Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk
CiteertitelVerordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting op gewijzigde artikelen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wmo 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. artikel 3.8, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  12. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201917-03-2020nieuwe regeling

18-12-2018

gmb-2018-281963

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk

De raad van de gemeente Rijswijk, bijeen in openbare vergadering op 18 december 2018;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30-10-2018, nr 18 031; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; gezien het advies van het forum;

 

overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

 

dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

 

dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

 

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van de Kadernota Sociaal Domein als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

besluit vast te stellen de Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten en waarover een vergelijkbare persoon als belanghebbende zonder beperkingen zou (kunnen) beschikken.

  • b.

    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

  • c.

    Bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

  • d.

    Budgetplan: in het budgetplan voor het pgb wordt vermeld welke zorg ingekocht gaat worden voor het beschikbare budget en het bedrag dat per zorgverlener besteed gaat worden en welke resultaten er bereikt gaan worden.

  • e.

    Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet.

  • f.

    Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • g.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. Het gesprek kan uit meerdere gesprekken bestaan.

  • h.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • i.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar een persoon zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien een persoon met een briefadres is ingeschreven.

  • j.

    Huiselijke kring: een familielid, een huisgenoot of een mantelzorger.

  • k.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • l.

    Maatschappelijke ondersteuning:

    • 1°.

      bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

    • 2°.

      ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

    • 3°.

      bieden van beschermd wonen en opvang.

  • m.

    Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1°.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2°.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3°.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • n.

    Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • o.

    Melding: melding aan het college van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • p.

    Ondersteuningsplan: naar aanleiding van een gesprek tussen de gemeente en de cliënt wordt een ondersteuningsplan beschreven met daarin concreet wat het te behalen resultaat is met de maatschappelijke ondersteuning.

  • q.

    Persoonlijk plan: In een persoonlijk plan wordt beschreven welke maatschappelijke ondersteuning naar de mening van de cliënt het meest is aangewezen.

  • r.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

  • s.

    Sociaal minimum: inkomen waarop individuen/huishouden minimaal aanspraak kunnen maken ingevolge de Participatiewet

  • t.

    Sociaal wijkteam: door het college ingesteld team van deskundigen die het gesprek kunnen voeren.

  • u.

    Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken.

  • v.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • w.

    Zorgplan: Naar aanleiding van het ondersteuningsplan stellen de gecontracteerde aanbiederssamen met de cliënt het integraal zorgplan op. In het zorgplan beschrijft de aanbieder samen met de cliënt hoe de ondersteuning uitgevoerd moet worden om het resultaat te kunnen behalen.

HOOFDSTUK 2. ONDERZOEKSPROCEDURE

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven werkdagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in de Kadernota Sociaal Domein, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van algemene voorzieningen en/of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan een maatwerkvoorziening.

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening aan te vragen;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, derde lid van deze verordening, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Als de hulpvraag in voldoende mate bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 5.

    Indien de cliënt een voorziening in pgb vorm wenst, dient hij hiervoor een budgetplan (zie definitie) in te leveren. Dit kan voor of na het gesprek, maar uiterlijk bij het indienen van een aanvraag. Tijdens het gesprek wordt de cliënt hierover geïnformeerd en in het ondersteuningsplan wordt gerapporteerd dat bij een aanvraag een budgetplan moet worden ingeleverd.

  • 6.

    Het college maakt een verslag van het gesprek met de cliënt.

Artikel 6. Advisering

  • 1.

    Het college kan een advies vragen aan een (medische-) adviesinstantie als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 7. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan wordt naar de cliënt gezonden. In geval van diensten wordt de cliënt aangemeld bij een zorgaanbieder. De zorgaanbieder maakt samen met de cliënt een zorgplan. De cliënt en zorgaanbieder ondertekenen het zorgplan en zenden dat terug naar de gemeente.

  • 2a.

