
[vervallen]
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
[vervallen]
Artikel 2:61 Wilde dieren
[vervallen]
Artikel 2:62 Loslopend vee
[vervallen]
Artikel 2:63 Duiven
[vervallen]
Artikel 2:64 Bijen
[vervallen]
Artikel 2:65 Bedelarij
[vervallen]
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:66 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 3.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door oploop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
[gereserveerd]
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
[vervallen]
AFDELING 13. VUURWERK
Artikel 2:71 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken, dan wel in natuur- en bosgebied.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGING
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
[vervallen]
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
[vervallen]
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
- 3.
De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- b.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- c.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.