Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de warenmarkten gemeente Alphen aan den Rijn 2009 |
Citeertitel | Marktverordening 2009 gemeente Alphen aan den Rijn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet
Marktreglement, indelingsplan Thorbeckeplein, indelingsplan Carmenplein, brancheindeling Markten.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2009 | 18-04-2015 | Onbekend | 03-03-2009 Witte Weekblad, 08-04-2009 | 2008 / 31753 |
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Bijlage bij het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 26 maart 2009, nr 2008/31753 (raadsbesluit 2009/14)
VERORDENING OP DE WARENMARKTEN GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN 2009 (MARKTVERORDENING 2009 GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling
1 Het college bepaalt ten aanzien van de markt:
2 Het college kan voor de markt vaststellen:
Artikel 5 Voorschriften en beperkingen
Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
HOOFDSTUK II BEPALINGEN OVER VERGUNNINGEN
Artikel 8 Vereisten / weigeringsgronden
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 9 Intrekking vergunning
Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:
indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 8 genoemde vereisten.
3Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 11 van het Marktreglement van de gemeente Alphen aan den Rijn is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.
HOOFDSTUK III STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:
Artikel 13 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Het college kan het bepaalde bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de markt leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 17 Intrekking oude regeling
De Marktverordening 2004, vastgesteld op 1 juli 2004, wordt ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening 2009 gemeente Alphen aan den Rijn.
Behoort bij het besluit van de raad in de gemeente Alphen aan den Rijn van
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.
Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).
De Marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Samenloop met de Algemene Plaatselijke Verordening 2005 (APV 2005)
In de Marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend indien op grond van de Marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat ‘een met de Marktverordening conflicterende’ vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV 2005. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de stand-plaatsvergunning (artikel 5.2.3 APV 2005).
Vrijhouden van het marktterrein
Op grond van de Wegsleepverordening 2002 kunnen ten onrechte geparkeerde auto's op basis van de wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis) van het marktterrein. Het marktterrein dient daarvoor aangemerkt te zijn als weg of weggedeelte op grond van artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen.
De burgemeester kan op grond van artikel 2.4.12 APV 2005 het marktterrein aanwijzen als plaats waar het verboden is op de door hem aangewezen uren zich met een fiets of bromfiets te bevinden.
In het geval een gemeente over meer dan één markt beschikt, is deze verordening op elk van deze markten afzonderlijk van toepassing tenzij anders wordt aangegeven.
[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]
De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Zo is over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mag stellen van een vergunningstelsel (artikel 9).
Bij de onderliggende Marktverordening is aangesloten bij het VNG-model en de Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft voor deze model-verordening de screening gedaan.
Allereerst is gekeken of de verordening een dienst regelt, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Het begrip ‘dienst’ moet worden uitgelegd als ‘dienstverrichting welke gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt’ en sluit hiermee aan bij artikel 50 EG en de interpretatie van het EG Hof van Jusititie. Deze Marktverordening regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. Derhalve bevat deze verordening geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt deze verordening buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn en hoeft er niet verder te worden gescreend.
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden begrippen die in de verordening worden gehanteerd, gedefinieerd.
Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Onder i wordt met een adviescommissie een commissie bedoeld op grond van afdeling 3.3 van de Awb. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3 van de verordening.
Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling
In dit artikel zijn aandachtspunten opgenomen als facultatieve bepalingen, elke gemeente is derhalve vrij om een eigen uitwerking te geven aan de bepalingen. Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal verschillende branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt. Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens. De onder c genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen. Voor het gebruik van eigen materiaal als bedoeld in het eerste lid, onder f, worden enkel bedoeld die verkoopwagens e.d., die in verband met de Warenwet onontbeerlijk zijn. Deze worden wel toegestaan, maar slechts in speciale zones, dit om het traditionele karakter van de markt zo goed mogelijk te kunnen bewaken. Ter bevordering van dit traditionele karakter wordt gewerkt met uniforme kramen, welke door één kramenexploitant ter beschikking worden gesteld.
Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Branchering zorgt ervoor dat de kwaliteit van de aangeboden waar en de ondernemers van een dusdanig niveau is en blijft. Hierdoor wordt en blijft de markt aantrekkelijker voor de consument.
Op grond van afdeling 3.3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 84 Gemeentewet wordt een adviescommissie ingesteld. Deze commissie is gehouden op aangeven van het college, het college te adviseren met betrekking tot marktaangelegenheden. Daarnaast kan de commissie op eigen initiatief het college van advies dienen inzake marktaangelegenheden.
In 2009 is er voor gekozen om de verordening in te korten en een gedeelte van de bepalingen over te hevelen naar het Marktreglement. Op grond van artikel 4 van de verordening is het college bevoegd deze nadere regels te stellen.
Artikel 5 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.
HOOFDSTUK II BEPALINGEN OVER VERGUNNINGEN
Artikel 6 Vergunning voor het innemen van een standplaats
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 5). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Elke andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel zou kunnen worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.
Artikel 7 Toewijzen standplaatsen
In de gemeente Alphen aan den Rijn wordt niet gewerkt met zogenaamde seizoensplaatsen. Dit omdat ook de vaste vergunninghouders en/of dagplaatshouders diverse seizoensgebonden artikelen aanbieden. Het aanbod van seizoensgebonden artikelen is derhalve voldoende geregeld.
Artikel 8 Vereisten / weigeringsgronden
Vanuit het oogpunt van lastenverlichting was het wenselijk de indieningvereisten uit de Marktverordening 2004 eens nader onder de loep te nemen. Hiermee is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Artikel 9 Intrekking vergunning
In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning. Bij dag- en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 13. Zie hiervoor ook de straf- en sanctiebepalingen uit het Marktreglement.
Artikel 10 Gebruik eigen materiaal
Voor het gebruik van eigen materiaal als bedoeld in het eerste lid worden enkel bedoeld die verkoopwagens e.d., die in verband met de Warenwet onontbeerlijk zijn. Deze worden wel toegestaan, maar slechts in de daartoe aangewezen gebieden, dit om het traditionele karakter van de markt zo goed mogelijk te kunnen bewaken. Ander eigen materiaal is niet toegestaan.
Artikel 11 Marktkramenexploitant
Om verzekerd te zijn van een uniform en traditioneel karakter op de markt, wordt een marktkramenexploitant aangewezen. Deze draagt zorg voor de levering van de marktkramen, die de ondernemers op de markt bij hem huren.
Het college kan aan de aanwijzing nadere voorwaarden verbinden in het Marktreglement.
HOOFDSTUK III STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
In artikel 12 worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 9’ heeft betrekking op het tweede lid van dit artikel en geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 9, tweede lid een punitieve sanctie is. In de straf- en sanctiebepalingen uit het Marktreglement wordt aangegeven op welke wijze schorsing of intrekking tot stand wordt gebracht.
Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
Artikel 13 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 12 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 14) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder zich onbehoorlijk gedraagt tegenover anderen.
In artikel 13 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. In de beschikking tot uitsluiting wordt aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.
Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers.
In de straf- en sanctiebepalingen uit het Marktreglement wordt aangegeven op welke wijze schorsing of intrekking tot stand wordt gebracht.
Ten aanzien van de in artikel 14 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren.
Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.
Door middel van de hardheidsclausule wordt aan het college de bevoegdheid gegeven te handelen in die situaties waarin de Marktverordening of het Marktreglement niet voorzien. Gewenst is om slechts in zeer beperkte mate van deze hardheidsclausule gebruik te maken en deze bevoegdheid strikt bij het college te laten.
Artikel 17 Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Artikel 18 Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.
Artikel 142 Gemeentewet is van toepassing. Deze bepaalt dat alle verordeningen in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.
De Marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
In verband met artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht is het uiteraard niet mogelijk aan de bepalingen van een strafvordering terugwerkende kracht te verlenen.