    Bij een ondersteuningsplan voor alleen diensten (resultaatgebieden): binnen 2 weken na verzenden dient het ondersteuningsplan plus zorgplan getekend terug te zijn bij de gemeente. De cliënt kan tekenen voor akkoord of niet akkoord. Het ondertekend stuk dient als aanvraag. Als de cliënt tekent voor niet akkoord, kan de cliënt daarbij tevens aangeven wat de reden is en kan hij hiermee een aanvraag indienen voor de voor de cliënt beoogde oplossing.

  • 2b.

    Bij een ondersteuningsplan voor niet diensten (materieel):binnen 2 weken na verzenden dient het ondersteuningsplan getekend terug te zijn bij de gemeente. Wanneer de cliënt een aanvraag wil doen kan de cliënt deze tekenen voor akkoord. Het ondertekend stuk dient als aanvraag. Als de cliënt niet tekent voor akkoord, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is en kan hij hiermee een aanvraag indienen voor de cliënt beoogde oplossing.

  • 3.

    Binnen tien werkdagen na het afronden van het onderzoek, of 6 weken na de registratie van de melding als die datum eerder is zendt het college het verslag naar de cliënt na afronding van het onderzoek.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1.

    Het college kan:

    • -

      ingeval van diensten (resultaatgebieden): het ondertekent ondersteuningsplan plus zorgplan;

    • -

      ingeval een persoonsgebonden budget: het ondertekent ondersteuningsplan plus het budgetplan,

    • -

      ingeval van maatwerk in middelen; het ondertekent ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger dat op het ondersteuningsplan heeft aangegeven.

  • 2.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door het invullen van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 3.

    Het college beschikt binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag van het onderzoek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt,

      • i.

        voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht,

      • ii.

        met gebruikelijke hulp,

      • iii.

        met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,

      • iv.

        met gebruikmaking van een algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

    • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten,

      • i.

        al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld,

      • ii.

        voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht,

      • iii.

        met gebruikelijke hulp,

      • iv.

        met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,

      • v.

        met gebruikmaking van een algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

    • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt wanneer:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar en/of voorzienbaar was;

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt;

    • c.

      de cliënt zijn/haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Rijswijk;

    • d.

      de noodzakelijke voorziening nog niet ingekocht is voor de melding bij het college;

    • e.

      de noodzakelijke voorziening ingekocht is tussen het moment van melding en het besluit en de noodzaak achteraf nog vast te stellen is.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of

    • b.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening wordt toegekend, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 10. Resultaatgebieden binnen de maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

  • A.

    De ondersteuning in de vorm van dienstverlening vindt plaats in de vorm van een arrangement binnen één of meer van de volgende resultaatgebieden:

    • Resultaatgebied 1: Sociaal en persoonlijk functioneren

      Resultaatgebied 2: Financiën

      Resultaatgebied 3: Huisvesting

      Resultaatgebied 4: Daginvulling

      Resultaatgebied 5: Regie en ondersteuning bij huishouden

      Resultaatgebied 6: Gezondheid

  • B.

    De resultaatgebieden bestaan uit verschillende intensiteiten (treden) die staan voor de zwaarte van de ondersteuningsvraag. De resultaatgebieden en intensiteiten vormen samen een matrix van waaruit arrangementen samengesteld kunnen worden.

    Het is mogelijk om voor ondersteuning in de hier genoemde resultaatgebieden specifieke maatwerkvoorzieningen (artikel 10.7) te indiceren of aanvullende producten (artikel 10.8).

  • C.

    Het college kan meerdere regels stellen inzake de aard van de te verstrekken maatwerkvoorziening en de toegang daartoe als bedoeld in dit hoofdstuk.

