Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018
CiteertitelRegeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpRegeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-03-202101-01-2021wijziging

02-03-2021

gmb-2021-68990

RIS307968 OCW/10067201
15-05-202001-01-202006-03-2021wijziging

12-05-2020

gmb-2020-123431

RIS305190 BOW/2020.12
01-01-201915-05-2020wijziging

21-12-2018

gmb-2019-942

RIS301396

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018

Toelichting

 

De Wet maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten de taak haar burgers te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bevat voor de uitvoering van die taak de door de raad vast te stellen regels. De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 is een nadere uitwerking van de verordening en bevat de regels die tot de bevoegdheid van het college behoren, samen met de door de raad aan het college gedelegeerde bevoegdheden. De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 vormt de meer praktisch uitvoerende toelichting op de artikelen van de verordening en regeling en verwoordt tevens de visie van het college op de uitvoering van de Wmo. Om deze reden zijn de bestaande normerende bepalingen uit de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 thans verplaatst naar deze regeling.

 

Uitvoering indexering voor 2018

De indexering van de normbedragen voor de lijst van de genormeerde woningaanpassingen in de bijlagen van de Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bedraagt 0%.

 

De berekeningswijze van maatwerkvoorzieningen (pgb) is conform de aanbestedingsleidraad WMO-Maatwerkvoorzieningen 2017-2019 gemeente Den Haag. Onder het kopje ‘Indexatie tarieven’ staat het volgende verwoord: ‘De tarieven kunnen voor het eerst in 2018 en vervolgens in 2019 worden gewijzigd op basis van een indexcijfer dat is gebaseerd op de gewogen gemiddelde wijziging van de lonen in de betreffende cao’s (VVT,GHZ en GGZ) tot een maximum van het voor dat jaar geldende gemeentelijke accres’. In 2017 geldt een indexpercentage volgens de Cao-index Zorg en Welzijn van 1,93 % en indexatiepercentage volgens de consumentenprijsindex van 1,38 %. Dit resulteerde in de volgende gewogen indexpercentages als input voor de indexatie van de tarieven 2018:

- de indexering voor de normbedragen voor de ambulante producten bedraagt 1,79 %;

- de indexering voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling bedraagt 1,66 %.

De tarieven van ambulante producten stijgen met een percentage van 1,79 % en de tarieven voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling stijgen met een percentage van 1,66 %.

 

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

gelet op:

- de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

- de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018,

- het Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag,

 

besluit vast te stellen de navolgende Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018:

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begrippen

 

Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018 wordt in deze regeling verstaan onder:

- bijstandsnorm:

de norm zoals bedoeld in artikel 5, onderdeel 5 c, van de Participatiewet;

- college:

burgemeester en wethouders van Den Haag;

- formeel tarief:

het tarief voor een maatwerkvoorziening bij ondersteuning door een professionele zorgverlener;

- informeel tarief:

het tarief voor een maatwerkvoorziening wanneer de ondersteuning wordt geboden door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt, niet zijnde een professionele zorgverlener;

- inkomen:

het bijdrageplichtige verzamelinkomen als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

- mantelzorger:

degene die aan een ingezetene van de gemeente Den Haag mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid van de wet;

- pgb:

persoonsgebonden budget;

- SVB:

de Sociale Verzekeringsbank;

- verordening:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018;

- wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

- ZiN:

de zorg in natura.

 

Paragraaf 1.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid van de verordening ‘toegang’

 

Artikel 1.2.1 Melding hulpvraag en persoonlijk plan

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    Het college stelt de cliënt tot zeven dagen na de datum van de melding in de gelegenheid een persoonlijk plan bij de hulpvraag te voegen. Een persoonlijk plan is niet verplicht.

  • 4.

    Een cliënt kan zich door een gratis en onafhankelijke cliëntondersteuner laten bijstaan.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Artikel 1.2.2 Onderzoek en indienen ondersteuningsplan of budgetplan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie.

  • 2.

    Het college maakt zo spoedig mogelijk met de cliënt een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.

  • 4.

    De cliënt geeft in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 5.

    Als de cliënt in relatie tot de aanvraag voldoende bekend is, kan het college met goedkeuring van de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 6.

    Het college meldt de cliënt de mogelijkheid om een ondersteuningsplan of budgetplan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt deze na de melding in de gelegenheid dit plan te overhandigen.

 

Artikel 1.2.3 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • d.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • e.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • f.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of gebruikelijke ondersteuning zoals bedoeld in de verordening, zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • g.

    de mogelijkheden om te komen tot een zo goed mogelijke samenwerking door middel van participatie met:

1°. zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet,

2°. partijen op het gebied van publieke gezondheid,

3°. jeugdhulpverlening,

4°. onderwijsorganisaties,

5°. welzijnsorganisaties,

6°. woonorganisaties, of

7°. organisaties voor werk en inkomen.

  • h.

    welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, 2.1.4a en 2.1.4b van de wet verschuldigd zal zijn; en

  • i.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

 

  • 2.

    Wanneer de cliënt toepassing heeft gegeven aan artikel 1.2.2, zesde lid betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en wijst op de verwerking van diens persoonsgegevens.

  • 4.

    Wanneer de hulpvraag voldoende in kaart gebracht is met de gegevens als bedoeld in dit artikel, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet en alleen in overleg met de cliënt, afzien van een gesprek.

 

Artikel 1.2.4 Verslag van het onderzoek

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en verstrekt dit aan de cliënt.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

 

Artikel 1.2.5 Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college met inachtneming van artikel 2.3.2 van de wet.

  • 2.

    Een zorgaanbieder kan niet tevens ook een cliënt vertegenwoordigen met betrekking tot een aanvraag voor ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat in het verslag heeft aangegeven.

