Organisatie | Meierijstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2019 e.v. |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning Meierijstad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | maatschappelijke ondersteuning |
1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2018 ev., vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeente Meierijstad 18-01-2018 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van deze verordening.
2. Een klant houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de in het eerste lid genoemde verordening of op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2017 ev. totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de in het eerste lid genoemde verordeningen en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze verordening.
4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de in het eerste lid genoemde verordeningen wordt beslist met inachtneming van deze verordening.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Eerste wijziging | 19-12-2019 | |||
25-12-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 20-12-2018 |
Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag
De melding kan schriftelijk (per post of e-mail), mondeling of telefonisch worden gedaan door of namens de klant bij de Toegang.
De aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet schriftelijk (per post of per e-mail) via een door het college vastgesteld aanvraagformulier of een ondertekend onderzoeksverslag plaatsvinden.
Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop wordt beoordeeld of een klant voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt.
Artikel 2.5.Onafhankelijke Cliëntondersteuning
Elke inwoner van Meierijstad heeft ter ondersteuning van zijn belangen bij een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning, recht op kosteloze (georganiseerde) onafhankelijke cliëntondersteuning , in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning (bijvoorbeeld bij het voeren van het gesprek);
Hoofdstuk 3 Te bereiken resultaten
Artikel 3.1 De te bereiken resultaten
De door het college te verstrekken maatwerkvoorzieningen op het gebied van de zelfredzaamheid en maatschappelijk participatie stellen de klant in staat:
Artikel 3.2 Ondersteuningsplan zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt in overleg met de klant het aantal uren per week vast dat de zorgaanbieder inzet bij de klant om het resultaat te behalen en legt dit vast in het ondersteuningsplan Huishoudelijke verzorging. Deze uren kunnen flexibel ingezet worden. Het ondersteuningsplan Huishoudelijke verzorging maakt onderdeel uit van het besluit tot toekenning.
Hoofdstuk 4 Beoordeling van de aanspraak
Artikel 4.1 Uitgangspunt beoordeling maatwerkvoorziening
Bij het beoordelen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening, neemt het college het onderzoeksverslag, indien aanwezig, als uitgangspunt.
Artikel 4.2 Bijzondere criteria in verband met Huishoudelijke verzorging
In afwijking van een individuele maatwerkvoorziening Huishoudelijke verzorging kan het college besluiten tot het toekennen voor een collectieve voorziening Huishoudelijke verzorging, daar waar sprake is van meerdere klanten die woon- en gebruikersruimtes delen.
Artikel 4.3 Criteria voor maatwerkvoorziening
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:
voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de klant zijn toe te rekenen, of tenzij de klant geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
Artikel 4.4 Bijzondere criteria in verband met wonen
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 5.1 Criteria persoonsgebonden budget
Het college weigert de verlening van een PGB indien:
Artikel 5.2 Hoogte persoonsgebonden budget
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
Hoofdstuk 6 Bijdrage in de kosten
Artikel 6.1 Maatwerkvoorziening
De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of PGB zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde klant of de gehuwde klanten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet, hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of artikel 6.1.5 van deze Verordening, geen of een lagere bijdrage is verschuldigd. De in het uitvoeringsbesluit WMO 2015 genoemde uitzonderingsgronden zijn:
Artikel 6.2 Algemene voorziening
Voor een algemene voorziening is geen bijdrage verschuldigd conform het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Hoofdstuk 7 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en PGB’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een klant aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de klant opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de klant en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB.
Hoofdstuk 9 Kwaliteit en inspraak
Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding bij levering voorziening door derden
Artikel 9.5 Betrekken van klanten bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval de Adviesraad Sociaal Domein Meierijstad, vroegtijdig bij de voorbereiding van het beleid over maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de klant afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Besluit nadere regels gemeente Meierijstad geldende bedragen verhogen of verlagen.
Het door het gemeente gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast.