Artikel 10.1 Beschrijving van het resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren

Het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren draagt ertoe bij dat de cliënt zelfredzaam kan participeren in een sociale leefomgeving. Ondersteuning is gericht op het (re)vitaliseren en onderhouden van een sociaal netwerk en omgeving, dat ondersteunend is bij maatschappelijke participatie (gericht op aspecten die niet in de cliënt gelegen zijn). Ondersteuning op dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten. Onder het plannen, aanleren en organiseren van de dagelijkse activiteiten vallen activiteiten zoals het nakomen van afspraken, het hebben van een gezond dag en nacht ritme en het uitvoeren van complexere dagelijkse activiteiten;

  • Het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk, de (betekenisvolle) relaties met vrienden, familie, kennissen en mantelzorgers;

  • Het hebben van gezonde relaties met de personen en gezinsleden met wie de cliënt een huishouden deelt. Het verlichten van de druk die de mensen in het steunsysteem ervaren in relatie tot de problematiek van de cliënt;

  • Maatschappelijk herstel gericht op deelname in de maatschappij.

Artikel 10.2 Beschrijving van het resultaatgebied Financiën

Ondersteuning in resultaatgebied Financiën richt zich op het creëren en behouden van overzicht en controle op een gezonde financiële huishouding. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het op orde krijgen en houden van administratie;

  • Het uitgavepatroon in balans brengen en houden waardoor schulden verminderen;

  • Het genereren van inkomen dat aan basisbehoeften voldoet, zonder uitkering;

  • Het organiseren van adequaat financieel beheer.

Artikel 10.3 Beschrijving van het resultaatgebied Huisvesting

Het resultaatgebied Huisvesting draagt ertoe bij dat cliënten een betaalbare en geschikte huisvesting hebben en kunnen houden. Hulp is onder meer gericht op een veilige, toereikende en (waar mogelijk) autonome huisvesting, die past bij de beperking die iemand mogelijk heeft.

Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het ondersteunen bij het vinden en behouden van een geschikte/gepaste woonruimte;

  • Het aanleren van bewonersvaardigheden (goede omgang met buren);

  • Het niet geven van overlast;

  • Het aanleren van vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen.

Artikel 10.4 Beschrijving van het resultaatgebied Dag invulling

Het resultaatgebied dag invulling draagt ertoe bij de cliënt op zinvolle wijze de dagen (kan) invullen onder toezicht of met ondersteuning. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het participeren in de samenleving;

  • Het bieden van een dagprogramma/dagbesteding waaraan cliënten kunnen deelnemen als zij niet in staat om zelfstandig hun dag in te vullen, waarbij het maximale uit de cliënt wordt gehaald.

  • Artikel 10.5 Beschrijving van het resultaatgebied regie en ondersteuning bij huishouden

  • Het resultaatgebied ondersteuning en regie bij het huishouden draagt ertoe bij dat de cliënt verantwoord zelfstandig kan blijven wonen. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het creëren en/of behouden van een gezonde, schone, veilige huishouding en op het zelfstandig kunnen voeren van regie;

  • Het schoon en leefbaar houden van de dagelijkse gebruiksruimten, - zoals woonkamer, slaapkamer, toilet, keuken, badkamer en de gangen daarnaartoe -, en het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en schoon beddengoed;

  • • Het organiseren van het huishouden en de dagelijkse activiteiten die daarbij horen – zoals het verzorgen van boodschappen en maaltijden - en de verzorging1 voor kinderen tot 12 jaar (de kindzorg).

Artikel 10.6 Beschrijving van het resultaatgebied Gezondheid

Het resultaatgebied gezondheid draagt ertoe bij dat de cliënt aandacht heeft voor zijn/haar gezondheid en het onderhouden en/of verbeteren daarvan. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

  • Het bewust worden van de consequenties van de gezondheidssituatie voor de cliënt en het cliëntsysteem;

  • Het intrinsiek motiveren om de gezondheidssituatie van de cliënt te verbeteren;

  • Motiveren tot leefstijlinterventies, gezond gedrag, valpreventie (voorbeelden).

Artikel 10.7 Specifieke maatwerkvoorzieningen

Voor de onderstaande resultaten hebben wij specifieke ondersteuningsvormen:

  • 1.