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Paragraaf 2.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening, ‘nachtopvang’

 

Artikel 2.1.1 Criteria opvang daklozen

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor algemene voorziening nachtopvang als deze:

  • a.

    feitelijk dakloos is,

  • b.

    al dan niet tijdelijk beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijze leefgebieden, en

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de acute situatie van dakloosheid opheffen.

     

  • 2.

    Gedurende de periode dat de winterregeling in de nachtopvang van kracht is, is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3.

    Indien de cliënt nog niet over een inkomen beschikt, omdat de aanvraag voor een bijstandsuitkering nog niet is afgehandeld en er nog geen voorschot is verstrekt, is de cliënt vrijgesteld van de eigen bijdrage voor de nachtopvang.

 

Paragraaf 2.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 2.6 van de Verordening, ‘waardering van mantelzorgers’

 

Artikel 2.2.1 Aard en omvang mantelzorgwaardering

  • 1.

    De mantelzorgwaardering is een waardering in natura in de vorm van een tegoed waarvan de hoogte door het college wordt vastgesteld.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde tegoed kan door de mantelzorger uitsluitend worden besteed aan producten en diensten die worden aangeboden op de gemeentelijke website voor mantelzorgers: www.denhaagmantelzorg.nl.

  • 3.

    Een toegekend tegoed kan vanaf de toekenning tot uiterlijk 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar worden besteed. Daarna vervalt het niet bestede tegoed.

 

Artikel 2.2.2 Aanspraak op een mantelzorgwaardering

  • 1.

    De mantelzorger die gedurende tenminste drie maanden of minimaal 8 uur per week mantelzorg heeft verleend, kan aanspraak maken op een mantelzorgwaardering.

  • 2.

    Per mantelzorgontvanger komt slechts één mantelzorger voor een mantelzorgwaardering in aanmerking.

 

Artikel 2.2.3 Aanvraag

  • 1.

    De mantelzorger van een cliënt vraagt een mantelzorgwaardering aan op de website www.denhaagmantelzorg.nl.

  • 2.

    De aanvraag kan slechts betrekking hebben op één mantelzorgontvanger.

  • 3.

    In een kalenderjaar kan ten hoogste één aanvraag worden ingediend.

 

Artikel 2.2.4 Weigeringsgrond

Het college weigert de aanvraag indien het door het college vastgestelde budget voor het jaar van de aanvraag is uitgeput.

 

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen voor ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie

Paragraaf 3.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.1, zevende lid van de Verordening

 

Artikel 3.1.1 Doelgroep

Het college kent een maatwerkvoorziening uitsluitend toe aan een cliënt met een somatische, lichamelijke of verstandelijke beperking, of met psychische, psychiatrische, psychogeriatrische problematiek of een verslavingsproblematiek, die van invloed zijn op de zelfredzaamheid of participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang van de cliënt.

 

Artikel 3.1.2 Criteria voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Voor het beslissen op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening dienen de door het college gevraagde gegevens, op de daarbij door het college aangegeven wijze, tijdig en compleet door de cliënt te worden verstrekt.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening moet door het college zijn vastgesteld dat de aanvrager ondersteuning nodig heeft op één of meerdere resultaatgebieden, waarbij er geen of onvoldoende gebruik kan worden gemaakt van eigen kracht of onvoldoende ondersteuning kan plaatsvinden vanuit:

  • a.

    een andere voorliggende wettelijke voorziening;

  • b.

    gebruik van het sociale netwerk van de aanvrager en van mantelzorg;

  • c.

    een algemene voorziening;

  • d.

    algemeen gebruikelijke middelen;

  • e.

    gebruikelijke hulp;

  • f.

    welzijns- en vrijwilligersorganisaties.

     

  • 3.

    Voor de beslissing op de aanvraag voor een maatwerkvoorziening onderzoekt het college in aanvulling op het tweede lid tenminste de volgende onderdelen:

  • a.

    het regelvermogen van de aanvrager;

  • b.

    de mate van participatie van de aanvrager;

  • c.

    de mate van zelfredzaamheid van de aanvrager;

  • d.

    het sociale netwerk van de aanvrager;

  • e.

    het bestaan van multi-problematiek bij problemen en beperkingen.

     

  • 4.

    Voorts houdt het college bij het behandelen van de aanvraag in ieder geval rekening met:

  • a.

    de persoonskenmerken van de aanvrager, zoals leeftijd en beperkingen;

  • b.

    het inkomen van de aanvrager;

  • c.

    de sociale omstandigheden, zoals de gezinssituatie, en

  • d.

    de toegankelijkheid van ondersteuning en voorzieningen.

 

Artikel 3.1.3 Nadere criteria bij maatwerkvoorzieningen als pgb

  • 1.

    Bij maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden als pgb is het opstellen van een budgetplan verplicht.

  • 2.

    Het budgetplan vermeldt ten minste de beoogde resultaten, en de activiteiten die daarvoor noodzakelijk zijn, met een beschrijving hoe de genoemde activiteiten bijdragen aan het beoogde resultaat.

  • 3.

    Het college vergewist zich bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen als pgb van een goede doelmatigheid en kwaliteit van de ondersteuning zoals omschreven in het budgetplan.

  • 4.

    De cliënt en indien van toepassing diens vertegenwoordiger, ondertekenen het budgetplan en verklaren zich verantwoordelijk en aansprakelijk voor een doelmatige en zorgvuldige besteding van het pgb ten behoeve van de in het budgetplan gestelde resultaten.

  • 5.

    Het budgetplan wordt door het college beoordeeld en als gewaarmerkte bijlage bij het besluit voor de toekenning van een maatwerkvoorziening gevoegd.

  • 6.

