Organisatie | Dongen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING JEUGDHULP 2019 |
Citeertitel | Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Jeugdwet, artikel 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 05-09-2020 | nieuwe regeling | 20-12-2018 |
De raad van de gemeente Dongen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vierde lid van de Jeugdwet;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2019.
Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2. Overige voorzieningen
De volgende overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:
Artikel 4. Vaststellen beschikbare overige en individuele voorzieningen
Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen, op basis van artikel 2 en 3, beschikbaar zijn.
Artikel 8. Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering. Een dergelijk besluit wordt per brief bevestigd.
Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college stelt bij nadere regeling de procedure vast voor de gemeentelijke toegang tot jeugdhulp, de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
Artikel 11. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
daarbij wordt tenminste onderscheid gemaakt tussen de hoogte van het pgb voor de inzet van formele zorgverleners (inclusief professioneel gekwalificeerde ZZP'ers) enerzijds en informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet-gekwalificeerde zorgverleners anderzijds, waarbij de hoogte van het pgb een door het college vast te stellen percentage betreft van kosten van de goedkoopste individuele voorziening in natura.
Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving
Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Artikel 18. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 21. Voorwaarden voorziening
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 22. Besluit en beleidsregels
Het college stelt nadere regels in de vorm van beleidsregels en een uitvoeringsbesluit vast. Hierin neemt het regels op over de uitvoering van deze verordening en over de omvang van de (financiële) verstrekkingen.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.
Toelichting op de verordening Jeugdhulp
Wijze van totstandkoming verordening
De voorzieningen die onder deze wet vallen, worden vanaf 2017 ingekocht door de regio Hart van Brabant. Dit heeft ertoe geleid dat daar waar mogelijk, de inhoud van de verordening is afgestemd met de regio. Waar Dongen van mening is lokaal een andere afweging te moeten maken, is dat gebeurd.
Jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:
Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bepalingen omtrent de vertrouwenspersoon en het klachtrecht. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk.
Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Niet onder de werking van de Jeugdwet vallen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
e. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.
Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2. Overige voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onderdeel a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen.
Voor een deel van de hulpvragen kan volstaan worden met een vrij toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een beschikking van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze ondersteuning dus rechtstreeks tot de aanbieder wenden.
Artikel 3. Individuele voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.
Artikel 4. Vaststellen beschikbare overige en individuele voorzieningen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5. Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Voordat wordt overgegaan tot het verstrekken van een voorziening wordt eerst bekeken in hoeverre de oplossing van de hulpvraag voorliggend kan worden opgelost. De mate van zelfredzaamheid en ook de beoordeling of de ondersteuning tot de gebruikelijke zorg gerekend kan worden wordt hierin afgewogen. Het college kan in beleidsregels nadere kaders stellen met betrekking tot beoordeling van gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via het medisch domein
In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk is het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) die na de verwijzing beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening is waarbij hij zijn oordeel mede baseert op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen. Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van contract- of subsidierelatie en de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld.
Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken (zij wensen dit en/of omdat dit noodzakelijk is voor het juridische proces) óf in het uitzonderlijke geval dat het college een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de verwijzer (of jeugdhulpaanbieder na verwijzing), legt het college de te verlenen in-dividuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Op die manier wordt de jeugdige en zijn ouders de benodigde rechtsbescherming geboden.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Een individuele voorziening wordt altijd toegekend (of afgewezen) op basis van een beschikking.
Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de procedure zoals beschreven in de Beleidsregels Jeugdwet gemeente Dongen en het uitvoeringsbesluit. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Artikel 8. Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Een verzoek ten aanzien van een machtiging gesloten jeugdzorg wordt, conform artikel 6.1.8 eerste lid Jeugdwet, door het college van de gemeente waar de jongere woont ingediend.
De uitzondering op deze regel wordt verwoord in het tweede lid van dat artikel. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan is het de GI die het genoemde verzoek indient en niet het college. In de Memorie van Toelichting bij de Veegwet VWS 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 191, nr. 3) geeft de wetgever eveneens aan dat artikel 2.11 er toe strekt “de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet te waarborgen alsmede de goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ervan”. Er wordt vervolgens duidelijk aangegeven dat er in “de parlementaire behandeling diverse malen is aangegeven dat het college de mogelijkheid heeft om jeugdhulpaanbieders te mandateren om namens het college te besluiten welke jeugdhulp jeugdigen of ouders nodig hebben.”
Door deze voorgenomen wijziging in de Jeugdwet is daarmee artikel 2.11 eerste lid Jeugdwet verduidelijkt; het college heeft, na inwerkingtreding van de Veegwet VWS 2015, de mogelijkheid om de vaststelling van rechten en plichten, als bedoeld in een verleningsbeschikking, te mandateren.
