Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018 |
Citeertitel | Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Regeling tot wijziging van de Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2022 | 01-01-2022 | wijziging | 28-06-2022 | RIS312622 OCW/10255650 | |
06-03-2021 | 01-01-2021 | 01-07-2022 | wijziging | 02-03-2021 | RIS307968 OCW/10067201 |
15-05-2020 | 01-01-2020 | 06-03-2021 | wijziging | 12-05-2020 | RIS305190 BOW/2020.12 |
01-01-2019 | 15-05-2020 | wijziging | 21-12-2018 | RIS301396 |
De Wet maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten de taak haar burgers te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bevat voor de uitvoering van die taak de door de raad vast te stellen regels. De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 is een nadere uitwerking van de verordening en bevat de regels die tot de bevoegdheid van het college behoren, samen met de door de raad aan het college gedelegeerde bevoegdheden. De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 vormt de meer praktisch uitvoerende toelichting op de artikelen van de verordening en regeling en verwoordt tevens de visie van het college op de uitvoering van de Wmo. Om deze reden zijn de bestaande normerende bepalingen uit de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 thans verplaatst naar deze regeling.
Uitvoering indexering voor 2018
De indexering van de normbedragen voor de lijst van de genormeerde woningaanpassingen in de bijlagen van de Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bedraagt 0%.
De berekeningswijze van maatwerkvoorzieningen (pgb) is conform de aanbestedingsleidraad WMO-Maatwerkvoorzieningen 2017-2019 gemeente Den Haag. Onder het kopje ‘Indexatie tarieven’ staat het volgende verwoord: ‘De tarieven kunnen voor het eerst in 2018 en vervolgens in 2019 worden gewijzigd op basis van een indexcijfer dat is gebaseerd op de gewogen gemiddelde wijziging van de lonen in de betreffende cao’s (VVT,GHZ en GGZ) tot een maximum van het voor dat jaar geldende gemeentelijke accres’. In 2017 geldt een indexpercentage volgens de Cao-index Zorg en Welzijn van 1,93 % en indexatiepercentage volgens de consumentenprijsindex van 1,38 %. Dit resulteerde in de volgende gewogen indexpercentages als input voor de indexatie van de tarieven 2018:
- de indexering voor de normbedragen voor de ambulante producten bedraagt 1,79 %;
- de indexering voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling bedraagt 1,66 %.
De tarieven van ambulante producten stijgen met een percentage van 1,79 % en de tarieven voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling stijgen met een percentage van 1,66 %.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,
- de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,
- de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018,
- het Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag,
besluit vast te stellen de navolgende Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018 wordt in deze regeling verstaan onder:
Paragraaf 1.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid van de verordening ‘toegang’
1°. zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet,
2°. partijen op het gebied van publieke gezondheid,
7°. organisaties voor werk en inkomen.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Paragraaf 2.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening, ‘nachtopvang’
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen voor ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie
Paragraaf 3.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.1, zevende lid van de Verordening
Het college kent een maatwerkvoorziening uitsluitend toe aan een cliënt met een somatische, lichamelijke of verstandelijke beperking, of met psychische, psychiatrische, psychogeriatrische problematiek of een verslavingsproblematiek, die van invloed zijn op de zelfredzaamheid of participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang van de cliënt.
Artikel 3.1.2 Criteria voor maatwerkvoorzieningen
Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening moet door het college zijn vastgesteld dat de aanvrager ondersteuning nodig heeft op één of meerdere resultaatgebieden, waarbij er geen of onvoldoende gebruik kan worden gemaakt van eigen kracht en onvoldoende ondersteuning kan plaatsvinden vanuit:
Paragraaf 3.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.2, derde lid van de Verordening, ‘grondslagen kostprijsberekening pgb’
Artikel 3.2.1 Hoogte en berekening van het pgb
a. een zaak wordt vastgesteld op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Daarbij geldt:
b. huishoudelijke hulp door een persoon die daarvoor niet opgeleid is, wordt vastgesteld per resultaat van een schoon huis op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een niet daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat van een schoon huis vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
d. individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt vastgesteld per resultaat op basis van het laagste tarief per resultaat;
2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat voor individuele begeleiding vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat voor individuele begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
f. begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning, uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep, voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht, werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
g. gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
h. kortdurend verblijf- en respijtzorg (logeervoorziening):
2°. met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen, wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
i. vervoer van en naar de dagbesteding wordt vastgesteld op grond van het laagst geoffreerde tarief bij een door de gemeente gecontracteerde instelling of een door het college vastgestelde kilometervergoeding;
j. taxikosten en rolstoeltaxikosten wordt vastgesteld op basis van een door het college verricht objectief onderzoek naar marktconforme tarieven en uitgaande van een maximaal aantal kilometers per jaar;
k. een autoaanpassing wordt vastgesteld op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van autoaanpassingen;
l. verhuiskosten worden vastgesteld op basis van:
m. aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt vastgesteld op basis van het laagste tarief voor een sportrolstoel in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van hulpmiddelen;
n. het toegankelijk maken van een woning wordt vastgesteld op basis van:
Paragraaf 3.3 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid van de Verordening, ‘logeervoorziening’
Paragraaf 3.4 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.6, derde lid van de Verordening, ‘vervoersvoorziening’
Paragraaf 3.5 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.7, vijfde lid van de Verordening, ‘woningaanpassing’
Paragraaf 3.6 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening, ‘rolstoelvoorziening en sporthulpmiddelen’
Paragraaf 3.7 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid van de Verordening, ‘ondersteuning’
Paragraaf 3.8 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.10, zesde lid van de Verordening, ‘opvang’
Artikel 3.8.1 Criteria crisisopvang
Een cliënt die beperkt is door een ernstige ontregeling in de fysieke gesteldheid of gezondheid, komt voor opvang van maximaal zes weken in aanmerking wanneer de cliënt:
a. direct de huiselijke omgeving moet verlaten;
b. geen gebruik kan maken van andere vormen van opvang;
c. niet door inzet van zorg voldoende geholpen kan worden, en
d. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in tijdelijke opvang te voorzien.