    De cliënt of diens vertegenwoordiger bewaart het budgetplan tenminste vijf jaar na de vaststelling daarvan door het college.

  • 7.

    De cliënt of diens vertegenwoordiger meldt aan het college een verblijf in het buitenland indien dit verblijf langer duurt dan vier weken.

 

Artikel 3.1.4 Nadere criteria bij maatwerkvoorzieningen in natura

  • 1.

    Het college motiveert in het besluit op de aanvraag hoe toepassing is gegeven aan artikel 3.1.2.

  • 2.

    Indien in het door het college op te stellen besluit onvoldoende invulling gegeven kan worden aan de motivering van het bepaalde in artikel 3.1.2, is een ondersteuningsplan verplicht en maakt die motivering onderdeel uit van het ondersteuningsplan.

  • 3.

    Voor het beslissen op aanvragen voor maatwerkvoorzieningen op grond van artikel 3.6 en 3.9 van de verordening is altijd een ondersteuningsplan vereist.

  • 4.

    Het ondersteuningsplan vermeldt ten minste de beoogde resultaten, en de activiteiten die daarvoor noodzakelijk zijn, met een beschrijving hoe de genoemde activiteiten bijdragen aan het beoogde resultaat.

  • 5.

    Het ondersteuningsplan wordt door het college beoordeeld en als gewaarmerkte bijlage bij het besluit voor de toekenning van een maatwerkvoorziening gevoegd.

 

Artikel 3.1.5 Geldigheidsduur indicatie

  • 1.

    Het college geeft een indicatie voor een voorziening af voor een periode van minimaal 4 weken tot maximaal 5 jaar.

  • 2.

    Het college stelt de duur van een indicatie vast door de beoordeling van de persoonlijke situatie van de cliënt en aan de hand van de vraag of er voorzienbare wijzigingen zijn te verwachten in de persoonlijke situatie.

  • 3.

    Het college geeft een indicatie voor een termijn korter dan een jaar af wanneer uit de informatie van de aanvrager blijkt:

  • a.

    dat er vooruitgang of herstel in de situatie van de aanvrager wordt verwacht; of

  • b.

    indien er een duidelijke reden is om een kortere indicatie af te geven.

     

  • 4.

    Het college besluit een vervolgindicatie direct op de voorgaande indicatie aan te sluiten, wanneer de vervolgmelding door de cliënt minimaal zes weken voor het aflopen van de voorgaande indicatie is ingediend.

 

Paragraaf 3.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.2, derde lid van de Verordening, ‘grondslagen kostprijsberekening pgb’

 

Artikel 3.2.1 Hoogte en berekening van het pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb wordt berekend conform de normbedragen zoals opgenomen in de bijlagen bij deze regeling.

  • 2.

    Indien de regeling geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt wordt de hoogte van een pgb berekend als volgt. De hoogte van een pgb voor:

a. een zaak wordt vastgesteld op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Daarbij geldt:

  • 1°. wanneer de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs van die voorziening daarop gebaseerd, met een afschrijvingstermijn gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering;

  • 2°. wanneer de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs van die voorziening daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

     

b. huishoudelijke hulp door een persoon die daarvoor niet opgeleid is, wordt vastgesteld per resultaat van een schoon huis op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een niet daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

c. huishoudelijke hulp:

  • 1°. door een persoon die daartoe opgeleid is, of

  • 2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat van een schoon huis vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

     

d. individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt vastgesteld per resultaat op basis van het laagste tarief per resultaat;

e. individuele begeleiding:

  • 1°. door een daartoe opgeleid persoon, of

  • 2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat voor individuele begeleiding vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat voor individuele begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

     

f. begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning, uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep, voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht, werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

g. gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

h. kortdurend verblijf- en respijtzorg (logeervoorziening):

  • 1°. met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

  • 2°. met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen, wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

     

i. vervoer van en naar de dagbesteding wordt vastgesteld op grond van het laagst geoffreerde tarief bij een door de gemeente gecontracteerde instelling of een door het college vastgestelde kilometervergoeding;

j. taxikosten en rolstoeltaxikosten wordt vastgesteld op basis van een door het college verricht objectief onderzoek naar marktconforme tarieven en uitgaande van een maximaal aantal kilometers per jaar;

k. een autoaanpassing wordt vastgesteld op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van autoaanpassingen;

l. verhuiskosten worden vastgesteld op basis van:

  • 1°. de omvang van de verhuizing;

  • 2°. de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer, en

  • 3°. de laagste kostprijs van een verhuizing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een verhuizer;

     

m. aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt vastgesteld op basis van het laagste tarief voor een sportrolstoel in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van hulpmiddelen;

n. het toegankelijk maken van een woning wordt vastgesteld op basis van:

  • 1°. de omvang van de aanpassing;

  • 2°. het programma van eisen voor de aanpassing;

  • 3°. de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer, en

  • 4°. de laagste kostprijs voor het toegankelijk maken van een woning opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een erkende aannemer.

 

Artikel 3.2.2 Normbedragen pgb

  • 1.

    Het college bepaalt de hoogte van de formele en informele tarieven voor het verstrekken van een pgb in bijlage I.

  • 2.

    Het college onderzoekt en besluit jaarlijks of de tarieven zoals bedoeld in het eerste lid worden geïndexeerd.

  • 3.

    Wanneer er sprake is van zeer ernstige, complexe en meervoudige medische beperkingen kan het college na een daartoe strekkend deskundigenadvies, de categorie bij een cliënt gemotiveerd aanmerken als boven-intensief.

  • 4.

    In de categorie als bedoeld in het vorige lid kan het college conform het advies van een deskundige, positief afwijken van de categorieën met normbedragen zoals genoemd in bijlage I.

