Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2019 |
Citeertitel | Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
In afwijking van het bepaalde in artikel 13 zijn deze nadere regels na 1 juli 2019 onverkort van toepassing op: a. Subsidies die met toepassing van deze nadere regels zijn verleend; b. Aanvragen, ingediend voor 1 juli 2019, waarop na 1 juli 2019 wordt beslist.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2019 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 18-12-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018, nummer 170 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 18 december 2018; kenmerk: 18MO05518;
dat de ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016’ met ingang van 1 januari 2019 komen te vervallen. Daarom is noodzakelijk gebleken Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2019’ vast te stellen, ter uitvoering van het Beleidskader 2015-2019 ‘Met taal versta je elkaar’;
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
contextgerichte samenwerking: samenwerking tussen aanbieders van taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden met professionals actief binnen de maatschappelijke context zoals benoemd in het beleidskader, waarbij een aantoonbare praktijkgerichte component onderdeel uitmaakt van de samenwerking;
doorlopende leerlijn: taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden, waarbij een sluitende leerlijn wordt gevormd tussen de taalactiviteit die de deelnemer volgt en een vervolgactiviteit gericht op taal. Dit kan enerzijds via doorstroom naar informele, non-formele en formele taal- en rekeneducatie. Anderzijds kan dit via activiteiten in de gemeente Rotterdam waarbij centraal staat dat deelnemers blijven oefenen met de Nederlandse taal;
niveauverhoging: een toename van de kennis en vaardigheden van één van de deelaspecten eindtermen WEB; professionele docent: persoon die beschikt over een pedagogisch-didactische aantekening, een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal heeft en een bijdrage levert aan de taal- en rekeneducatie waarvoor hij een betaling ontvangt;
Artikel 3 Doelgroep non-formele educatie
De non-formele taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden is gericht op Rotterdammers die problemen ondervinden op tenminste één van de drie leefgebieden.
Een bijdrage als bedoeld in het vorige lid kan geleverd worden in de vorm van een financiële bijdrage, het om niet beschikbaar stellen van een leslocatie, het om niet beschikbaar stellen van lesmateriaal en benodigdheden voor de werknemer van een organisatie om de lessen te kunnen volgen of het kunnen volgen van de lessen onder werktijd.
Artikel 6 Doelgerichte criteria
Ten aanzien van de uit te voeren dan wel te ontwikkelen taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend dient sprake te zijn van:
Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvragen
Onverminderd het bepaalde in de Subsidieverordening Rotterdam 2014, worden bij de beoordeling van de aanvraag de volgende criteria gehanteerd:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, als toepassing ervan naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 13 Inwerkingtreding en looptijd
Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2019 en vervallen op 1 juli 2019.
Per 1 januari 2015 is de WEB gewijzigd. De WEB 2015 biedt ruimte aan formele en non-formele taal en rekentrajecten. Met ingang van 1 januari 2018 kunnen ook trajecten digitale basisvaardigheden vanuit de WEB gefinancierd worden.
De Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2019 hebben als doel taal, rekenen en digitale basisvaardigheden in samenhang met andere maatschappelijke problemen aan te pakken. Onder de burgers is behoefte aan diverse vormen van taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden waarmee verschillende doelen bereikt kunnen worden, zoals het vinden van een (betere) baan, het gezond worden en blijven, het voorkomen en verminderen van schulden. Door non-formele taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden in deze maatschappelijke context aan te bieden, is er oog voor de diversiteit in taal- en rekenbehoeften en digitale basisvaardigheden.
De informele taalactiviteiten en non-formele taalactiviteiten die geen relatie hebben met de (deelaspecten) van de eindtermen van de WEB vallen buiten deze Nadere regels. Deze activiteiten zijn ondergebracht bij bewonersinitiatieven en welzijn. Bij non-formele taal- en rekeneducatie zijn naast taalvrijwilligers ook professionele docenten actief. Deze taal- en rekeneducatie dient aan te sluiten op het formele taalaanbod. Formele educatie maakt geen onderdeel uit van deze Nadere regels.
In dit artikel is een aantal in de Nadere regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Hierbij is aangesloten op de definities en uitleg, die worden gehanteerd in de WEB en in het beleidskader.