    Kortdurend Verblijf draagt ertoe bij de cliënt in een veilige omgeving kunnen vertoeven zodat de thuissituatie/ de mantelzorger tijdelijk wordt ontlast. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn:

    • Het in groepsverband ondernemen van dagactiviteiten;

    • Het in groepsverband toepassen van sociale vaardigheden;

    • Het ontlasten van de thuissituatie.

  • 2.

    Ontmoetingscentra richten zich op ondersteuning van mantelzorgers en mensen met dementie, om overbelasting te voorkomen en mensen langer thuis te laten wonen. Middels de ontmoetingscentra moet een soepele overgang naar de Wlz mogelijk zijn zonder van locatie te hoeven veranderen. Er wordt gewerkt volgens de effectieve interventie. De ondersteuning vanuit ontmoetingscentra bestaat uit:

    • Wenperiode en ondersteuning van de mantelzorger: Kennis maken met het gebruik van de ontmoetingscentra. De kennismaking is tijdelijk, minimaal 2 en maximaal 6 weken en maximaal 10 dagdelen, waarbij bij de start contact wordt gezocht met de toegang van de gemeente.

    • Reguliere deelname: Na indicatie door de H4, reguliere deelname aan de ontmoetingscentra.

Artikel 10.8 Producten die aanvullen geïndiceerd kunnen worden

Naast een aantal resultaten uit de resultaatmatrix kunnen een aantal producten geïndiceerd worden. Hieronder een beschrijving van deze producten en binnen welk resultaatgebied ze geleverd kunnen worden.

  • Maaltijdvoorziening: Het bereiden en klaarzetten van een maaltijd. Toezicht op het gebruik van de maaltijd is ondergebracht binnen de resultaten uit de resultaatgebieden 1, 5 en 6.

  • Vervoer: het vervoeren van een persoon met of zonder rolstoel. Ten behoeve van de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4, 6 en de hierboven genoemde specifieke maatwerkproducten kortdurend verblijf en ontmoetingscentra.

  • 24uur bereikbaarheid/ onplanbare zorg: ten behoeve van de resultaatgebieden 1, 3, 6 en het hierboven genoemde specifieke maatwerkproduct kortdurend verblijf.

    • o

      Het bereikbaar zijn voor cliënten 24 uur per dag.

    • o

      Onplanbare zorg is acute zorg die niet vast staat aan kantoortijden.

  • Waakvlam: ten behoeve van de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4 en 6 Periodiek contact ten behoeve van nazorg door bekende begeleider ter voorkoming en het vroeg signaleren van terugval

Artikel 11. Beschrijving van de algemene voorziening ‘’basisvoorziening hulp bij het huishouden’’

  • 1.

    Voor de algemene voorziening ‘’basisvoorziening hulp bij het huishouden’’ voldoet de inwoner aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inwoner is langdurig mantelzorger (dit houdt in langer dan drie maanden en meer dan 8 uur per week) en de inwoner staat ingeschreven bij het mantelzorgsteunpunt binnen de gemeente Rijswijk; of

    • b.

      de inwoner heeft tijdelijke problemen wegens een tijdelijke beperking.

  • 2.

    De zorgaanbieder beoordeelt of een inwoner voldoet aan de genoemde voorwaarden.

  • 3.

    De hulp bij het huishouden dient ingekocht te worden bij een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor hulp bij huishouden.

  • 4.

    Inwoners die aan de voorwaarden voldoen, kunnen eenmalig maximaal 40 uur hulp bij het huishouden inkopen. Deze uren worden voor de duur van maximaal een half jaar geleverd.

HOOFDSTUK 4. BESLUITVORMING

Artikel 12. Inhoud beschikking

  • 1.

    Indien van toepassing maken het ondersteuningsplan en het zorgplan (natura) of budgetplan (pgb) een vast onderdeel uit van een besluit voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval gemotiveerd aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in

    ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, en indien van toepassing;

    • c.

      wat de omvang van de voorziening of activiteit is, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld en

    • e.

      de wijze van toezicht en verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 5.

    Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 13. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Een pgb wordt toegekend onder voorwaarden die genoemd staan in art. 9 van deze verordening.

  • 4.

    De cliënt is verplicht om bij zijn aanvraag een ingevuld en ondertekend budgetplan in te dienen indien hij de voorziening in pgb-vorm wenst.

  • 5.

    Een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden, en

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

    • d.

      een autoaanpassing: op basis van de kostprijs van de door de gemeente geaccepteerde offerte;

    • e.

      het bezoekbaar maken van een woning: op basis van de kostprijs van de door de gemeente geaccepteerde offerte. Bij een bedrag van € 5.000,- of hoger dienen er minimaal 2 door de gemeente geaccepteerde offertes beoordeeld te worden;

    • f.

      de hoogte van een pgb voor materiële voorzieningen is 100% van de door de gemeente geaccepteerde offerte en wordt bepaald op basis van het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening.

    • g.

      de hoogte van het pgb voor de kosten van het verplichte onderhoudscontract voor materiële voorzieningen is vastgesteld op 100% van deze kosten.

    • h.

      De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt bepaald door de centrumgemeente die deze functie uitvoert.

    • i.

      Het is niet toegestaan om tussenpersonen of belangenbehartigers uit het pgb te betalen.

    • j.

      Er bestaat geen recht op een pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

    • k.

      De hoogte van het pgb in het buitenland wordt afgestemd op het land waar de cliënt tijdelijk verblijft. De hoogte van het pgb wordt herberekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages 2017 Wlz. De hoogte van het pgb geldt voor materiële en immateriële voorzieningen.

    • l.

      Onder formele zorg wordt verstaan de zorg die geleverd wordt door een niet door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg. Deze kwaliteitseisen staan beschreven in het aanbestedingsdocument zoals gepubliceerd op de gemeentelijke website. Een zorgaanbieder die hier niet aan voldoet wordt gezien als informele zorgaanbieder waarbij een informele tarief wordt toegepast.

    • m.

      De hoogte van een pgb voor informele zorg wordt bepaald op basis van gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders minus 20% overheadkosten.

  • 6.

    De hoogte van de pgb voor de volgende maatwerkvoorzieningen en producten voor 2019 bedragen in euro per periode (vier weken):

    • a.

      de resultaatgebieden:

       

      Resultaatgebieden

      Trede 1

       

      Trede 2

       

      Trede 3

       

      Trede 4

       

      • 1.

        Sociaal Persoonlijk Functioneren

      516,31

      481,19

      376,88

      177,07

      • 2.

        Financiën

      380,63

      296,27

      173,82

      105,25

      • 3.

        Huisvesting

      455,95

      300,55

      160,70

      126,42

      • 4.

        Daginvulling

      530,81

      375,08

      306,96

      117,49

      • 5.

        Ondersteuning en regie bij het huishouden

      652,40

      371,34

      282,43

      212,87

      • 6.

        Gezondheid

      433,33

      331,67

      279,91

      145,71

      Per periode (= 4 weken)

    • b.

      Specifieke maatwerkvoorzieningen:

      • 1.

        kortdurend verblijf- en respijtzorg:

        • i.

          dit product en het tarief zijn afgeleid uit een benchmark. Voor aantoonbaar gediplomeerd verzorger waaronder zzp’ers: € 171,54 per etmaal (inclusief huisvesting, maaltijden, drinken, activiteiten, zorg en verpleging als dat niet declarabel is bij de Wlz of Zvw);

        • ii.

          voor het sociaal netwerk, werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.: € 81,28 per etmaal of een deel daarvan (inclusief huisvesting, maaltijden, drinken, activiteiten, zorg en verpleging als dat niet declarabel is bij de Wlz of Zvw).

      • 2.

        Ontmoetingscentrum:

        de hoogte van een pgb voor een ontmoetingscentrum bedraagt € 48,90 per dagdeel.