 

Paragraaf 3.3 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid van de Verordening, ‘logeervoorziening’

 

Artikel 3.3.1 Criteria ‘logeervoorziening’

In aanvulling op artikel 3.3, eerste lid, onder a. van de verordening is ook sprake van permanent toezicht indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de cliënt is op basis van aandoeningen, stoornissen of beperkingen op toezicht aangewezen op regelmatige en onregelmatige momenten;

  • b.

    het toezicht heeft de vorm van actieve observatie;

  • c.

    het toezicht signaleert dreigende ontsporing in het gedrag of signaleert vroegtijdig een bedreiging van de gezondheidssituatie, waardoor tijdig kan worden ingegrepen en escalatie kan worden voorkomen;

  • d.

    zorgverlening kan op elk moment nodig zijn, en

  • e.

    de cliënt is niet in staat te beoordelen of hij zorg nodig heeft en kan evenmin hulp inroepen of hulp afwachten, waardoor zowel geplande als ongeplande zorg noodzakelijk is.

 

Paragraaf 3.4 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.6, derde lid van de Verordening, ‘vervoersvoorziening’

 

Artikel 3.4.1 Normbedragen voor vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het college bepaalt de maximum normbedragen voor de kosten van vervoersvoorzieningen in de vorm van een pgb in bijlage II.

  • 2.

    De normbedragen van vervoersvoorzieningen als genoemd in het eerste lid worden door het college, indien de voorziening voor een kortere periode wordt toegekend dan de periode zoals genoemd in de bijlage, naar evenredigheid verminderd.

  • 3.

    De cliënt dient de declaratie voor taxivervoer periodiek in door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 4.

    Voor vergoeding komt in aanmerking het vervoer in de regio Haaglanden, bestaande uit de gemeenten: Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.

  • 5.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het vierde lid.

 

Paragraaf 3.5 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.7, vijfde lid van de Verordening, ‘woningaanpassing’

 

Artikel 3.5.1 Normbedragen ‘woonvoorzieningen’

  • 1.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor de kosten van een sanering als gevolg van een allergie in bijlage III.

  • 2.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor de kosten van een woonvoorziening in bijlage IV.

  • 3.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag ter vervanging van een woonvoorziening in bijlage V.

  • 4.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor verhuis- en inrichtingskosten in bijlage VI.

  • 5.

    Het college verstrekt een woonvoorziening eenmaal per zeven jaar, tenzij de afschrijvingstermijn van de voorziening eerder is verstreken.

 

Paragraaf 3.6 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening, ‘rolstoelvoorziening en sporthulpmiddelen’

 

Artikel 3.6.1 Sporthulpmiddelen

Het college bepaalt de hoogte van de normbedragen voor sporthulpmiddelen in bijlage VII.

 

Paragraaf 3.7 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid van de Verordening, ‘ondersteuning’

 

Artikel 3.7.1 Maatwerkvoorziening ‘ondersteuning’

  • 1.

    Het college omschrijft de maatwerkvoorziening ‘ondersteuning’ in resultaten en activiteiten.

  • 2.

    Het college hanteert hierbij de volgende resultaatgebieden:

a. het voeren van een huishouden;

b. sociaal en persoonlijk functioneren;

c. zelfzorg en gezondheid;

d. dagbesteding;

e. financiën;

f. bereik- en beschikbaarheid; en

g. wonen.

 

  • 3.

    Het college hanteert de intensiteiten: basis, plus, intensief en forfaitaire periode.

  • 4.

    Het college kan na beëindiging van een toegekende maatwerkvoorziening een waakvlam-functie instellen zoals genoemd in bijlage I, waarbij de cliënt nog enige tijd wordt gemonitord.

  • 5.

    Het college draagt er zorg voor dat de activiteiten en de frequenties van de activiteiten, die er samen voor zorgen dat het resultaat in de praktijk wordt bereikt, worden afgeleid van objectieve of objectief te maken criteria.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het vijfde lid.

 

Paragraaf 3.8 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.10, zesde lid van de Verordening, ‘opvang’

 

Artikel 3.8.1 Criteria crisisopvang

Een cliënt die beperkt is door een ernstige ontregeling in de fysieke gesteldheid of gezondheid, komt voor opvang van maximaal zes weken in aanmerking wanneer de cliënt:

a. direct de huiselijke omgeving moet verlaten;

b. geen gebruik kan maken van andere vormen van opvang;

c. niet door inzet van zorg voldoende geholpen kan worden, en

d. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in tijdelijke opvang te voorzien.

 

Artikel 3.8.2 Criteria maatschappelijke opvang

  • 1.

    Een cliënt komt voor maximaal 6 maanden voor maatschappelijke opvang in aanmerking, wanneer de cliënt:

a. dakloos is, al dan niet voorafgaand aan detentie of een opname in een (psychiatrische) kliniek;

b. geen mogelijkheden heeft om zelf de dakloosheid op te heffen, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden;

c. de (meeste) sociale binding heeft in de regio en centrumgemeente Den Haag, en

d. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.

 

  • 2.

    Voor het bepalen met welke regio en centrumgemeente de cliënt de meeste sociale binding heeft, beoordeelt het college:

a. de woonplaats van familie of andere personen waarmee betrokkene een positieve sociale relatie onderhoudt;

b. de plaats waar aantoonbare bekendheid is bij de hulpverlening, dit gebaseerd op een duurzame relatie met de hulpverlening of politie, en

c. de plaats waar de cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van voorzieningen voor maatschappelijke opvang.

 

Artikel 3.8.3 Criteria opvang huiselijk geweld

Een cliënt, al dan niet met kinderen, die slachtoffer is van huiselijk geweld komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:

a. vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten of, indien er sprake is van kindermishandeling, de opvang van kind(eren) met de beschermende ouder of verzorger noodzakelijk is;

b. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien, en

c. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.