Een klant houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de in het eerste lid genoemde verordening of op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2017 ev. totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 20 december 2018
De griffier,
A.F.J. Franken,
De burgemeester,
ir. C.H.C. van Rooij
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen van de begrippen die niet in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of de Algemene wet bestuursrecht staan omschreven.
Onder a Algemeen gebruikelijke voorziening
Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, zodat de voorziening ook op grote schaal door personen zonder een beperking wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan een vergelijkbare voorziening. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de beperkingen onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.
Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn: een fiets met trapondersteuning, airconditioning, inductie- en keramische kookplaten, douche, thermostatische kranen, verhoogd toilet of toiletbrilverhoger, toilet op begane grond en op slaapverdieping, wasdroger, een-hendel mengkraan.
Wel moet altijd in het individuele geval worden bekeken of de voorziening ook voor de klant algemeen gebruikelijk is.
Waar iemand woonachtig is wordt in eerste instantie bepaald door waar iemand staat ingeschreven in de basisregistratie personen. De zinsnede “dan wel zal staan ingeschreven” verwijst naar situaties waarin sprake is van een aanstaande verhuizing naar een andere woning die nog aangepast moet worden voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken. De klant dient een feitelijk woonadres, dat afwijkt van het adres in de basisregistratie personen, aan te tonen.
De gemeente is, voor wat betreft maatwerkvoorzieningen ten behoeve van de zelfredzaamheid en participatie, verantwoordelijk voor de ingezetenen. Dit geldt overigens niet voor beschermd wonen all-inclusive en opvang, waarbij de klant zich tot iedere gemeente kan wenden. De wet definieert het begrip ‘ ingezetene’ niet. Vandaar dat de definitie in de Verordening is opgenomen. Uitgangspunt is dat sprake is van een ingezetene indien de persoon in de gemeente Meierijstad staat ingeschreven in de basisregistratie personen. Mocht sprake zijn van een briefadres in de gemeente Meierijstad dan is de gemeente alleen verantwoordelijk indien deze persoon ook zijn feitelijke verblijfplaats in de gemeente Meierijstad heeft.
Deze definitie maakt helder dat een maatwerkvoorziening in twee vormen kan worden verstrekt:
Onder m Voorliggende voorziening
Dit is een voorziening op grond van andere wetgeving, die voorgaat op de wet. Te denken valt hierbij aan onder meer voorzieningen waarop de klant aanspraak kan maken op basis van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg.
Dit artikel beschrijft wie de melding kan doen en hoe de melding kan worden gedaan. De melding kan door of namens de klant worden gedaan. In principe kan iedereen namens de klant een signaal afgeven dat de klant behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning. Echter de melding in de zin van artikel 2.3.2 van de wet (en daarover gaat artikel 2.1) kan alleen worden gedaan door of namens de klant. Voor die formele eis is bewust gekozen. Het college moet namelijk binnen zes weken na een melding een uitgebreid onderzoek hebben uitgevoerd.
Deze bepaling regelt dat een aanvraag alleen schriftelijk kan worden ingediend. De klant heeft twee mogelijkheden: het gebruiken van een vastgesteld aanvraagformulier of het ondertekenen van het onderzoeksverslag.
artikel 2.3 Nadere regels over procedure
In dit artikel is aangegeven dat het college nadere regels kan opstellen voor de wijze waarop wordt beoordeeld of de klant voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt.
artikel 2.4 Medewerkingsverplichting klant en huisgenoten
Dit is een uitwerking van artikel 2.3.8 van de wet. Echter voor het beoordelen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening kan het, bijvoorbeeld in het kader van gebruikelijke hulp, van belang zijn om ook de huisgenoten te kunnen spreken. Daarom is er voor gekozen om ook huisgenoten te kunnen oproepen om hen te bevragen dan wel te onderzoeken. Hetzelfde geldt voor een vertegenwoordiger. In het tweede lid is expliciet opgenomen dat de klant en diens huisgenoten en/of vertegenwoordigers medewerking moeten verlenen.
