Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Velsen 2019 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Velsen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-06-2022 | Wijziging vervallen art 2.30 a en wijziging art. 5:24 | 21-04-2022 | |||
09-02-2022 | 22-06-2022 | Wijziging | 23-12-2021 | 131848-2021 | |
05-05-2021 | 09-02-2022 | Wijziging | 29-04-2021 | 18151-2021 | |
02-12-2020 | 05-05-2021 | wijziging | 26-11-2020 | 102422-2020 | |
01-01-2019 | 02-12-2020 | Nieuwe regeling | 20-12-2018 | R18.095 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen, samenkomsten of vergaderingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties of een vergadering te houden geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de activiteit wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Artikel 2:11 Indiening aanvraag
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding moet worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Afdeling 6. Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval wordt verstaan een hotel, restaurant, pension, café, shisa lounge, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
bezoekers van een openbare inrichting: degenen die niet zijn de leden van het gezin of de huishouding van de exploitant alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in rechte lijn onbeperkt en in de zijlijn tot en met de derde graad en degenen die niet zijn personen van wie de aanwezigheid in de openbare inrichting wegens een dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:15 Exploitatievergunning
Bij de toepassing van de in het vijfde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, indien de openbare inrichting in de directe omgeving, naar verwachting, geen overlast zal veroorzaken of geen negatieve invloed zal hebben op de woon- en leefsituatie en de openbare orde.
Artikel 2:19 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, beperking van overlast of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Afdeling 6a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Afdeling 7. Toezicht op inrichtingen tot verschaffen nachtverblijf
In dit artikel wordt verstaan onder inrichting:
elk terrein, daaronder begrepen iedere buitenhaven, iedere binnenhaven en elk binnenwater ingericht tot het afmeren van pleziervaartuigen, dat, in de uitoefening van een beroep of als gewoonte, ter beschikking wordt gesteld voor het houden van nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
Degene die een inrichting exploiteert of de feitelijke leiding daarover heeft is verplicht:
een doorlopend register te houden en daarin onverwijld bij de aankomst van die persoon zijn naam, woonplaats en dag van aankomst aan te tekenen of te doen aantekenen alsmede zelf daarin aantekening te houden of te doen houden van de aard van het overgelegde document, en, bij het vertrek, de dag van het vertrek;
Afdeling 9 .Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:28 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:29 Vervoer verontreinigende middelen tijdens luilak
Het is verboden om in de nacht van vrijdag op zaterdag voor Pinksteren tussen 0:00 en 08:00 uur op of aan de weg enig middel bij zich te hebben of te vervoeren met het kennelijke doel een zaak te besmeuren.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter voorkoming van overlast of ter bescherming van het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:31b Verbod op gevaarlijke voorwerpen
1. Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen, met inbegrip van daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:37 Drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijk doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 13 .veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, gebiedsontzegging, stadionomgevingsverbod en woonoverlast
Artikel 2:39 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:41 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 dagen niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:42 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen heeft verricht in of in de omgeving van een stadion van een betaald voetbalorganisatie op een dag dat daar een wedstrijd van de betaald voetbalorganisatie werd gespeeld een verbod geven zich vanaf vier uur vóór het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop van een voetbalwedstrijd van de betaald voetbalorganisatie in de omgeving en nabijheid van het stadion op te houden.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:44 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
1.In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
b. Beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
c. Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
a. in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
b. indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
b. indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
c. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
e. indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
f. indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
g. indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.
5. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
a. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
b. het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
c. het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
d. indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
e. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
f. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
6. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
a. door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
b. door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
c. de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of
d. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
e. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
f. er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
g. er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
h. de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
i. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
j. de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.
8. Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
9. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
10. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
11. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
12. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
13. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
14. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
15. Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De artikelen 1:2, 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, E.D.
Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7 lid 6 en het bepaalde in artikel 3:5 kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.
Artikel 3:7 Weigeringsgronden vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 wordt een vergunning geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Artikel 3:12 Verbod straat- en raamprostitutie
Het is gelet op de belangen uit artikel 3:7 lid 6 verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:14 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch- pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, lid 1 van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden die in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit worden gesteld ten aanzien van de verlichting bij een gelegenheid voor sportbeoefening in de buitenlucht gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - op vrijdagen, zaterdagen en dagen gevolgd door een algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet om uiterlijk 00:30 uur te worden beëindigd en op overige dagen om uiterlijk 23:00 uur.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorwaarden van artikel 3.148 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van muziek, waarmee de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 van het Besluit worden overschreden, op vrijdagen, zaterdagen en dagen gevolgd door een algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet om uiterlijk 00:30 uur te worden beëindigd en op overige dagen om uiterlijk 23:00 uur.