 

Artikel 3.8.4 Criteria opvang (licht) verstandelijk beperkten

Een cliënt die licht verstandelijk beperkt is, komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:

a. vanwege aspecten in verband met zijn (licht) verstandelijke beperking aangewezen is op opvang met begeleiding om mee te kunnen doen in de maatschappij, en

b. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in opvang of alternatieve huisvesting te voorzien.

 

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden van het college

Paragraaf 4.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid van de Verordening, ‘verschuldigde bijdrage maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’

 

Artikel 4.1.1  

  • 1.

    De cliënt is op grond van hoofdstuk 3 van de verordening een bijdrage verschuldigd voor:

    a. de maatwerkvoorziening logeervoorziening;

    b. de maatwerkvoorziening vervoersvoorziening;

    c. de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’;

    d. de maatwerkvoorziening opvang, en

    e. de maatwerkvoorziening beschermd wonen.

    f. de maatwerkvoorziening vervoer;

    g. de maatwerkvoorziening woningaanpassing;

    h. rolstoelvoorziening en sporthulpmiddelen.

  • 2.

    Voor cliënten die extramurale begeleiding of dagbesteding krijgen onder een indicatie beschermd wonen (ZiN) geldt geen eigen bijdrage.

  • 3.

    De hoogte van de bijdragen is vermeld in bijlage VIII.

 

Paragraaf 4.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 4.2, derde lid van de Verordening, ‘korting op de bijdrage maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’

 

Artikel 4.2.1

Een cliënt met een verzamelinkomen tot 130% van de bijstandsnorm is geen eigen bijdrage verschuldigd voor resultaatgebied ‘het voeren van een huishouden’, maatwerkvoorziening vervoer, maatwerkvoorziening woningaanpassing, rolstoelvoorziening en maatwerkvoorziening sporthulpmiddelen.

 

Artikel 4.2.2

Cliënten die voor 25 februari 2019 in het bezit zijn van een maatwerkvoorziening vervoer, een maatwerkvoorziening woningaanpassing, een rolstoelvoorziening of sporthulpmiddelen betalen in 2019 geen eigen bijdrage als overgangsperiode van 1 jaar.

 

Hoofdstuk 5 Kwaliteit van dienstverlening

Paragraaf 5.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 5.2, derde lid van de Verordening, ‘plan van aanpak kwaliteit’

 

Artikel 5.1.1  

Het college stelt het plan van aanpak vast in bijlage IX.

 

Hoofdstuk 6 Gevolgen van het herzien van besluiten

Artikel 6.1 Terugvorderen

  • 1.

    Het college kan de navolgende verstrekte gelden, terugvorderen:

a. een financiële tegemoetkoming of toekenning;

b. het persoonsgebonden budget, of

c. het bedrag dat het college aan een maatwerkvoorziening, al dan niet forfaitair, in natura heeft vergoed of verstrekt.

 

  • 2.

    Het college vordert uitbetaalde gelden terug bij een budgethouder, zijn vertegenwoordiger of de aanbieder in geval van schuld of mede-schuld bij oneigenlijk gebruik, onrechtmatige besteding, misbruik of fraude.

  • 3.

    Het feitelijk teruggevorderde bedrag als bedoeld in het tweede lid wordt in mindering gebracht op de vordering aan de cliënt.

 

Artikel 6.2 Afzien van terugvorderen

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen tijdelijk of geheel afzien van (verdere) terugvordering indien verwijtbaarheid aan de zijde van de cliënt ontbreekt.

  • 2.

    Het college kan geheel afzien van (verdere) terugvordering in bijzondere situaties zoals:

a. het hebben van een levensbedreigende ziekte, of

b. het niet verwijtbaar hebben van (grote) schulden.

 

Artikel 6.3 Afzien van (verdere) invordering

  • 1.

    Het college verhaalt bij overlijden van een cliënt een vordering op de nalatenschap, tenzij dit feitelijk onmogelijk is.

  • 2.

    Het college kan op verzoek van de cliënt of van de schuldhulpverlener afzien van (verdere) invordering als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het tot stand laten komen van een schuldregeling.

  • 3.

    Het college kan niet van invordering afzien indien:

a. de vordering is ontstaan door fraude, door onrechtmatig of door verwijtbaar gedrag van de cliënt of diens echtgenoot of geregistreerd partner;

b. medewerking van het college aan een schuldregeling is toegezegd en binnen twaalf maanden nadien geen regeling tot stand is gekomen;

c. het een vordering op een zorgverlener betreft.

 

Artikel 6.4 Aflossing

  • 1.

    Indien voor een cliënt de terugbetaling van een vordering niet in een keer mogelijk is dan vindt de terugbetaling plaats in termijnen totdat het gehele verschuldigde bedrag aan het college is voldaan.

  • 2.

    Het college houdt bij de vaststelling van het termijnbedrag rekening met de beslagvrije voet.

 

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7.1 Intrekking oude regeling en overgangsrecht

  • 1.

    De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 wordt ingetrokken.

  • 3.

    De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 en Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 blijven van toepassing op aanvragen en bezwaarschriften die vóór de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is.

 

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018.

 

Den Haag, 17 april 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

 

Peter Hennephof Pauline Krikke

Bijlage I De formele en informele tarieven 2021 voor het verstrekken van een pgb zoals bedoeld in artikel 3.2.2., eerste lid

De tarieven voor pgb maatwerkarrangementen bedragen per resultaatgebied, per maand in euro:

 

PGB FORMEEL MWA 2021

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

276,96

366,22

580,90

Sociaal & persoonlijk functioneren

297,13

664,71

1.115,55

Zelfzorg & gezondheid

162,21

341,74

570,09

Dagbesteding

200,91

-

606,95

1.160,23

Financiën

213,20

425,96

710,06

Bereik- & beschikbaarheid

-

269,39

505,47

Wonen

-

408,63

1.451,83

 

Waakvlam

44,61

Per maand

Kindzorg

26,83

Per uur

Logeren

73,80

Per dag

 

PGB INFORMEEL MWA 2021

23 jaar en ouder. 