Hoofdstuk 3 Te bereiken resultaten
Dit hoofdstuk bevat een eerste invulling van de te bereiken resultaten op het gebied van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Een nadere invulling van deze resultaten zal plaatsvinden in de beleidsregels.
Hoofdstuk 4 Beoordeling van de aanspraak
artikel 4.1 Uitgangspunt beoordeling maatwerkvoorziening
Op grond van artikel 2.3.2 lid 8 van de wet is het college verplicht de klant een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek te verstrekken. Bij het beoordelen van de aanspraak voor een maatwerkvoorziening welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college dat onderzoeksverslag, indien aanwezig, als uitgangspunt. Een dergelijk onderzoeksverslag kan achterwege blijven indien de situatie duidelijk is en ook welke maatwerkvoorziening aan de orde is. Dat kan zich bijvoorbeeld doen bij de verlenging van een toekenning. Het college kan verder afzien van het verstrekken van de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek indien de klant aangeeft geen prijs te stellen op het onderzoeksverslag. Dat kan zich onder andere voordoen als de onderzoeksprocedure ertoe heeft geleid dat de klant wegen heeft gevonden om zelf of met hulp van anderen te participeren.
artikel 4.2 Criteria voor een maatwerkvoorziening
De voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend, ook wel adequaat of compenserend genoemd, als de meest goedkope voorziening te zijn. Allereerst moet dus sprake zijn van een passende voorziening. Indien meerdere voorzieningen passend zijn, wordt volstaan met het verstrekken van de goedkoopste van de passende voorzieningen.
Uit artikel 1.2.1 van de wet volgt dat de klant aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid of participatie in de gemeente waar hij ingezetene is voor zover het . De wet bevat geen definitie van “ingezetene”. In de verordening is daaraan invulling gegeven door in artikel 1.1 een definitie op te nemen.
De wet bevat geen bepaling, zoals artikel 2 in de Wmo 2007, die regelt dat een aanspraak op grond van een andere wet voorgaat. Daarom is een dergelijke bepaling in de verordening opgenomen. Ook regelt de verordeningsbepaling, vergelijkbaar aan artikel 15 van de Participatiewet, dat kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt, niet via de wet worden verstrekt. Daarbij valt te denken aan rollators die niet meer vergoed worden via de basiszorgverzekering.
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien de maatwerkvoorziening in de situatie van de klant algemeen gebruikelijk is. Voor het begrip algemeen gebruikelijk wordt verwezen naar de toelichting op artikel 1.1.
In artikel 2.3.8 van de wet is de medewerkingsplicht van de klant opgenomen. En in artikel 2.4 van deze verordening is voor de klant en , diens huisgenoten en/ of vertegenwoordigers een specifieke medewerkingsplicht neergelegd. Verleent de klant of de huisgenoot en/ of vertegenwoordigers geen medewerking dan kan de aanspraak op een maatwerkvoorziening niet worden vastgesteld.
Artikel 4.3 Bijzondere criteria in verband met wonen
Dit artikel bevat een aantal weigeringsgronden die verband houden met wonen (het normale gebruik van de woning en/of het zich verplaatsen in en om de woning).
Artikel 4.4 Criteria en omvang maatwerkvoorziening voor vervoer
De omvang van een te verstrekken voorziening voor vervoer wordt begrensd op 2000 km. Deze grens is overgenomen uit de WVG/Wmo-jurisprudentie. Daarin is bepaald dat een vervoersvoorziening of een combinatie van vervoersvoorzieningen die neerkomt op een aflegbare afstand in de bandbreedte van ongeveer tot 2000 kilometer per jaar, in beginsel toereikend is om de cliënt in staat te stellen sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag. Als de vervoersbehoefte lager is, kan ook een lager aantal kilometers toegekend worden. En bij een hogere vervoersbehoefte, kan sprake zijn van een toekenning van een hoger aantal kilometers.
Het tweede lid regelt het primaat van het collectief vervoer. Bij de beoordeling of dit primaat kan worden toegepast wordt altijd gekeken naar de individuele omstandigheden van het geval. Het primaat van het collectief vervoer is al bekend van onder de WVG en de Wmo.