Artikel 3.8.2 Criteria maatschappelijke opvang
a. dakloos is, al dan niet voorafgaand aan detentie of een opname in een (psychiatrische) kliniek;
b. geen mogelijkheden heeft om zelf de dakloosheid op te heffen, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden;
c. de (meeste) sociale binding heeft in de regio en centrumgemeente Den Haag, en
d. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.
a. de woonplaats van familie of andere personen waarmee betrokkene een positieve sociale relatie onderhoudt;
b. de plaats waar aantoonbare bekendheid is bij de hulpverlening, dit gebaseerd op een duurzame relatie met de hulpverlening of politie, en
c. de plaats waar de cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van voorzieningen voor maatschappelijke opvang.
Artikel 3.8.3 Criteria opvang huiselijk geweld
Een cliënt, al dan niet met kinderen, die slachtoffer is van huiselijk geweld komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:
a. vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten of, indien er sprake is van kindermishandeling, de opvang van kind(eren) met de beschermende ouder of verzorger noodzakelijk is;
b. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien, en
c. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.
Artikel 3.8.4 Criteria opvang (licht) verstandelijk beperkten
Een cliënt die licht verstandelijk beperkt is, komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:
a. vanwege aspecten in verband met zijn (licht) verstandelijke beperking aangewezen is op opvang met begeleiding om mee te kunnen doen in de maatschappij, en
b. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in opvang of alternatieve huisvesting te voorzien.
Hoofdstuk 4 Bevoegdheden van het college
Paragraaf 4.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid van de Verordening, ‘verschuldigde bijdrage maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’
De cliënt is op grond van hoofdstuk 3 van de verordening een bijdrage verschuldigd :
a. de maatwerkvoorziening vervoersvoorziening;
b. de maatwerkvoorziening woningaanpassing;
c. de maatwerkvoorziening sporthulpmiddelen;
d. de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’;
Paragraaf 4.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 4.2, derde lid van de Verordening, ‘korting op de bijdrage maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’
De eigen bijdrage geldt niet voor cliënten als:
Hoofdstuk 6 Gevolgen van het herzien van besluiten
a. een financiële tegemoetkoming of toekenning;
b. het persoonsgebonden budget, of
c. het bedrag dat het college aan een maatwerkvoorziening, al dan niet forfaitair, in natura heeft vergoed of verstrekt.
Artikel 6.2 Afzien van terugvorderen
a. het hebben van een levensbedreigende ziekte, of
Artikel 6.3 Afzien van (verdere) invordering
a. de vordering is ontstaan door fraude, door onrechtmatig of door verwijtbaar gedrag van de cliënt of diens echtgenoot of geregistreerd partner;
b. medewerking van het college aan een schuldregeling is toegezegd en binnen twaalf maanden nadien geen regeling tot stand is gekomen;
Bijlage I De formele en informele tarieven 2021 voor het verstrekken van een pgb zoals bedoeld in artikel 3.2.2., eerste lid
De tarieven voor pgb maatwerkarrangementen bedragen per resultaatgebied, per maand in euro:
1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.
2: Voor 16 en 17 jarigen zijn in het Wonen plus tarief ook de hotelmatige en huisvestingskosten meegenomen.
1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.
Bijlage II De maximale normbedragen vervoersvoorzieningen pgb 2018 als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid
1. De hoogte van de normbedragen voor een pgb vervoer aan de hand van de intensiteit basis, plus en intensief per 4 weken is:
Bijlage III Normbedragen kosten woningsanering ten gevolge van allergie 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid
Bij ouderdom van het bestaande artikel geldt:
- tot 2 jaar 100% van het normbedrag;
- tot 4 jaar 75% van het normbedrag;
- tot 6 jaar 50% van het normbedrag;
Bijlage IV Lijst van eenvoudig genormeerde aanpassingen 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, tweede lid
Bijlage VI Normbedrag tegemoetkoming verhuiskosten 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, vierde lid
Het normbedrag ten behoeve van woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.705,00.
