Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gebiedsverboden gemeente Emmen |
Citeertitel | Beleidsregels gebiedsverboden Gemeente Emmen |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | Wijziging van een regeling | 25-10-2018 |
De burgemeester van de gemeente Emmen;
acht het met het oog op de openbare orde en veiligheid, wenselijk dat er beleidsregels worden vastgesteld die duidelijkheid bieden over de wijze waarop gebiedsverboden worden opgelegd.
Gelet op de bepalingen in hoofdstuk 2:2 van de APV Emmen en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op grond van artikel 2:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Emmen 2017 (hierna: APV) kan de burgemeester iemand een verblijfsontzegging opleggen: een bevel om zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door hem aangewezen gebied gedurende een bepaalde tijd. In deze beleidsregel en bij de uitvoering van het beleid wordt de verblijfsontzegging met de term gebiedsverbod aangeduid. Een gebiedsverbod kan worden opgelegd voor maximaal 12 weken. Het verbod kan de burgemeester alleen opleggen voor het grondgebied van zijn eigen gemeente.
Op grond van artikel 177, lid 1 Gemeentewet kan de burgemeester een in de gemeente dienstdoende ambtenaar van politie machtigen in zijn naam besluiten te nemen of andere handelingen te verrichten. Op grond van artikel 6:2 van de APV zijn onder meer ambtenaren van de politie bevoegd toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de APV bepaalde;
Voor voetbalgerelateerde ordeverstoringen geldt een apart regime. Bij verstoring van de openbare orde in of rondom het stadion De Oude Meerdijk op een wedstrijddag van FC Emmen (of bij een wedstrijd in dit stadion van een andere organisator) kan de burgemeester een stadionomgevingsverbod opleggen (artikel 2:19 APV). Dit is een verbijzondering van het gebiedsverbod.
Nb. De burgemeester en de officier van justitie kunnen ook een gebiedsverbod opleggen op basis van de gemeentewet (artikel 172 gemeentewet). Dit kan worden toegepast bij ernstige of herhaaldelijke overlast waarbij ernstige vrees bestaat voor verdere ordeverstoringen. Het gebiedsverbod op basis van de gemeentewet is echter aanvullend op het normale gebiedsverbod op grond van de APV. Het geldt alleen voor ernstige vormen van overlast of aanhoudende overlast waarbij het inzetten van lichtere instrumenten geen effect heeft (gehad).
De gemeente Emmen zet hoog in op openbare orde en veiligheid. Onacceptabele overlast wordt actief tegengegaan. De focus ligt daarbij allereerst op preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Desondanks blijven overlastsituaties in bepaalde delen van de gemeente aanhoudend aandacht vragen.
De afgelopen jaren zijn er in het kader van het convenant “Veilig Uitgaan” diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de maatregelen van de horecaondernemer bij ongeregeldheden, cameratoezicht, veiligheidsverlichting, een hoog niveau van het onderhoud van de buitenruimte, een strikt handhavingsbeleid en afspraken omtrent de inzet van het aantal agenten. Ook zijn aanvullende maatregelen genomen in het kader van jeugd en alcohol en deurbeleid.
Ondanks de inspanningen blijven zich regelmatig (ernstige) ordeverstoringen voordoen. Dit in de vorm van vechtpartijen, bedreigingen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair en agressie tegen portiers. Het gaat vaak om personen die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als katalysator optreden. Het betreft veelal delicten die worden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit lokt weer tegenreacties uit met alle gevolgen van dien.
Het gedrag van genoemde personen heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Er zijn reeds afspraken gemaakt over het opleggen van een individueel of collectief horecaverbod door de exploitanten. Een gebiedsverbod zou daar een goede aansluiting op zijn.
Het is immers wenselijk om deze notoire overlastgevers voor een bepaalde tijd de toegang tot het uitgaansgebied te kunnen ontzeggen. Als de toegang tot een horecagelegenheid is ontzegt is het onwenselijk dat de persoon in kwestie zich wel in de buurt van die horecagelegenheid(heden) ophoudt.
Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreffen vaak aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft.
