Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Gemeente Rhenen - Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeente Rhenen - Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen
CiteertitelBesluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Rhenen 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 231 van de Gemeentewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2019nieuwe regeling

18-12-2018

gmb-2018-282616

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeente Rhenen - Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van Rhenen;

gelet op:

• hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

• artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet

• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen het:

Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Rhenen 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte

  • 1.

    Dit besluit bevat beleidsregels voor het opleggen van boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten waarop Hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.

  • 2.

    Op beboetbare feiten die zijn begaan ná de inwerkingtredingsdatum van deze regeling zijn de beleidsregels van deze regeling van toepassing.

  • 3.

    Op beboetbare feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtredingsdatum van deze regeling blijven de (oude) beleidsregels van toepassing, zoals deze luidden ten tijde van het begaan het beboetbare feit. Indien terzake van deze feiten op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, dan zijn de beleidsregels van deze (nieuwe) regeling van toepassing voor zover deze gunstiger zijn voor belanghebbende.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige;

  • b.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.

 

Artikel 3 Ambtshalve vermindering

Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering. De “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Rhenen” zijn van overeenkomstige toepassing op boetebeschikkingen.

 

Artikel 4 Bijzondere omstandigheden, pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld

  • 1.

    Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. De heffingsambtenaar beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen: avas) legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of avas, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij avas wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.

  • 3.

    Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Is er sprake van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat er aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van zowel een verzuimboete als een vergrijpboete uit.

 

Artikel 5 Mededelingsplicht

  • 1.

    Bij het opleggen van een boete worden medegedeeld de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete, alsmede, indien sprake is van een vergrijpboete, de feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van opzet of grove schuld. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens te vermelden de bijzondere omstandigheden die tot een matiging dan wel verhoging van de boete hebben geleid.

  • 2.

    Indien een kennisgeving in de zin van artikel 6 is verzonden waarin de gronden van het voornemen een vergrijpboete op te leggen zijn opgenomen, waarop geen reactie van belanghebbende is ontvangen, kan de heffingsambtenaar in de mededeling volstaan met een verwijzing naar de kennisgeving.

 

Artikel 6 Kennisgeving en hoorplicht

  • 1.

    Een kennisgeving is een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Awb. De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Het voorschrift om de kennisgeving schriftelijk te doen, is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.

  • 2.

    De heffingsambtenaar geeft belanghebbende een termijn van zes weken na dagtekening van de kennisgeving, waarbinnen hij de aangevoerde gronden kan betwisten.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de termijn in de gevallen waarin dadelijk en ineens invorderbare belastingaanslagen worden opgelegd, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, worden verkort.

  • 4.

    Indien belanghebbende de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt hij door de heffingsambtenaar gehoord.

 

Artikel 7 Recht op inzage

  • 1.

    Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.

  • 2.

    Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden zoveel mogelijk op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.

 

Hoofdstuk 2 Onderscheid verzuimboete en vergrijpboete

Artikel 8 Verzuimboete

  • 1.

    De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan. Belanghebbende dient afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.

  • 2.

    Het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de aanslagbelastingen wordt aangemerkt als een verzuim. Bij het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte is alleen sprake van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.

  • 3.

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet binnen de termijn) gedane aangifte.

  • 4.

    Een afzonderlijke boetebeschikking wordt gegeven in de gevallen waarin een boete kan worden opgelegd terwijl geen belasting verschuldigd is dan wel geen belastingaanslag wordt of kan worden vastgesteld.

 

Artikel 9 Vergrijpboete

  • 1.

    De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld.

    • a.

      Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden.

    • b.

      Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven.

  • 2.

    De heffingsambtenaar dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld vast te stellen en te bewijzen.

 

Artikel 10 Verplichte keuze verzuimboete of vergrijpboete

Bij het niet doen van aangifte met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven alsmede bij het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van belastingen die op aangifte moeten worden voldaan, maakt de heffingsambtenaar een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete en het opleggen van een vergrijpboete. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

 

Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete

Artikel 11 Verzuimboeten hondenbelasting

gereserveerd

 

Artikel 12 Verzuimboeten rioolheffing gebruik

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening rioolheffing", wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede, derde, vierde, vijfde/volgend verzuim.

  • 2.

    Van een tweede respectievelijk derde, vierde, vijfde/volgend verzuim is sprake, indien de belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingtijdvakken éénmaal respectievelijk tweemaal, driemaal, viermaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3.

    Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar in geval van een eerste, tweede en derde, vierde, vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 113,- € 340,- € 567,- € 794,- of € 1.134,-. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is.

  • 4.

    Wordt de aanslag op nihil of op een negatief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar een boete op van respectievelijk € 22,- € 68,- € 113,- € 158,- of € 226,-. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.

  • 5.

    De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of sprake is van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten die gelijktijdig met een nihil aanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd en verzuimboeten die gelijktijdig met een op een positief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van afwezigheid van alle schuld telt het verzuim niet mee voor de reeks verzuimen.

 

Artikel 13 Vergrijpboeten rioolheffing gebruik

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening Rioolheffing" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

 

Artikel 14 Verzuimboeten toeristenbelasting

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening toeristenbelasting" wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede, derde, vierde, vijfde/volgend verzuim.

  • 2.

    Van een tweede respectievelijk derde, vierde, vijfde/volgend verzuim is sprake, indien de belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingtijdvakken éénmaal respectievelijk tweemaal, driemaal, viermaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3.

    Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar in geval van een eerste, tweede en derde, vierde, vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 113,- € 340,- € 567,- € 794,- of € 1.134,-. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is.

  • 4.

    Wordt de aanslag op nihil of op een negatief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar een boete op van respectievelijk € 22,- € 68,- € 113,- € 158,- of € 226,-. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.

  • 5.

    De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of sprake is van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten die gelijktijdig met een nihil aanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd en verzuimboeten die gelijktijdig met een op een positief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van afwezigheid van alle schuld telt het verzuim niet mee voor de reeks verzuimen.

 

Artikel 15 Vergrijpboeten toeristenbelasting

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening toeristenbelasting" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Rhenen 2019”.

 

 

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris, de voorzitter,

dhr. P. Bonthuis drs. J.A. van der Pas