Artikel 4.5 Criteria beschermd wonen
Dit artikel bevat de criteria waaraan moet worden voldaan om voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen in aanmerking te komen.
Dit artikel bevat de criteria waaraan moet worden voldaan om voor de maatwerkvoorziening opvang in aanmerking te komen.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 2.3.6 lid 2 en 4 van de wet bevatten een aantal (deels facultatieve) criteria om in aanmerking te komen voor een PGB. In aanvulling daarop bevat dit artikel een aantal weigeringsgronden voor een PGB. Deze sluiten deels aan bij de verplichting voor de klant om een Pgb - plan te overleggen, indien hij in aanmerking wil komen voor een PGB. Voor het overige zijn de weigeringsgronden afgeleid van de Regeling subsidies AWBZ.
Artikel 5.2 Hoogte persoonsgebonden budget
Dit artikel regelt de hoogte van een PGB en de daarbij te hanteren tariefdifferentiatie als de budgethouder kiest voor inschakeling van iemand uit het sociaal netwerk of een zzp’er of een zorgorganisatie met medewerkers in loondienst.
Lid 1 berust op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een PGB wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het PGB niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Dit is vormgegeven in lid 2. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het PGB. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners.
Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).
Hoofdstuk 6 Bijdrage in de kosten
Artikel 6.1 Maatwerkvoorziening
Dit artikel regelt dat een klant bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening een bijdrage is verschuldigd. Onder de Wmo 2015 is nu ook een bijdrage voor een woningaanpassing ten behoeve van kinderen jonger dan 18 jaar verschuldigd. De kaders voor de hoogte van de bijdrage zijn vastgelegd in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij er drie verschillende systematieken zijn voor:
Bij alle voorzieningen wordt voor de hoogte van de bijdrage de landelijke regeling (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) gevolgd, waarbij wordt uitgegaan van het maximale tarief van € 17,50 . Voor de maatwerkvoorzieningen, niet zijnde beschermd wonen of opvang, wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ‘minimabeleid’ te hanteren, zodat de bijdrage op nihil wordt gesteld voor klanten met een bijdrageplichtig inkomen tot een bepaalde grens. Dit is geregeld in het derde lid.
Artikel 6.2 Algemene voorziening
Voor de algemene voorziening is de klant geen bijdrage verschuldigd conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Wel kan de inwoner een kleine vergoeding moeten betalen aan de aanbieder van de algemene voorziening voor het gebruik. Hierbij valt te denken aan een vergoeding van bijvoorbeeld € 2,50 voor het gebruik van een welzijnsdienst.
In dit artikel is de wijze van berekening van de hoogte van de kostprijs weergegeven. De kostprijs is bij een voorziening in natura de prijs die de gemeente aan de leverancier/aanbieder betaalt, inclusief kosten als onderhoud, reparatie en verzekering. Bij een PGB is de kostprijs gelijk aan het bedrag van het PGB. Het college stelt nadere regels over een (eventuele) lagere kostprijs.
Hoofdstuk 7 Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering
De wettelijke bepaling over met name terugvordering zijn summier en artikel 2.3.10 maakt geen duidelijk onderscheid tussen enerzijds beëindiging en anderzijds intrekking en herziening. Bij beëindiging is sprake indien de aanspraak op een maatwerkvoorziening wordt aangetast met ingang van het heden of naar de toekomst toe. Het ongedaan maken van de aanspraak op een Wmo-voorzieningen over een periode in het verleden, wordt intrekken genoemd. Herzien is het over een periode in het verleden afwijkend vaststellen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.
Beëindiging heeft dus, in tegenstelling tot intrekking en herziening, geen terugwerkende kracht. Het college moet, voordat het besluit tot intrekking van een voorziening, een afweging maken tussen alle bij het te nemen besluit betrokken belangen, waarbij het belang van belanghebbende om te participeren zwaar dient te wegen.