Waar het gaat om jongerenoverlast zal het gebiedsverbod veelal een sluitstuk zijn van eerder genomen pogingen met minder ingrijpende maatregelen een einde aan de overlast te maken zoals met de inzet van jongerenwerk of juist ter ondersteuning om een persoon met een leidende rol te scheiden van meelopers
Daarnaast kunnen drugsgebruikers, straatdealers, zwervers en alcoholisten individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren. Hun activiteiten zetten het woon- en leefklimaat ernstig onder druk en deze omgevingen zijn extra kwetsbaar. Een gebiedsverbod kan ook in die gevallen effectief zijn om de overlast in de wijk of een deel daarvan terug te brengen.
3. Uitgangspunten gebiedsverbod
Een gebiedsverbod is een zwaar middel om overlast in een gebied tegen te gaan. Aangezien het verbod diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer moet een besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod goed worden gemotiveerd.
Voor het opleggen van een gebiedsverbod gelden daarom de volgende uitgangspunten:
In het besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod wordt aangegeven op welke feiten het gebiedsverbod is gebaseerd (het laatst geconstateerde feit waarvoor een proces-verbaal is uitgeschreven en de historie van overlast gevend gedrag van de betrokken persoon) en voor welke periode en welk gebied de ontzegging geldt.
Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is zo aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstanties.
4. Voorwaarden voor het opleggen van een gebiedsverbod
Hieronder wordt aangegeven voor welke feiten een gebiedsverbod kan worden opgelegd. De duur van het verbod is afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit.
Categorie 1: feiten waarvoor een verbod van 2 weken kan worden opgelegd
Categorie 2: feiten waarvoor een verbod van 6 weken kan worden opgelegd
Categorie 3: feiten waarvoor een verbod van 12 weken kan worden opgelegd
Bovengenoemde feiten hoeven niet per se in het openbare gebied plaats te vinden maar er moet wel een relatie zijn met de openbare orde. Zo zullen bedreigingen in een winkel of een inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een gebiedsverbod. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor het publiek toegankelijke inrichting (zoals een café of discotheek) de basis zijn voor een gebiedsverbod.
Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven af te wijken van de in de tabel genoemde duur van het gebiedsverbod. Indien besloten wordt hiervan af te wijken dient dit te worden gemotiveerd in het besluit.
Een gebiedsverbod wordt in de regel opgelegd bij herhaaldelijke overlast. Er is sprake van een herhaaldelijke overlast:
als de betrokkene binnen een periode van drie maanden twee orde verstorende gedragingen pleegt zoals genoemd in de feitentabel. Dit hoeven niet twee dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. De betrokkene wordt altijd beoordeeld aan de hand van het laatste orde verstorende gedrag.
Gebiedsverbod bij eerste overtreding
In voorkomende gevallen kan na de eerste orde verstorende gedraging, zoals genoemd in de feitentabel, overgaan tot het opleggen van een gebiedsverbod om een herhaling van het orde verstorend gedrag te voorkomen. Dit zal het geval zijn bij gedragingen die zodanig ernstig en ingrijpend voor de openbare orde zijn dat dit het direct opleggen van een gebiedsverbod rechtvaardigt. Zonder uitputtend te zijn zal dit aan de orde zijn:
De gebiedsverboden kunnen qua tijdsduur zeer verschillend zijn. Waar het gaat om bijvoorbeeld het winkelgebied en daaraan gerelateerde overlast zullen de openingstijden van de winkels leidend zijn, maar waar het gaat om dealen in drugs zal een verbod eerder voor de hele dag zijn. De tijden dat het gebiedsverbod geldt worden in het besluit vermeld en gemotiveerd.
Een gebiedsverbod wordt niet zomaar opgelegd. Voordat iemand een gebiedsverbod krijgt, wordt eerst een waarschuwing uitgereikt. De betrokkene heeft dan de kans om het gedrag bij te stellen.
Pleegt iemand in één van de aangewezen gebieden een overtreding zoals genoemd in de feitentabel van deze beleidsregel dan wordt een op naam gestelde (schriftelijke) waarschuwing gegeven. Het opleggen van een waarschuwing wordt door de burgemeester gemandateerd aan de basispolitiefunctionarissen en surveillanten van de politie Noord Nederland district zuid-oost Drenthe. De waarschuwing wordt in persoon uitgereikt aan de betrokkene bij zijn aanhouding voor het openbare orde verstorende feit.
