Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019 |
Citeertitel | Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2021 | wijziging | 11-12-2018 | RIS301359 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,
gelet op artikel 125, tweede lid, van de Ambtenarenwet, artikelen 103 en 160 van de Gemeentewet en hoofdstuk 10, afdeling 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht
gelezen het advies van de centrale ondernemingsraad
besluit vast te stellen de Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019:
Algemene voorschriften bij gebruik van mandaten
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de mandaten die in de volgende hoofdstukken worden verleend.
Naast het nemen van besluiten zijn gemandateerden tevens bevoegd correspondentie te voeren met betrekking tot de onderwerpen waarvoor zij zijn gemandateerd.
In afwijking van het tweede lid kan de ingevolge het eerste lid gemandateerde gemeenteambtenaar het mandaat ondermandateren aan een door hem aan te wijzen gemeenteambtenaar die aan hem ondergeschikt is, voor zover dit betrekking heeft op en beperkt is tot aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van deze regeling. Bij het verlenen van ondermandaat kan uitsluitend ten aanzien van door de algemeen directeur Den Haag aangewezen aangelegenheden de bevoegdheid worden toegekend tot het verlenen van verder ondermandaat.
Evenals een algemeen mandaat kan een mandaat voor een bepaald geval slechts schriftelijk worden gegeven.
Alle brieven en besluiten ter uitvoering van een door ons college verleend mandaat worden in de meervoudsvorm geredigeerd.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- algemeen directeur Den Haag: de algemeen directeur Den Haag, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;
- algemeen directeur dienst: de algemeen directeur dienst, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;
- directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering: de directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;
- college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;
- Organisatieregeling: de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2018;
- portefeuillehouder: de portefeuillehouder, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling.
Artikel 2 Mandaat algemeen directeur Den Haag
Tot de aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:
a. het leiding geven aan de algemeen directeuren van de diensten en de directeuren uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering, bedoeld in de Organisatieregeling, en andere direct onder hem resorterende functionarissen;
b. het beleid en beheer met betrekking tot de personele en organisatorische bedrijfsvoering van de gemeente, met inbegrip van het vaststellen van (beleids)regels die voortvloeien uit artikel 3.14, eerste lid, onder c, van de Organisatieregeling, waaronder concernbrede kaders voor bedrijfsvoering;
c. het vaststellen van de personele formatie van de gemeentelijke organisatie;
d. besluiten ten aanzien van een individuele medewerker of groep van medewerkers op grond van arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving, de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag en soortgelijke voorschriften van rechtspositionele of arbeidsvoorwaardelijke aard;
e. het beslissen op bezwaarschriften met betrekking tot personele aangelegenheden, tenzij het besluit waartegen het bezwaar zich richt door hemzelf is genomen;
f. het vertegenwoordigen van het college in, respectievelijk namens het college voeren van gerechtelijke procedures, bezwaar-, klacht- en soortgelijke procedures op het gebied van personeel en organisatie;
g. de bevoegdheden van het college als werkgever in de zin van de Advocatenwet, de Verordeningen van het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten en de overige regels en aanwijzingen van (organen van) de Nederlandse Orde van Advocaten en de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden juncto artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, d en e van de Gemeentewet.
Artikel 3 Uitzonderingen mandaatverlening
Het mandaat heeft geen betrekking op:
De algemeen directeur Den Haag verleent bij besluit ondermandaat aan de algemeen directeur dienst, aan de directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering en aan de directeur Personeel en Organisatie ten aanzien van aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie die, gelet op de Organisatieregeling en daarop gebaseerde regelgeving, behoren tot de verantwoordelijkhed van de desbetreffende directeur.
Artikel 5 Algemene voorwaarden uitoefening mandaat