De Regeling eindtermen educatie 2013 die in sub d van de begripsbepaling wordt genoemd, is te vinden via de website Overheid.nl: https://wetten.overheid.nl/zoeken/zoekresultaat/rs/2,3,4/titel/regeling eindtermen educatie/titelf/1/tekstf/1/artnrb/0/d/22-11-2018/dx/0
Artikel 2 Doel en vorm van de subsidie
De bestaande of nieuwe taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden dienen een bijdrage te leveren aan het doel dat een individuele burger wil bereiken binnen de context van de in hoofdstuk 5 van het beleidskader genoemde leefgebieden:
Minimaal twee van de genoemde organisaties kunnen vanuit een samenwerkingsverband een aanvraag doen.
Bij de aanvraag dient een getekende overeenkomst van deze samenwerking geleverd te worden. In deze overeenkomst(en) geeft elke organisatie aan welke specifieke bijdrage door hen geleverd wordt aan de activiteit.
Het doel is de samenwerking te bevorderen tussen partijen gericht op contextrijk taalleren. Vandaar dat bij de aanvraag de eis van een samenwerkingsverband wordt gesteld. Daarbij geldt dat er altijd een (1) rechtspersoon de aanvraag doet en de verantwoording neemt.
De aanvragende organisatie blijft ook in het geval van samenwerking tussen meer partijen het aanspreekpunt in de subsidierelatie. De manier waarop de samenwerking tussen de organisaties en initiatieven wordt vormgegeven moet blijken uit de subsidieaanvraag en is verder de verantwoordelijkheid van de aanvragende organisatie.
In dit artikel worden de soorten activiteiten genoemd die voor subsidie in aanmerking kunnen komen, mits de activiteiten gericht zijn op resultaten zoals genoemd in het beleidskader.
In het eerste lid sub b. is aandacht voor vrijwilligers die met een bijstandsuitkering een tegenprestatie dienen te leveren. Hiermee kunnen organisaties een bijdrage leveren aan activering van werkzoekenden. Deze bepaling sluit aan bij het reeds ingezette beleid in Rotterdam om tegenprestaties te bevorderen en bij te dragen aan Social Return.
Het tweede lid geeft aan dat aantoonbare resultaten moeten worden bereikt. Dit geldt ook voor de inzet van de taalvrijwilligers die geworven en getraind zijn. Hun inzet als taalvrijwilliger moet eveneens effect hebben op de verbetering van de taalvaardigheid in relatie tot een of meerdere leefgebieden. Het gaat dus niet sec om de werving en training maar juist ook om hun inzet.
Artikel 6 Doelgerichte criteria
Aanvragen komen alleen in aanmerking voor subsidie indien deze gezamenlijk worden ingediend met een bedrijf/instelling/organisatie.
Er kan sprake zijn van aanverwante relaties binnen meerdere contexten.
Uit de aanvraag dient duidelijk te blijken wie welke taken en welke verantwoordelijkheden heeft. Aantoonbare samenwerkingsovereenkomsten dienen hiervoor als bewijs. In het Beleidskader 2015–2019 is opgenomen dat de Rotterdamse aanpak van taalachterstanden een multidisciplinaire aanpak is.
Het is belangrijk dat de samenwerkende organisaties elk hun eigen specifieke deskundigheid inbrengen. Dit is het best te borgen door als vereiste te stellen dat de samenwerkende partners niet tot één juridische entiteit mogen behoren, maar zich als zelfstandige entiteit onderscheiden met een specifieke deskundigheid en een eigen profiel. Daarom is het vereiste in lid 4 van artikel 7 van de nadere regels opgenomen dat de samenwerkende organisaties niet onderling verweven mogen zijn op bestuurlijk, economisch, financieel of organisatorisch terrein.
De te realiseren resultaten conform het beleidskader moeten duidelijk in de aanvraag vermeld worden en direct herleidbaar zijn tot de activiteiten (output).
De relatie tussen taal en het effect op verbetering op één of meerdere leefgebieden dient eveneens uitgewerkt te worden. Welk effect hebben de activiteiten op de maatschappelijke context van de deelnemer (outcome).
Uit de aanvraag dient te blijken welke concrete en meetbare outcome met de taalactiviteit(en) wordt gerealiseerd. Bij de vaststelling van de subsidie wordt bekeken of deze outcome daadwerkelijk is gerealiseerd. Hierop wordt eveneens afgerekend.
Het realiseren van een niveauverhoging op het gebied van taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden is geen doel op zich.