Artikel 4:8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn de daarin genoemde maatregelen te treffen.
Hoofdstuk 5. Overige onderwerpen
Artikel 5:5 Recreatieve voertuigen, aanhangwagens e.d.
Artikel 5:7 Parkeren grote voertuigen
2.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
Artikel 5:8 Parkeren uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:9 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Het is tevens verboden met een voertuig te rijden over een berm of het daarin te doen of te laten staan, voor zover de berm is gelegen aan de zijde van een weg waarvoor een parkeerverbod of een verbod om stil te staan is ingesteld, aangegeven met de borden E1 of E2 zoals bedoeld in bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Afdeling 2. Collecteren en ambulante handel
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen en leden- of donateurswerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waaronder ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:14 Begripsbepaling standplaatsen
In deze afdeling wordt verstaan onder een standplaats: een vaste plaats, op een openbare en in de openlucht gelegen locatie, vanaf waar goederen dan wel diensten te koop worden aangeboden, worden verkocht of worden afgeleverd, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:17 Rijden op het strand
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt door of in opdracht van de gemeente, de strandvonderij, de algemeen erkende hulpverleningsdiensten, de KNRM, de KNBRD, Rijkswaterstaat of een andere openbare dienst, allen ten behoeve van de uitoefening van hun taak.
Artikel 5:18 Vervoer van personen
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan het strand voor commerciële doeleinden personen te vervoeren met vaar- of voertuigen, personen in of uit die vaar- of voertuigen te dragen of deze personen tot het bereiken daarvan behulpzaam te zijn.
Artikel 5:20 Vaartuigen op het strand
Het is verboden een al dan niet gemotoriseerd vaartuig, waaronder in elk geval een jetski of waterscooter worden begrepen, op het strand te hebben of te brengen dan wel een vaartuig vanaf het strand op zee of vanuit de zee op het strand te brengen of zich met een dergelijk vaartuig te bevinden binnen een afstand van 300 meter uit de laagwaterlijn
Artikel 5:21 Open vuur op het strand
Het eerste lid is niet van toepassing:
indien gebruik wordt gemaakt van een geschikt toestel om te barbecueën, een vuurkorf of een terrashaard aan de achterzijde van een strandhuisje of op het terras van een paviljoen, mits dit gebruik geen hinder, gevaar of anderszins overlast oplevert voor de (directe) omgeving en eventuele (as)resten worden opgeruimd;
Artikel 5:22 Tenten, strandstoelen en windschermen
Het is verboden op het strand tussen 22.00 en 06.00 tenten, strandstoelen of windschermen te hebben of te laten staan.
Afdeling 4. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van tweede categorie: 2:1, 2:7, 2:8,2:10, 2:13, 2:15, 2:16, 2:17, 2:20, 2:25, 2:26 ,2:27, 2:28,2:29, 2:31a,2:31b, 2:32,2:33,2:35 ,2:36a ,2:37 ,2:44,3:11 ,3:12 ,2:43,3:5 ,3:10 ,3:13 ,3:14,4:3,4:9 , 5:2, 5:3 ,5:4, 5:5, 5:6 ,5:7 5:8, 5:9,5:10 ,5:11,5:15,5:16, 5:17 , 5:18, 5:19, 5:20, 5:21,5:22, 5:23 ,5:24,5:25,5:26,5:27, 5:28, 5:30,5:31,5:32
In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:3, vijfde lid en 2:4, tweede lid, indien sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit 2:5, eerste lid, 4:7, tweede lid.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de daartoe aangewezen gemeentelijke toezichthouders, alsmede de in het artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, toezichthouders van de Omgevingsdienst IJmond, ambtenaren van de Veiligheidsregio Kennemerland en de vanwege het Recreatieschap Spaarnwoude aangewezen personen voor dat deel van de gemeente dat binnen het recreatiegebied is gelegen.
Artikel 6:3 Binnentreden woning
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 intrekken oude verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009 wordt ingetrokken.