Zoals hiervoor in deze beleidsregel aangegeven wordt in bijzondere gevallen onmiddellijk na de eerste orde verstorende gedraging een gebiedsverbod opgelegd om herhaling van de gedraging te voorkomen. De noodzaak om onmiddellijk tot het opleggen van een gebiedsverbod over te gaan moet gelegen zijn in de ernst en ingrijpendheid van de gepleegde orde verstorende gedraging.
Indien de betrokkene binnen drie maanden na het uitreiken van een schriftelijke waarschuwing wederom een overtreding uit de feitentabel pleegt, dan kan worden overgegaan tot het opleggen van een gebiedsverbod. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat betrokkene in deze situatie al een waarschuwing en kansen heeft gehad, maar desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is derhalve een gerechtvaardigde vrees voor hernieuwde openbare ordeverstoring. Tevens wordt bij het nemen van het besluit actief gevraagd naar de zienswijze van betrokkene. De zienswijze wordt meegenomen in de belangafweging van het te nemen besluit.
Het kan voorkomen dat de politie aan iemand die de afgelopen drie maanden al een waarschuwing heeft gehad nogmaals een waarschuwing uitreikt (bijvoorbeeld omdat de eerdere waarschuwing nog niet verwerkt is in het administratieve systeem). Als uit de administratieve controle achteraf blijkt dat iemand de afgelopen zes maanden al eerder een feit uit de feitentabel heeft gepleegd dan vervalt de tweede waarschuwing en wordt er een gebiedsverbod worden opgelegd.
Indien een gebiedsverbod is opgelegd wordt dit vastgelegd in een dossier. Het dossier dient in ieder geval te bevatten:
Overige (strafrechtelijke) achtergrondgegevens met betrekking tot eerdere openbare orde verstoringen (bijvoorbeeld eerdere processen-verbaal, meldingen, mutaties, etc.). Dit met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de betrokkene te schetsen en de rechter bij een eventuele procedure inzicht te geven in de wijze van totstandkoming van opgelegde verboden;
Een afschrift van het besluit wordt gezonden aan de betreffende teamchef van de politie, officier van justitie, beleidsmedewerker openbare orde en veiligheid en het Veiligheidshuis. Het opleggen van een gebiedsverbod houdt overigens niet in dat er geen strafrechtelijke vervolging meer plaatsvindt door het openbaar ministerie tegen de gepleegde strafbare feiten.
In verband met de spoedeisendheid kan van de mogelijkheid om een zienswijze te geven, worden afgezien (art. 4:11 Awb). Dit wordt dan in het besluit gemotiveerd.
Het gebiedsverbod treedt in werking op de dag dat het verbod aan de betrokkene wordt uitgereikt. Als een gebiedsverbod wordt uitgereikt terwijl er al een verbod geldt dan gaat de termijn van het nieuwe verbod in na afloop van het eerdere gebiedsverbod.
De beschikking wordt door de politie in persoon uitgereikt en (indien mogelijk) per aangetekende post verstuurd. Betrokkene moet tekenen voor ontvangst. In de beschikking wordt duidelijk gemaakt voor welk tijdvak het verbod geldt en voor welk gebied. Tevens wordt een kaart bijgevoegd. Ook wordt uitdrukkelijk vermeld op welke gedragingen en feiten het gebiedsverbod is gebaseerd. De betrokkene wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit. Ook als er na de zienswijze uiteindelijk geen gebiedsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan (indien mogelijk schriftelijk) bericht.
Waarschuwingen en gebiedsverboden die zijn opgelegd op grond van de op 20 september 2011vastgestelde ‘Mandaatbesluit en gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen Emmen’ blijven ook na inwerkingtreding van deze beleidsregels van toepassing. Dit betekent dat opgelegde en van kracht zijnde gebiedsverboden ongewijzigd tot stand blijven en eventuele eerder afgegeven waarschuwingen blijven gedurende de termijn van 6 maanden na uitreiking gelden.