Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk |
Citeertitel | Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting op gewijzigde artikelen |
Deze regeling vervangt de Verordening Wmo 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 17-03-2020 | nieuwe regeling | 18-12-2018 |
De raad van de gemeente Rijswijk, bijeen in openbare vergadering op 18 december 2018;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30-10-2018, nr 18 031; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; gezien het advies van het forum;
overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;
dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van de Kadernota Sociaal Domein als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
besluit vast te stellen de Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten en waarover een vergelijkbare persoon als belanghebbende zonder beperkingen zou (kunnen) beschikken.
Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar een persoon zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien een persoon met een briefadres is ingeschreven.
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
HOOFDSTUK 2. ONDERZOEKSPROCEDURE
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in de Kadernota Sociaal Domein, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van algemene voorzieningen en/of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan een maatwerkvoorziening.
Indien de cliënt een voorziening in pgb vorm wenst, dient hij hiervoor een budgetplan (zie definitie) in te leveren. Dit kan voor of na het gesprek, maar uiterlijk bij het indienen van een aanvraag. Tijdens het gesprek wordt de cliënt hierover geïnformeerd en in het ondersteuningsplan wordt gerapporteerd dat bij een aanvraag een budgetplan moet worden ingeleverd.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan wordt naar de cliënt gezonden. In geval van diensten wordt de cliënt aangemeld bij een zorgaanbieder. De zorgaanbieder maakt samen met de cliënt een zorgplan. De cliënt en zorgaanbieder ondertekenen het zorgplan en zenden dat terug naar de gemeente.
Bij een ondersteuningsplan voor alleen diensten (resultaatgebieden): binnen 2 weken na verzenden dient het ondersteuningsplan plus zorgplan getekend terug te zijn bij de gemeente. De cliënt kan tekenen voor akkoord of niet akkoord. Het ondertekend stuk dient als aanvraag. Als de cliënt tekent voor niet akkoord, kan de cliënt daarbij tevens aangeven wat de reden is en kan hij hiermee een aanvraag indienen voor de voor de cliënt beoogde oplossing.
Bij een ondersteuningsplan voor niet diensten (materieel):binnen 2 weken na verzenden dient het ondersteuningsplan getekend terug te zijn bij de gemeente. Wanneer de cliënt een aanvraag wil doen kan de cliënt deze tekenen voor akkoord. Het ondertekend stuk dient als aanvraag. Als de cliënt niet tekent voor akkoord, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is en kan hij hiermee een aanvraag indienen voor de cliënt beoogde oplossing.
HOOFDSTUK 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 10. Resultaatgebieden binnen de maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning
De resultaatgebieden bestaan uit verschillende intensiteiten (treden) die staan voor de zwaarte van de ondersteuningsvraag. De resultaatgebieden en intensiteiten vormen samen een matrix van waaruit arrangementen samengesteld kunnen worden.
Het is mogelijk om voor ondersteuning in de hier genoemde resultaatgebieden specifieke maatwerkvoorzieningen (artikel 10.7) te indiceren of aanvullende producten (artikel 10.8).
Artikel 10.1 Beschrijving van het resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren
Het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren draagt ertoe bij dat de cliënt zelfredzaam kan participeren in een sociale leefomgeving. Ondersteuning is gericht op het (re)vitaliseren en onderhouden van een sociaal netwerk en omgeving, dat ondersteunend is bij maatschappelijke participatie (gericht op aspecten die niet in de cliënt gelegen zijn). Ondersteuning op dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
Artikel 10.2 Beschrijving van het resultaatgebied Financiën
Ondersteuning in resultaatgebied Financiën richt zich op het creëren en behouden van overzicht en controle op een gezonde financiële huishouding. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
Artikel 10.3 Beschrijving van het resultaatgebied Huisvesting
Het resultaatgebied Huisvesting draagt ertoe bij dat cliënten een betaalbare en geschikte huisvesting hebben en kunnen houden. Hulp is onder meer gericht op een veilige, toereikende en (waar mogelijk) autonome huisvesting, die past bij de beperking die iemand mogelijk heeft.
Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
Artikel 10.4 Beschrijving van het resultaatgebied Dag invulling
Het resultaatgebied dag invulling draagt ertoe bij de cliënt op zinvolle wijze de dagen (kan) invullen onder toezicht of met ondersteuning. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
• Het organiseren van het huishouden en de dagelijkse activiteiten die daarbij horen – zoals het verzorgen van boodschappen en maaltijden - en de verzorging1 voor kinderen tot 12 jaar (de kindzorg).
Artikel 10.6 Beschrijving van het resultaatgebied Gezondheid
Het resultaatgebied gezondheid draagt ertoe bij dat de cliënt aandacht heeft voor zijn/haar gezondheid en het onderhouden en/of verbeteren daarvan. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
Artikel 10.7 Specifieke maatwerkvoorzieningen
Voor de onderstaande resultaten hebben wij specifieke ondersteuningsvormen:
Ontmoetingscentra richten zich op ondersteuning van mantelzorgers en mensen met dementie, om overbelasting te voorkomen en mensen langer thuis te laten wonen. Middels de ontmoetingscentra moet een soepele overgang naar de Wlz mogelijk zijn zonder van locatie te hoeven veranderen. Er wordt gewerkt volgens de effectieve interventie. De ondersteuning vanuit ontmoetingscentra bestaat uit:
Artikel 10.8 Producten die aanvullen geïndiceerd kunnen worden
Naast een aantal resultaten uit de resultaatmatrix kunnen een aantal producten geïndiceerd worden. Hieronder een beschrijving van deze producten en binnen welk resultaatgebied ze geleverd kunnen worden.
Artikel 13. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
Onder formele zorg wordt verstaan de zorg die geleverd wordt door een niet door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg. Deze kwaliteitseisen staan beschreven in het aanbestedingsdocument zoals gepubliceerd op de gemeentelijke website. Een zorgaanbieder die hier niet aan voldoet wordt gezien als informele zorgaanbieder waarbij een informele tarief wordt toegepast.
Artikel 15. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
De eigen bijdrage mag niet worden betaald uit het pgb. Voor de volgende materiële voorzieningen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht gelijk aan 50% van de kostprijs van de voorziening. De eigen bijdrage voor de materiële voorzieningen worden over de hieronder genoemde maximale periode geheven:
Indien een Wmo-vervoerspas voor de regiotaxi wordt toegekend kan de cliënt 600 zones per jaar reizen tegen een gereduceerd tarief. Voor de opstapzone en de eerste drie gereisde zones per rit geldt een gereduceerd tarief. Het opstaptarief bedraagt € 0,70 (gereduceerd tarief). Het geldende tarief voor de zones bedraagt € 0,70 per zone (gereduceerd tarief). Indien andere vervoersvoorzieningen zijn toegekend wordt maximaal 50% van het aantal zones toegekend.
HOOFDSTUK 6. HERZIENING VAN DE BESLUITVORMING
Artikel 18. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Op grond van artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 19. Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
HOOFDSTUK 8. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN
Artikel 21. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college kan in overeenstemming met de Kadernota Sociaal Domein, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Voor de tegemoetkoming in de meerkosten voor de vervoerskosten geldt het volgende.
Indien een cliënt een vervoersvoorziening in bruikleen heeft gekregen en tevens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de meerkosten voor de vervoerskosten, dan wordt maximaal 50% van de tegemoetkoming toegekend.
HOOFDSTUK 9. KWALITEIT VAN DE ZORGORGANISATIES
Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
HOOFDSTUK 10. BETROKKEN INGEZETENEN
Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt ingezetenen, in de vorm van de adviesraad Sociaal Domein, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt op basis van de Kadernota Sociaal Domein geëvalueerd.