Het college geeft voor de inzet van deze jeugdhulp geen beschikking af, het college heeft hier als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering geen bevoegdheid toe.
Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via gemeente
In dit artikel zijn verschillende procedureafspraken opgenomen die gelden bij de toegang van jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een zorgaanbieder bij een afgegeven besluit.
Een verdere uitwerking van lid 4 en 5 van dit artikel is beschreven in de Beleidsregels Jeugdwet gemeente Dongen en het uitvoeringsbesluit.
Artikel 10. Inhoud beschikking
Indien de jeugdige en/of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, stelt het college een schriftelijke beschikking op, waartegen bezwaar en beroep ingediend kan worden.
De jeugdige of zijn ouders moeten op basis van de beschikking die hij ontvangt de informatie krijgen die nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de jeugdige of zijn ouders goed en volledig informeert. De minimale inhoud van de beschikking is nader toegelicht in de Beleidsregels Jeugdwet gemeente Dongen en het uitvoeringsbesluit.
Artikel 11. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
Jeugdigen of hun ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.
Het tweede lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
Het derde lid berust op artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet.
In het zesde lid is expliciet geen termijn genoemd. Bij de beoordeling of iemand een pgb kan worden geweigerd, wordt de mate waarin niet is voldaan aan de voorwaarden van het eerdere pgb meegewogen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving
Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor de volledigheid zijn ze opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot het pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen.
Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura.
Artikel 14. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.
In lid 1 is het belang aangegeven dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden (informatieplicht, zie artikel 14 lid 1 van deze verordening). Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.
In lid 2 is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezig houdt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11).
Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Dat toezicht is namelijk belegd bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Veiligheid en Justitie (zie Hoofdstuk 9 van de Jeugdwet). Zij voeren het kwaliteitstoezicht uit binnen het samenwerkingsverband Toezicht Sociaal Domein (TSD). Voor zover de gemeente signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde zorg, stuurt de gemeente deze door naar het TSD.
Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders en pgb-budgethouders. Het college stelt nadere regels vast over de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder.
De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.
In lid 3 is vastgelegd dat het college nadere regels vast stelt over de (reikwijdte van) taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder Jeugd (zie ook artikel 5:14 Awb) indien zij deze aanstelt.
Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 van de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Hoofdstuk 6 Klachtregeling en vertrouwenspersoon
Artikel 16. Vertrouwenspersoon
In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.
Dit artikel regelt het klachtrecht.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 19. Gegevensverwerking, privacy en toestemming
In het kader van het verlenen van de Toegang tot het sociale domein, de inzet van een jeugdhulp voorziening, vinden verschillende verwerkingen van Persoonsgegevens plaatst. Deze verwerkingen dienen onder meer te voldoen aan de Algemene Wet Bestuursrecht (AwB), de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar ook aan de bijzondere regels aangaande verwerking van persoonsgegevens in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet (hoofdstuk 7 Gegevensverwerking, privacy en toestemming) en daaruit afgeleide regelgeving in de regeling Jeugdwet (vastgesteld op 1 augustus 2016) en Participatiewet.
Op 10 februari 2015 is het Privacyreglement Sociaal team door het college is vastgesteld.
Daarnaast is ook op 24 maart 2016 het protocol verwerking persoonsgegevens bovenlokale jeugdhulptaken vastgesteld door het college (gemeente Dongen - Gemeenschappelijke Regeling 'regio Hart van Brabant'). En zijn voor de gesubsidieerde aanbieders die deelnemen aan het Sociaal Team Dongen, per addendum afspraken over privacy, gegevensverwerking en toestemming opgenomen in de (BCF-)contracten.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 21. Voorwaarden voorziening
Jeugdhulp vraagt een integrale benadering. Dit artikel maakt het mogelijk om ondersteuning op verschillende terreinen te verbinden zodat er gekomen wordt tot een werkelijk integrale aanpak. Hierbij staat het belang van het kind altijd voorop. Genoemde voorwaarden worden opgenomen in het Plan van Aanpak.
Artikel 22. Besluit en beleidsregels
In dit artikel wordt bepaald dat het college een Besluit en beleidsregels jeugdhulp gemeente Dongen vaststelt. Deze documenten geven nadere invulling aan de uitvoering van deze verordening. Het besluit bevat de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen voor met name het pgb.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 24. Intrekking oude verordening 2017
Dit artikel regelt dat beschikkingen afgegeven op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2017 in 2019 nog rechtskracht hebben. Beschikkingen die na 1 januari 2019 worden afgegeven, worden beoordeeld op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2019.
Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.