De activiteit dient binnen een maatschappelijke context te zijn geïntegreerd waardoor de activiteit op die manier vorm en invulling krijgt. Er is vaak samenhang met meerdere contexten. Binnen de activiteit dient hier rekening mee te worden gehouden.
In de aanvraag wordt vermeld wanneer tijdens de activiteiten professionele docenten en wanneer taalvrijwilligers worden ingezet, inclusief een onderbouwing waarom voor deze inzet wordt gekozen.
Tevens wordt beschreven hoe de taalvrijwilliger getraind en duurzaam voor de organisatie wordt ingezet. Het is immers van belang dat gedurende de uitvoering van de taal- en rekeneducatie de juiste ondersteuning geboden wordt en continuïteit gewaarborgd is.
De noodzaak van de taalactiviteit dient onderbouwd te worden op basis van de bestaande behoefte van de burger, gesignaleerd door de aanvrager en/of samenwerkingspartner(s).
De wijkprofielen van Rotterdam zijn een instrument dat een bijdrage kan leveren aan de onderbouwing van de taalbehoefte op wijkniveau. Wijken die ver onder of onder het gemiddelde scoren op taal binnen de wijkprofielen genieten de voorkeur als uitvoeringslocatie van de taalactiviteit.
Burgers moeten steeds minder afhankelijk worden van de overheid. Dit betekent ook dat voorzieningen aangeboden door de overheid een eigen bijdrage kennen. Op deze manier voelen burgers zich meer verantwoordelijk voor hun eigen besluit om mee te doen aan een voorziening. In de aanvraag dient te worden omschreven in welke vorm de eigen bijdrage van € 50,- wordt ingezet ten behoeve van de deelnemers. Individuen/gezinnen die in de schuldsanering zitten betalen geen eigen bijdrage. Zij moeten dit aantonen door een beschikking.
Goed opgeleide taalvrijwilligers zijn steeds belangrijker geworden. Om verder te stimuleren dat taalvrijwilligers goed opgeleid worden, krijgen de deelnemers die de opleiding succesvol hebben afgerond bij de ondertekening van hun taalvrijwilligersovereenkomst € 50,- overhandigd.
Om te voorkomen dat het geleerde na afronding van de activiteit wegzakt, is het belangrijk dat burgers actief blijven. De taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden dient daarom een duurzaam karakter te hebben. Dit houdt in dat er een langetermijneffect in de aanvraag en verantwoording dient te worden aangetoond.
Artikel 8 Eisen aan de aanvraag
Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvragen
Het college beoordeelt of de subsidieaanvraag aan alle criteria voldoet. Daarnaast wordt gekeken naar de kwaliteit van de taal- en rekeneducatie en digitale basisvaardigheden en de mate waarin deze bijdraagt aan de gewenste maatschappelijke context.
Het subsidieplafond bepaalt uiteindelijk hoeveel activiteiten voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen.
Artikel 11 Wijze en tijdstip van indienen aanvraag en besluitvorming
De aanvragen voor subsidies voor activiteiten in het jaar 2019 kunnen direct na inwerkingtreding van de Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2019 worden gedaan. Omdat hiermee ook eerder het recht op subsidie kan worden beoordeeld, bestaat hierdoor de mogelijkheid om activiteiten al vroeg in het jaar te kunnen starten. Alle activiteiten moeten in het kalenderjaar 2019 starten en eindigen. Het digitale loket is te vinden op de website www.rotterdam.nl/subsidies
In deze Nadere regels is een hardheidsclausule opgenomen om, in gevallen waarin toepassing van de regeling - gegeven de doelstelling en de strekking van die regeling - een ‘onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren’, een onderdeel van die regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Met andere woorden: de hardheidsclausule ziet op situaties die niet voorzien zijn bij het vaststellen van de Nadere regels en waarin het niet redelijk zou zijn om de aanvraag af te wijzen, ook al wordt niet geheel voldaan aan het bepaalde in de Nadere regels.
Artikel 13 Inwerkingtreding en looptijd
De nadere regels blijven van toepassing op die subsidies die op grond van deze nadere regels zijn toegekend.
Aanvragen die zijn ingediend voor 1 juli 2019, waarop op 1 juli 2019 nog niet is beslist, worden beoordeeld op grond van deze nadere regels.
Dit gemeenteblad 2018, nummer 170, is uitgegeven op 19 december 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)