Resultaatgebieden

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

157,35

249,36

363,35

Sociaal & persoonlijk functioneren

157,56

401,84

618,09

Zelfzorg & gezondheid

87,30

215,35

323,26

Dagbesteding

-

-

-

Financiën

-

-

-

Bereik- & beschikbaarheid

-

-

-

Wonen

-

-

-

 

Kindzorg

15,44

Per uur

Logeren

42,47

Per dag

 

PGB FORMEEL MWA 2021

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden1

276,96

366,22

580,90

Sociaal & persoonlijk functioneren

370,67

771,03

1.197,51

Zelfzorg & gezondheid

204,75

412,35

624,79

Dagbesteding

223,85

-

674,78

1.221,51

Financiën

263,15

489,90

753,39

Bereik- & beschikbaarheid

-

273,70

513,55

Wonen 18 tot 23 jaar2

-

408,63

1.451,83

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

2:Wonen plus bij 16/17 jarigen wordt net als bij 18 jaar en ouder op intensief uitbetaald: € 1.451,83

 

PGB INFORMEEL MWA 2021

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden1

157,35

249,36

363,35

Sociaal & persoonlijk functioneren

157,25

409,57

629,74

Zelfzorg & gezondheid

86,86

219,04

328,56

Dagbesteding

-

-

-

Financiën

-

-

-

Bereik- & beschikbaarheid

-

-

-

Wonen

-

-

-

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

 

 

Bijlage II De maximale normbedragen vervoersvoorzieningen pgb 2018 als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid

 

1. De hoogte van de normbedragen voor een pgb vervoer aan de hand van de intensiteit basis, plus en intensief per 4 weken is:

 

 

Intensiteit

Kilometers

PGB-bedrag per 4 weken (naar boven afgerond op hele euro’s)

 

(per week)

(per 4 weken)

Per jaar (4 weken x 13 perioden)

 

Basis

tot 20

tot 80

1.040 (80x13)

16

Plus

20-40

80-160

2.080 (160x13)

31

Intensief

40-60

160-240

3.120 (240x13)

46

 

 

 

Bijlage III Normbedragen kosten woningsanering ten gevolge van allergie 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid

Artikelomschrijving

Afmeting

Normbedrag

Deken/dekbed

 

 

- éénpersoons

150 x 220

67,70

- tweepersoons

190 x 240

96,00

Vloerbedekking / linoleum woonkamer, keuken, gang, toilet

per m²

29,90

Vloerbedekking slaapkamer

per m²

15,00

Overgordijnen breed 1.20 m

per mtr.

16,40

Vitrage breed 1.20 m

per mtr.

12,60

 

Bij ouderdom van het bestaande artikel geldt:

- tot 2 jaar 100% van het normbedrag;

- tot 4 jaar 75% van het normbedrag;

- tot 6 jaar 50% van het normbedrag;

- tot 8 jaar 25% van het normbedrag.

 

 

 

Bijlage IV Lijst van eenvoudig genormeerde aanpassingen 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, tweede lid

Omschrijving

Norm 2018

Nummer

Aangepaste raamopener

230

4001

Afsluitbaar kastje (anti vandaal) tbv voeding wcd en accu scootermobiel; leveren, aanpassen en plaatsen. Incl. aanleggen voeding

521

4121

Afsluitbaar kastje tbv scootmobiel; keiloog, incl. voeding

560

4130

Anti-slip coating (tot 4 m2)

346

4002

Anti-slip coating > 4 m2 per m2

68

4136

Bedpapegaai, plafondmontage

170

4007

Bedpapegaai, wandmontage

283

4008

Deurautomaat: afdekkap voor buitenmontage

323

4103

Deurautomaat: deurautomaat compleet, incl. elektra

3.270

4101

Deurautomaat; herplaatst

1.094

4132

Deurautomaat: inbouw ontvanger en handzender

169

4105

Deurautomaat: nalevering van ontvanger, opbouw op bestaande aandrijving

506

4106

Deurautomaat: sleutelschakelaar op/inbouw (incl. cilinder)

298

4104

Deurontgrendeling: bedieningspunt extra

419

4009

Deurontgrendeling: bedieningspunt verplaatsen

207

4010

Douchekraan verplaatsen

234

4015

Douchezitje, meerprijs contraplaat

110

4028

Douchezitje, opklapbaar, dubbele scharn. hulppoot, kunststof

399

4029

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning , armleggers, dubbele scharn. hulppoot, kunststof

553

4031

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, dubbele scharnierende hulppoot, kunststof

519

4032

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, kunststof

384

4033

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, opklapbare armleggers, kunststof

416

4035

Galerij: leuningwerk/balustrade ophogen (per m¹)

107

4117

Hergebruik scooterstalling: metaal, compleet met elektra, vergunning en straatwerk, inclusief MOOR-melding

1.688

4137

Keiloog

36

4135

Leuning (hout) per meter

81

4052

Opklapbare beugel 53 cm

146

4053

Opklapbare beugel 60 cm

148

4054

Opklapbare beugel 70 cm

150

4055

Opklapbare beugel 80 cm

152

4056

Opklapbare beugel 90 cm

163

4057

Opklapbare beugel meerprijs contraplaat

75

4058

Opklapbare beugel meerprijs hulppoot

81

4059

Opklapbare beugel meerprijs statief

165

4060

Opklapbare beugel meerprijs toiletrolhouder

38

4061

Opklapbare beugel verplaatsen

75

4062

Opnamemeter (digitaal) indien voeding niet van klant (voor opladen accu)

