Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waadhoeke

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting Verordening Parkeerbelastingen 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaadhoeke
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting Verordening Parkeerbelastingen 2019
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Parkeerbelastingen 2018.

De datum van ingang van heffing is 1 januari 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 225 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-201801-01-2020nieuwe regeling

20-12-2018

gmb-2018-282081

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting Verordening Parkeerbelastingen 2019

De raad van de gemeente Waadhoeke;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2018;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2019;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen:

 

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2019.

 

(Verordening Parkeerbelastingen 2019)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Franekeradeel een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

 

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene aan wie de vergunning is verleend.

Artikel 4 Vrijstellingen

De parkeerbelastingen worden niet geheven ter zake van:

  • a.

    het parkeren van motorvoertuigen op ‘algemene gehandicaptenparkeerplaatsen’ waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht;

  • b.

    het parkeren van motorvoertuigen door marktlieden met een vergunning voor parkeren in de Waagstraat tijdens de marktdagen, waarin deze duidelijk zichtbaar is aangebracht.

  • c.

    het parkeren van motorvoertuigen door brandweer, bestuurders en ambtenaren van de gemeente Waadhoeke, milieuadviesdienst, en monumentenwacht in de uitoefening van hun functie waarbij een (jaar-)vergunning duidelijk zichtbaar is aangebracht.

  • d.

    het parkeren ten behoeve van trouwplechtigheden in het stadhuis, met een bezoekersvergunning die duidelijk zichtbaar is aangebracht.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, dan wel bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij het verlenen van de vergunning.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald vóór afgifte van de vergunning.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 10 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 11 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,70.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Overgangsrecht

De 'Verordening Parkeerbelastingen 2018’ van 2 januari 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2019.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening parkeerbelastingen 2019’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2018

De griffier,

De voorzitter,

Bijlage Tarieventabel  

Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2019.

(behoort bij raadsbesluit van 20 december 2018)

 

Tarieventabel

 

1. Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

  • a.

    in gebied A: Zuiderkade

    • : Noorderbolwerk ‘parkeerterrein’ en parkeerplaatsen tot huisnummer 11

    • : Turfkade,

 

  • € 0,55 per uur, met een maximum van 4 uur;

 

  • b.

    in gebied B: Leeuwarderend

    • : Academiestraat

    • : Eise Eisingastraat

    • : Schilbanken

    • : Schilcampen

    • : Heerengracht

    • : Godsacker: westzijde

    • : Noord

    • : Voorstraat

    • : Sint Martiniplantsoen

    • : Sjaardemastraat, straatgedeelte en parkeerterrein

    • : Ockingahiem, parkeerterrein

    • : Hocquart

    • : Waagstraat

    • : Zilverstraat

 

  • € 1,10 per uur, met een maximum van 2 uur.

 

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

 

  • a.

    voor bewonersvergunningen binnenstad, als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder a. van de Parkeerverordening 2019

 

 

 

  • € 75,00 per kalenderjaar

 

  • b.

    voor degenen die een beroep of bedrijf uitoefenen, als bedoeld in artikel 3,lid 3 onder b. van de Parkeerverordening 2019

 

  • € 150,00 per kalenderjaar.