    • c.

      Aanvullende producten:

      Producten

      Tarieven in € (2019)

      Waakvlam (trede 5, laatste fase)

      66,80 per periode

      maaltijdvoorziening

      15,45 per maaltijd

      24 uurs bereikbaarheid / onplanbare zorg

      107,68 per periode

      Vervoer zonder rolstoel

      11,50 per dag

      Vervoer met rolstoel

      23,00 per dag

      Per periode (= 4 weken)

Artikel 14. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de basisvoorziening hulp bij het huishouden, ter hoogte van € 5,-- per uur.

Artikel 15. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor een pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en de samenstelling van zijn huishouden.

  • 2.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor:

    • a.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft dat minder is dan in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen;

    • b.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft dat minder is dan in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen;

    • c.

      de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen heeft dat minder is dan in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen.

  • 4.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 7.

    De berekende eigen bijdrage zal niet worden geïnd door het CAK indien een cliënt een inkomen heeft dat valt in de categorie tot 130% van het sociaal minimum.

  • 8.

    De eigen bijdrage mag niet worden betaald uit het pgb. Voor de volgende materiële voorzieningen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht gelijk aan 50% van de kostprijs van de voorziening. De eigen bijdrage voor de materiële voorzieningen worden over de hieronder genoemde maximale periode geheven:

    • -

      voor driewielfietsen, autoaanpassingen: 5 jaar;

    • -

      voor woonvoorzieningen (bv traplift, douche brancard, verrijdbare douchestoel): 5 jaar;

    • -

      voor woningaanpassingen (bv verbouwing/aanbouw/badkameraanpassing): 10 jaar;

    • -

      voor andere voorzieningen voor de technische levensduur van de voorziening.

  • 9.

    Bij overname van een voorziening van een andere gemeente is voor het overnamebedrag een eigen bijdrage verschuldigd, voor zover de voorziening nog niet is afgeschreven. De eigen bijdrage wordt berekend over de restwaarde van de voorziening.

  • 10.

    De eigen bijdrage voor een scootmobiel is € 6,00 per periode tot de hoogte van de kostprijs zolang de scootmobiel aan de cliënt is toegekend.

  • 11.

    Indien een Wmo-vervoerspas voor de regiotaxi wordt toegekend kan de cliënt 600 zones per jaar reizen tegen een gereduceerd tarief. Voor de opstapzone en de eerste drie gereisde zones per rit geldt een gereduceerd tarief. Het opstaptarief bedraagt € 0,70 (gereduceerd tarief). Het geldende tarief voor de zones bedraagt € 0,70 per zone (gereduceerd tarief). Indien andere vervoersvoorzieningen zijn toegekend wordt maximaal 50% van het aantal zones toegekend.

  • 12.

    Voor alle maatwerkvoorzieningen, geleverd in de vorm van natura of in de vorm van een pgb is een eigen bijdrage verschuldigd, met uitzondering van:

    • a.

      een rolstoel;

    • b.

      als de maatwerkvoorziening gerealiseerd wordt in een woongebouw waarvan de woning van cliënt onderdeel uitmaakt, én voor zover de voorziening betrekking heeft op het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw;

    • c.

      een tegemoetkoming in de meerkosten (artikel 21).

HOOFDSTUK 5. KWALITEIT VAN DE ZORGVERLENERS

Artikel 16. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de betreffende sector toepasselijke erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden en rapporteren iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

HOOFDSTUK 6. HERZIENING VAN DE BESLUITVORMING

Artikel 18. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Op grond van artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Een maatwerkvoorziening kan worden beëindigd indien de cliënt een half jaar geen gebruik van de maatwerkvoorziening heeft gemaakt.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 19. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

HOOFDSTUK 7. MANTELZORG

Artikel 20. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering bestaat in ieder geval uit een geldbedrag.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

HOOFDSTUK 8. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN

Artikel 21. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met de Kadernota Sociaal Domein, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor:

    • a.

