Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent de heffing en invordering gemeentelijke belastingen Uitvoeringsregeling betreffende heffing en invordering gemeentelijke belastingen 2019 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling betreffende heffing en invordering gemeentelijke belastingen 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Regeling betreffende heffing en invordering gemeentelijke belastingen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 20-11-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland;
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;
vast te stellen de volgende: UITVOERINGSREGELING MET BETREKKING TOT DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 2019
Artikel 1 Reikwijdte van de regeling
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 4 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.
De belastingplichtige die niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die twee maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk te vragen om uitreiking van een aangiftebiljet.
De belastingplichtige aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een kennisgeving van het gevorderde bedrag als bedoeld in artikel 5 van de Verordening Afvalstoffenheffing 2019 is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die twee maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk te vragen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.
Artikel 3 Voorlopige aanslag of voorlopig gevorderd bedrag
Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag onderscheidenlijk het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.