Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2019 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | riool, heffing, belasting |
Deze regeling vervangt de regeling 'Verordening rioolheffing 2017'
artikel 228a van de Gemeentewet
Uitvoeringsregeling rioolheffing 2019
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 20-12-2018 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 365 dagen, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.
Indien de belastingplichtige aantoont dat een substantieel deel van de voor de berekening van de belasting in aanmerking te nemen hoeveelheid water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt op verzoek van de belastingplichtige voor de berekening van de aanslag de hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald:
in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 20 december 2018.
De raad voornoemd,
de raadsgriffier,
mevrouw N.A. Hoogerbrug – van de Ven
de voorzitter,
mr. J.C.M. Pommer
Toelichting wijzigingen, behorende bij de Verordening rioolheffing 2019.
Tot 1 januari 2019 wordt de rioolheffing geheven en ingevorderd door Brabant Water N.V.
Vanaf 1 januari 2019 wordt de heffing en invordering uitgevoerd door de gemeente (MijnGemeenteDichtbij). In verband hiermee dient de verordening te worden gewijzigd.
Hierna worden de wijzigingen artikelsgewijs toegelicht.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Bij de heffing door Brabant Water werd uitgegaan van het waterverbruik over het lopende jaar. Via voorschotnota’s werd een voorlopig bedrag berekend. Na afloop van de afrekenperiode werd het definitieve bedrag berekend op basis van het werkelijk waterverbruik.
Bij de heffing door de gemeente wordt in het belastingjaar zelf de (definitieve) aanslag opgelegd. Er wordt dus niet gewerkt met voorlopige aanslagen. Een dergelijke werkwijze is alleen mogelijk indien de heffingsmaatstaf (het waterverbruik) bekend is. Dit wordt nu mogelijk gemaakt door uit te gaan van het waterverbruik over de afrekenperiode die voorafgaat aan het belastingjaar (artikel 5, lid 2). Dus voor belastingjaar 2019 wordt uitgegaan van het waterverbruik dat op de afrekening van 2018 staat vermeld. Als de afrekening betrekking heeft op een periode van meer of minder dan 365 dagen, wordt het verbruik herberekend op basis van 365 dagen.
Het komt voor dat een object of een zelfstandig te gebruiken deel hiervan niet beschikt over een eigen watermeter. In dergelijke gevallen moet een aanname van het waterverbruik worden gedaan. In verband hiermee is in lid 5 een bepaling opgenomen op grond waarvan het waterverbruik door het college van burgemeester wethouders wordt vastgesteld. Hierbij wordt dan gekeken naar het waterverbruik bij vergelijkbare objecten.
Bij heffing door Brabant Water werd het belastingtijdvak gelijk gesteld aan de verbruiksperiode die Brabant Water voor het betreffende perceel hanteert (bijv. van april tot april). Bij heffing door de gemeente zal de heffing per kalenderjaar plaatsvinden.
De rioolheffing wordt geheven door middel van een aanslag. Bij Brabant Water vond de heffing plaats door middel van de afrekening.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De rioolheffing wordt per kalenderjaar geheven (was per verbruiksperiode). De belasting is daarom verschuldigd bij aanvang van het kalenderjaar of, als dit later is, bij aanvang van het gebruik van het perceel.
Artikel 10 Termijnen van betaling
De betalingstermijnen zijn gelijkgesteld aan die van de onroerende-zaakbelastingen. Betaling in 2 termijnen (eerste binnen 1 maand, tweede 2 maanden later). Als het bedrag van het aanslagbiljet hoger is dan € 5.000 geldt 1 termijn (binnen 1 maand).
Verder kan gekozen worden voor automatische incasso. Hierbij is het aantal termijnen gelijk aan het aantal maanden dat in het jaar overblijft na het opleggen van de aanslag. Als de aanslag eind februari wordt opgelegd, wordt de aanslag dus geïnd in 10 termijnen. Als het bedrag van het aanslagbiljet hoger is dan € 5.000 kan geen gebruik gemaakt worden van automatische incasso.