In de wet is slechts één terugvorderingsgrond opgenomen. Alleen indien de klant onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, kan het college op grond van de wet overgaan tot terugvordering. De gemeente heeft er daarom voor gekozen om de terugvorderingsgronden uit te breiden. Er moet wel onderscheid worden gemaakt tussen de terugvorderingsbepaling in de wet en de terugvorderingsgronden in de verordening voor wat betreft de invordering. Bij de terugvorderingsgronden in de verordening moet de invordering langs civielrechtelijke weg geschieden. Dit betekent onder meer dat in elk afzonderlijk geval moet worden aangetoond dat er sprake is van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 e.v. BW). In de praktijk zal de onverschuldigdheid van de betaling ontstaan door het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit. Bij de in de wet opgenomen terugvorderingsgrond heeft het college de mogelijkheid het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel in te vorderen. Er is sprake van een executoriale titel, waarmee direct beslag kan worden gelegd.
Hoofdstuk 8 Bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik
In dit hoofdstuk is aangegeven op welke wijze het ten onrechte ontvangen van maatwerkvoorzieningen alsmede het misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet wordt bestreden. Belangrijk is om de klant bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening nadrukkelijk te wijzen op zijn rechten en plichten en te wijzen op de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Het college controleert de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening en bij het vermoeden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Het college kan bij de controle onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.
Hoofdstuk 9 Kwaliteit en inspraak
Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 en verder van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van klanten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning.
In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt.
Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding
Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de klant, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4 van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6 lid 1 van de wet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden en de op grond van artikel 2.6.6, tweede lid, gestelde nadere regels in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Met artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is die nadere invulling gegeven aan de verplichting van artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet om bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Het artikel bepaalt aan welke eisen ten minste moet worden voldaan om een goede prijs-kwaliteitverhouding te borgen. De regels hebben tot doel dat een vaste prijs of reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die in opdracht van het college door derden worden verleend, zodat de kwaliteit en continuïteit van deze diensten kunnen worden gewaarborgd door het gemeentebestuur (artikel 2.1.1 van de wet) en de gecontracteerde aanbieders (artikel 3.1 van de wet).
In dit artikel wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
Bij het vaststellen van de prijs dient het college rekening te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin is nieuw voor de gemeenten. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat overname van personeel gemakkelijker verloopt indien de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.
Het college moet de vaste prijs of de reële prijs minimaal baseren op de in dit artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend. De gemeente kan er elementen aan toevoegen.
In dit lid worden een aantal aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) voor hulpmiddelen en woningaanpassingenrekening dient te houden.
Artikel 9.3 Regeling voor klachtenafhandeling
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3 lid 2 onder e van de wet. Het college moet ervoor zorgen dat de aanbieder, indien het college dat nodig vindt, over een klachtenregeling beschikt. In dat geval ziet het college ook toe op de naleving ervan.
Artikel 9.4 Regeling voor medezeggenschap
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3 lid 2 onder f van de wet. Het college moet ervoor zorgen dat de aanbieder, indien het college dat nodig vindt, over een regeling voor medezeggenschap beschikt. In dat geval ziet het college ook toe op de naleving ervan.
Hoofdstuk 10 Jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers
Artikel 10.1 Jaarlijkse blijk van waardering
Het is aan het college om te bepalen waaruit de jaarlijkse blijk van waardering bestaat. Dat kan bijvoorbeeld zijn: een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger, gezamenlijke koffie/borrel/uitstapje, het verstrekken van een stadspas, een geldbedrag, cadeaubon, boeket bloemen of een combinatie van waarderingsvormen. Wel moet het college vooraf overleggen met de Adviesraad Sociaal Domein Meierijstad en het uitvoerend orgaan voor mantelzorgondersteuning, zoals het Steunpunt Mantelzorg.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Juist omdat het in de wet om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks de uitkomst van die zeer persoonlijke afweging toch nog leidt tot een onbillijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet.
Dit artikel bevat het overgangsrecht voor doorlopende voorzieningen die zijn verstrekt op basis van de vorige verordening.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.
Dit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd kan worden.