      taxikosten bedraagt jaarlijks: € 1.104,00;

    • b.

      rolstoeltaxikosten bedraagt jaarlijks: € 2.052,00;

    • c.

      vervoerskosten eigen auto bedraagt jaarlijks: € 555,00;

    • d.

      de meerkosten van een verhuizing: € 2.500,00;

    • e.

      de meerkosten van de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel is gelijk aan de werkelijke kosten met als maximum € 2.620,00 voor een periode van 3 jaar, gerekend vanaf de datum waarop het college heeft besloten op de aanvraag;

    • f.

      meerkosten van zorg: € 100,00.

  • 3.

    Voor de tegemoetkoming in de meerkosten van vervoer, verhuizing en een sportrolstoel gelden eveneens de “criteria voor een maatwerkvoorziening” (artikel 9).

  • 4.

    Voor de tegemoetkoming in de meerkosten voor de vervoerskosten geldt het volgende.

    Indien een cliënt een vervoersvoorziening in bruikleen heeft gekregen en tevens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de meerkosten voor de vervoerskosten, dan wordt maximaal 50% van de tegemoetkoming toegekend.

  • 5.

    Voor de tegemoetkoming in de meerkosten van zorg gelden de volgende criteria:

    • a.

      de cliënt heeft een geldige indicatie voor een Wmo-maatwerkvoorziening, waarbij door het CAK een eigen bijdrage is vastgesteld (niet zijnde € 0,00), of;

    • b.

      de cliënt heeft een geldige indicatie op grond van de Wet langdurige zorg, waarbij door het CAK een eigen bijdrage is vastgesteld (niet zijnde € 0,00), of;

    • c.

      de cliënt kan aantonen dat het volledige verplichte eigen risico voor de Zorgverzekeringswet is overschreden in de twee voorgaande jaren.

  • De tegemoetkoming in de meerkosten van zorg dient aangevraagd te worden met het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

HOOFDSTUK 9. KWALITEIT VAN DE ZORGORGANISATIES

Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    De coördinerende aanbieder kan ook andere partijen (bv welzijnswerk of andere aanbieders) inzetten om het resultaat te bereiken. De coördinerende aanbieder schrijft een integraal zorgplan per cliënt en beschrijft wat er gedaan wordt om het gevraagde resultaat te behalen.

HOOFDSTUK 10. BETROKKEN INGEZETENEN

Artikel 23. Klachtregeling

  • 1.

    De Interne klachtenregeling gemeente Rijswijk is van toepassing op de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van de door hen geleverde voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 24. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, in de vorm van de adviesraad Sociaal Domein, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, in de vorm van de adviesraad Sociaal Domein, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    De gemeenteraad heeft de Verordening Adviesraad Sociaal Domein vastgesteld

HOOFDSTUK 11. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27 Tariefswijziging/Indexatie

  • 1.

    Indien met zorgaanbieders contractueel afspraken zijn gemaakt inzake tariefswijziging en/of indexatie van maatwerkvoorzieningen zorg in natura, wordt dezelfde tariefwijziging en/of indexatie toegepast bij de pgb’s.

  • 2.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

Artikel 28. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt op basis van de Kadernota Sociaal Domein geëvalueerd.

Artikel 29. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Wmo 2018 gemeente Rijswijk wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening 2018 Wet maatschappelijke ondersteuning en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening uit 2019.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Wmo 2018 gemeente Rijswijk, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

  • 4.

    Van het in lid 2 en 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van een eerdere verordening Wmo tot dat het college een nieuw besluit heeft genomen op basis van de Verordening 2019 Wmo Rijswijk.

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening 2019 Wet maatschappelijke ondersteuning Rijswijk.

 

 

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Rijswijk, in zijn openbare vergadering van 18 december 2018,

de griffier,

J.A. Massaar, bpa

de voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen


1

Zoals beschreven in het aanbestedingsbestek worden ook huishoudelijke taken met betrekking tot het kind uitgevoerd.