102

4125

Scooterstalling: aanbrengen van straatwerk incl. grond/planten verwijderen (gemiddeld 3 m2), incl. MOOR-melding

439

4108

Scooterstalling; aanleggen van elektra

311

4113

Scooterstalling: aanvraag bouwvergunning verzorgen, inclusief MOOR-melding

547

4107

Scooterstalling: bestaande bestrating herbestraten (gemiddeld 3 m2)

276

4109

Scooterstalling: graaf- en straatwerk voor elektraleiding (per 5 m¹); inclusief MOOR-melding

281

4114

Scooterstalling: metaal, compleet met elektra, vergunning en straatwerk, inclusief MOOR-melding

4.922

4127

Scooterstalling: metaal, leveren en plaatsen LxBxH 1600x1250x1200 mm, incl. MOOR-melding

3.636

4110

Scover, compleet met elektra en plank ten behoeve van de acculader. Leveren en plaatsen scover inclusief instructie en controle na 1 jaar

3.205

4138

Straatwerk: aanbrengen van nieuw straatwerk incl. grond/planten verwijderen per vierkante meter (niet te gebruiken voor scooterstallingen)

140

4120

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog excl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief MOOR-melding

74

4118

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog incl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief MOOR-melding

97

4119

Terras ophogen (max. 15 cm) per vierkante meter

69

4065

Tussentrede plaatsen

237

4128

Vlonders/hellingbanen (per m²)

323

4116

Voorrijkosten (eenmalig en uitsluitend bij werkzaamheden tot 350,00)

55

4100

Wandbeugel meerprijs contraplaten (2 stuks)

67

4071

Wandbeugel verplaatsen

57

4072

Wandbeugel verwijderen (incl. wand herstellen)

40

4073

Wandbeugel, 090 cm staalgecoat

92

4080

Wandbeugel, 100 cm staalgecoat

98

4081

Wandbeugel, 120 cm staalgecoat

121

4083

Wandbeugel, 200 cm staalgecoat

229

4091

Wandcontactdoos + plankje voor opladen accu; max 5m1

297

4092

Wastafelbeugel, staalgecoat

284

4096

Deurautomaat won.corp: incl. handz.

3.270

4139

Keiloog

36

4135

Leuning (hout) per meter

81

4052

Opklapbare beugel 53 cm

146

4053

Opklapbare beugel 60 cm

148

4054

Opklapbare beugel 70 cm

150

4055

Opklapbare beugel 80 cm

152

4056

Opklapbare beugel 90 cm

163

4057

Opklapbare beugel meerprijs contraplaat

75

4058

Opklapbare beugel meerprijs hulppoot

81

4059

Opklapbare beugel meerprijs statief

165

4060

Opklapbare beugel meerprijs toiletrolhouder

38

4061

Opklapbare beugel verplaatsen

75

4062

Opnamemeter (digitaal) indien voeding niet van klant (voor opladen accu)

102

4125

Scooterstalling: aanbrengen van straatwerk incl. grond/planten verwijderen (gemiddeld 3 m2), incl. MOOR-melding

439

4108

Scooterstalling; aanleggen van elektra

311

4113

Scooterstalling: aanvraag bouwvergunning verzorgen, inclusief MOOR-melding

547

4107

Scooterstalling: bestaande bestrating herbestraten (gemiddeld 3 m2)

276

4109

Scooterstalling: graaf- en straatwerk voor elektraleiding (per 5 m¹); inclusief MOOR-melding

281

4114

Scooterstalling: metaal, compleet met elektra, vergunning en straatwerk, inclusief MOOR-melding

4.922

4127

Scooterstalling: metaal, leveren en plaatsen LxBxH 1600x1250x1200 mm, incl. MOOR-melding

3.636

4110

Scover, compleet met elektra en plank ten behoeve van de acculader. Leveren en plaatsen scover inclusief instructie en controle na 1 jaar

3.205

4138

Straatwerk: aanbrengen van nieuw straatwerk incl. grond/planten verwijderen per vierkante meter (niet te gebruiken voor scooterstallingen)

140

4120

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog excl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief MOOR-melding

74

4118

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog incl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief MOOR-melding

97

4119

Terras ophogen (max. 15 cm) per vierkante meter

69

4065

Tussentrede plaatsen

237

4128

Vlonders/hellingbanen (per m²)

323

4116

Voorrijkosten (eenmalig en uitsluitend bij werkzaamheden tot 350,00)

55

4100

Wandbeugel meerprijs contraplaten (2 stuks)

67

4071

Wandbeugel verplaatsen

57

4072

Wandbeugel verwijderen (incl. wand herstellen)

40

4073

Wandbeugel, 090 cm staalgecoat

92

4080

Wandbeugel, 100 cm staalgecoat

98

4081

Wandbeugel, 120 cm staalgecoat

121

4083

Wandbeugel, 200 cm staalgecoat

229

4091

Wandcontactdoos + plankje voor opladen accu; max 5m1

297

4092

Wastafelbeugel, staalgecoat

284

4096

Deurautomaat won.corp: incl. handz.

3.270

4139

 

Bijlage V Normbedragen vervanging woonvoorziening 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, derde lid

 

Beschrijving

Normbedrag

Keuken nastelbaar 270 cm

1.865,00

Keuken mechanisch verstelbaar 270 cm

4.485,00

Keuken verstelbaar 270 cm

6.541,00

Hittebestendig werkblad

351,00

 

 

Bijlage VI Normbedrag tegemoetkoming verhuiskosten 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, vierde lid

 

Het normbedrag ten behoeve van woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.705,00.

