Organisatie | Rhenen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeente Rhenen - Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen |
Citeertitel | Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Rhenen 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | nieuwe regeling | 18-12-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van Rhenen;
• hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
• artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet
• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Rhenen 2019
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Op beboetbare feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtredingsdatum van deze regeling blijven de (oude) beleidsregels van toepassing, zoals deze luidden ten tijde van het begaan het beboetbare feit. Indien terzake van deze feiten op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, dan zijn de beleidsregels van deze (nieuwe) regeling van toepassing voor zover deze gunstiger zijn voor belanghebbende.
Artikel 3 Ambtshalve vermindering
Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering. De “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Rhenen” zijn van overeenkomstige toepassing op boetebeschikkingen.
Artikel 4 Bijzondere omstandigheden, pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld
Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. De heffingsambtenaar beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.
In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen: avas) legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of avas, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij avas wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.
Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Is er sprake van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat er aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van zowel een verzuimboete als een vergrijpboete uit.
Bij het opleggen van een boete worden medegedeeld de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete, alsmede, indien sprake is van een vergrijpboete, de feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van opzet of grove schuld. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens te vermelden de bijzondere omstandigheden die tot een matiging dan wel verhoging van de boete hebben geleid.
Artikel 6 Kennisgeving en hoorplicht
Een kennisgeving is een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Awb. De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Het voorschrift om de kennisgeving schriftelijk te doen, is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.
Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden zoveel mogelijk op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.
Hoofdstuk 2 Onderscheid verzuimboete en vergrijpboete
Het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de aanslagbelastingen wordt aangemerkt als een verzuim. Bij het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte is alleen sprake van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.
De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld.
Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden.
Artikel 10 Verplichte keuze verzuimboete of vergrijpboete
Bij het niet doen van aangifte met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven alsmede bij het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van belastingen die op aangifte moeten worden voldaan, maakt de heffingsambtenaar een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete en het opleggen van een vergrijpboete. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.
Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete
Artikel 12 Verzuimboeten rioolheffing gebruik
Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar in geval van een eerste, tweede en derde, vierde, vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 113,- € 340,- € 567,- € 794,- of € 1.134,-. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is.
Wordt de aanslag op nihil of op een negatief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar een boete op van respectievelijk € 22,- € 68,- € 113,- € 158,- of € 226,-. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.
De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of sprake is van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten die gelijktijdig met een nihil aanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd en verzuimboeten die gelijktijdig met een op een positief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van afwezigheid van alle schuld telt het verzuim niet mee voor de reeks verzuimen.
Artikel 13 Vergrijpboeten rioolheffing gebruik
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.
Artikel 14 Verzuimboeten toeristenbelasting
Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar in geval van een eerste, tweede en derde, vierde, vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 113,- € 340,- € 567,- € 794,- of € 1.134,-. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is.
Wordt de aanslag op nihil of op een negatief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar een boete op van respectievelijk € 22,- € 68,- € 113,- € 158,- of € 226,-. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.
De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of sprake is van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten die gelijktijdig met een nihil aanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd en verzuimboeten die gelijktijdig met een op een positief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van afwezigheid van alle schuld telt het verzuim niet mee voor de reeks verzuimen.
Artikel 15 Vergrijpboeten toeristenbelasting
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.