Bijlage VIII Eigen bijdragen 2018 zoals bedoeld in artikel 4.1.1, derde lid van de regeling.
Eigen bijdrage ‘Vervoersvoorziening’ als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, van de verordening
De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening vervoersvoorziening bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De inwoner betaalt deze eigen bijdrage totdat de vervoersvoorziening wordt ingeleverd. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.
Wanneer de vervoersvoorziening is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget is de eigen bijdrage maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt de eigen bijdrage niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 7 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.
Eigen bijdrage ‘Woningaanpassing’ als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid, van de verordening
De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening woningaanpassing bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De inwoner betaalt deze eigen bijdrage totdat de woningaanpassing wordt ingeleverd. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.
Wanneer het gaat om een woningaanpassing die aard- en nagelvast wordt aangebracht is de eigen bijdrage maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt de eigen bijdrage niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 10 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.
Eigen bijdrage ‘sporthulpmiddelen’ als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, van de verordening
De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening sporthulpmiddel bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De eigen bijdrage is maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 3 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.
Eigen bijdrage ‘ondersteuning’ resultaatgebied: het voeren van een huishouden’ als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de verordening.
De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’ bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Bijlage IX Plan van aanpak kwaliteit wet maatschappelijke ondersteuning Den Haag
gereserveerd voor plan van aanpak kwaliteit.
Een cliënt kan op één of meerdere resultaatgebieden een ondersteuningsbehoefte hebben. Het totaal van intensiteiten telt op tot een budget per cliënt waarmee deze, in geval van een pgb, de ondersteuning in moet kopen om de resultaten te behalen. Voor het pgb komen er twee sets met tarieven. Eén set met tarieven voor het inhuren van de ondersteuning tegen een formeel pgb tarief en één met het informele pgb tarief. Het formele tarief is van toepassing op de inzet van professionals, het informele tarief op de inzet van iemand uit het sociale netwerk.
In het geval een cliënt ondersteuning nodig heeft op meerdere resultaatgebieden, is het mogelijk om een deel van de ondersteuning via een pgb te organiseren en de overige ondersteuning te ontvangen van een gecontracteerde aanbieder via zorg in natura (ZiN). Cliënten kunnen dus wat betreft de maatwerkvoorziening, ondersteuning in natura en een pgb combineren, evenals formele en informele ondersteuning. Binnen één resultaatgebied is echter maar één verstrekkingsvorm of soort hulp (formeel of informeel) mogelijk. Deze vernieuwing maakt het voor cliënten mogelijk om bijvoorbeeld individuele begeleiding via een gecontracteerde aanbieder af te nemen maar hun dagbesteding bij een (kleine) niet gecontracteerde aanbieder te krijgen.
Het college heeft een onafhankelijk partij de tariefberekening laten doen voor de Wmo-tarieven voor de ondersteuning in natura zoals die zijn gebruikt in de aanbesteding van de voorzieningen. Op basis van de door de raad gestelde uitgangspunten zijn de kostencomponenten die relevant zijn voor de opbouw van het pgb-tarief beschreven.
Voor de berekening van de pgb tarieven wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Wettekst Wmo: de wettekst van de Wmo is het kader waarbinnen de berekening van de pgb-tarieven plaatsvindt. De wet stelt dat Wmo-tarieven redelijk, dat wil zeggen: goed onderbouwd, moeten worden vastgesteld en staat daarbij toe dat gemeenten verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. In de wet worden geen minimum- of maximumtarieven genoemd. De systematiek van resultaatgebieden in de voorzieningen van de gemeente Den Haag is, net als bij de berekening van ZiN-tarieven, uitgangspunt voor de onderverdeling van pgb-tarieven.
Het uitgangspunt van de berekening is dat de kostprijsopbouw, dat wil zeggen: de wijze waarop de verschillende kostencomponenten meegewogen worden in de tariefberekening, bij de pgb-tarieven gelijk is aan de ZiN-tarieven. Dit voorkomt dat cliënten om niet-inhoudelijke redenen gaan kiezen voor een pgb of ZiN. Wel is het mogelijk dat bij de pgb-tarieven sommige kostprijscomponenten gedeeltelijk of niet van toepassing zijn bij de berekening. Deze uitgangspunten ten aanzien van de kostencomponenten zijn toegepast in het tariefberekeningsmodel om te onderzoeken tot welke pgb tarieven voor formele en informele ondersteuning dit leidt. Waarbij op sommige punten op basis van inhoudelijke argumenten technische aanpassingen zijn gedaan die recht doen aan de situatie van formele en informele pgb’s. Het is wenselijk om een dergelijk onderscheid te hanteren, omdat de gemaakte kosten tussen beide soorten ondersetuning substantieel van elkaar verschillen.