 

 

Bijlage VII - normbedragen sporthulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.6.1

 

 

Norm 2018

Nummer

Badminton, sportrolstoel

3.403

624

E-hockey, aanpassing ADL-rolstoel

3.403

625

E-hockey, zelfschietende hockeystick

901

626

Fietsen, ligfiets

5.644

627

Fietsen, tandemfiets

2.817

628

Golf, aanpassing bestaande scootmobiel

1.127

629

Handbike, aankoppelbaar deel

3.403

630

Handbike, fastframe

5.634

631

H-hockey, sportrolstoel

3.403

632

Paardensport, aangepaste zadels

1.127

633

Rolstoelbasketbal, sportroelstoel

4.507

634

Rolstoeldansen, sportrolstoel

3.403

635

Rolstoelrugby, sportrolstoel

6.761

636

Rolstoeltennis, sportrolstoel

3.403

637

Ski- en sneeuwsport, zitski

5.634

638

Sportinstuif - jeugd, sportrolstoel

3.403

639

Sportschieten, elektronische kijker

563

640

Sportschieten, laservizier

563

641

Tafeltennis, sportrolstoel

3.403

642

Zeilen, aanpassingen aan boot

5.634

643

 

 

Bijlage VIII Eigen bijdragen 2018 zoals bedoeld in artikel 4.1.1, derde lid van de regeling.

 

Eigen bijdrage ‘Vervoersvoorziening’ als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, van de verordening

De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening vervoer bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De eigen bijdrage is maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 7 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.

 

Eigen bijdrage ‘Woningaanpassing’ als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid, van de verordening

De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening woningaanpassing bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De eigen bijdrage is maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 10 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.

 

Eigen bijdrage ‘Rolstoelvoorziening en sporthulpmiddelen’ als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, van de verordening

De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening rolstoelvoorziening en sporthulpmiddel bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De eigen bijdrage is maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van 7 jaar. Deze eigen bijdrage geldt vanaf 25 februari 2019.

 

Eigen bijdrage ‘ondersteuning’ resultaatgebied: het voeren van een huishouden’ als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de verordening.

De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’ bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

 

 

Bijlage IX Plan van aanpak kwaliteit wet maatschappelijke ondersteuning Den Haag

 

gereserveerd voor plan van aanpak kwaliteit.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting bij bijlage I

Een cliënt kan op één of meerdere resultaatgebieden een ondersteuningsbehoefte hebben. Het totaal van intensiteiten telt op tot een budget per cliënt waarmee deze, in geval van een pgb, de ondersteuning in moet kopen om de resultaten te behalen. Voor het pgb komen er twee sets met tarieven. Eén set met tarieven voor het inhuren van de ondersteuning tegen een formeel pgb tarief en één met het informele pgb tarief. Het formele tarief is van toepassing op de inzet van professionals, het informele tarief op de inzet van iemand uit het sociale netwerk.

 

In het geval een cliënt ondersteuning nodig heeft op meerdere resultaatgebieden, is het mogelijk om een deel van de ondersteuning via een pgb te organiseren en de overige ondersteuning te ontvangen van een gecontracteerde aanbieder via zorg in natura (ZiN). Cliënten kunnen dus wat betreft de maatwerkvoorziening, ondersteuning in natura en een pgb combineren, evenals formele en informele ondersteuning. Binnen één resultaatgebied is echter maar één verstrekkingsvorm of soort hulp (formeel of informeel) mogelijk. Deze vernieuwing maakt het voor cliënten mogelijk om bijvoorbeeld individuele begeleiding via een gecontracteerde aanbieder af te nemen maar hun dagbesteding bij een (kleine) niet gecontracteerde aanbieder te krijgen.

 

Het college heeft een onafhankelijk partij de tariefberekening laten doen voor de Wmo-tarieven voor de ondersteuning in natura zoals die zijn gebruikt in de aanbesteding van de voorzieningen. Op basis van de door de raad gestelde uitgangspunten zijn de kostencomponenten die relevant zijn voor de opbouw van het pgb-tarief beschreven.

 

Voor de berekening van de pgb tarieven wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

Wettekst Wmo: de wettekst van de Wmo is het kader waarbinnen de berekening van de pgb-tarieven plaatsvindt. De wet stelt dat Wmo-tarieven redelijk, dat wil zeggen: goed onderbouwd, moeten worden vastgesteld en staat daarbij toe dat gemeenten verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. In de wet worden geen minimum- of maximumtarieven genoemd. De systematiek van resultaatgebieden in de voorzieningen van de gemeente Den Haag is, net als bij de berekening van ZiN-tarieven, uitgangspunt voor de onderverdeling van pgb-tarieven.

 

Het uitgangspunt van de berekening is dat de kostprijsopbouw, dat wil zeggen: de wijze waarop de verschillende kostencomponenten meegewogen worden in de tariefberekening, bij de pgb-tarieven gelijk is aan de ZiN-tarieven. Dit voorkomt dat cliënten om niet-inhoudelijke redenen gaan kiezen voor een pgb of ZiN. Wel is het mogelijk dat bij de pgb-tarieven sommige kostprijscomponenten gedeeltelijk of niet van toepassing zijn bij de berekening. Deze uitgangspunten ten aanzien van de kostencomponenten zijn toegepast in het tariefberekeningsmodel om te onderzoeken tot welke pgb tarieven voor formele en informele ondersteuning dit leidt. Waarbij op sommige punten op basis van inhoudelijke argumenten technische aanpassingen zijn gedaan die recht doen aan de situatie van formele en informele pgb’s. Het is wenselijk om een dergelijk onderscheid te hanteren, omdat de gemaakte kosten tussen beide soorten ondersetuning substantieel van elkaar verschillen.