Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen 2019 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 225 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2019 | 01-02-2019 | 01-01-2020 | bijlage 1 | 04-04-2019 | 19.0023 |
01-02-2019 | 19-04-2019 | nieuwe regeling | 18-12-2018 | Z0F0BBADB23 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden:
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een voertuig dat is ingeschreven in het - krachtens de Wegenverkeerswet 1994 - aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig of brommobiel opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op grond van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belastingen genoemd in artikel 2, onderdeel a, zijn niet verschuldigd indien het voertuig is voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits het voertuig geparkeerd is op een algemene gehandicaptenparkeerplaats en mits de gehandicaptenparkeerkaart zodanig in of aan het motorvoertuig is geplaatst, dat deze met het oog op toezicht en controle van buitenaf goed zicht- en leesbaar is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2017", laatstelijk gewijzigd op 1 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór die datum van ingang van de heffing.
Bijlage 1: TARIEVEN- EN KOSTENTABEL, BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2019
Onderdeel I. In deze tabel wordt verstaan onder:
Onderdeel II. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening.
2. Het tarief voor het parkeren op een vergunningshoudersplaats, anders dan krachtens een parkeervergunning, inclusief kraskaart, bedraagt:
Onderdeel III. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de verordening.
Het tarief voor een parkeervergunning, voor het parkeren op bepaalde wegen of gedeelten van wegen en/of bepaalde tijden, bedraagt per aangegeven tijdseenheid bij een:
Onderdeel IV. Kosten van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening.
De kosten van de naheffingsaanslag wordt, met inachtneming van het “Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen” vastgesteld op € 62,70.
Artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen in de verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019.
Artikel 6 Wijze van heffing, termijnen van betaling en restitutie
Nieuw ingevoegd zijn de leden 3 en 4.
Op grond van de verordening parkeerbelastingen 2017 moet voor een vergunning strikt genomen het gehele tarief worden gerekend indien in de loop van het jaar een vergunning wordt opgezegd. Gebruikelijke werkwijze binnen de gemeente is echter dat in een dergelijk geval restitutie wordt verleend.
Hetzelfde geldt als men in de loop van het kalenderjaar een vergunning aanschaft. In dat geval wordt niet het gehele jaar in rekening gebracht (wat wel zou moeten volgens de verordening parkeerbelastingen 2017), maar wordt het bedrag naar rato berekend vanaf de maand dat de vergunning ingaat.
Door toevoeging van de leden 3 en 4 wordt het beleid vastgelegd.