Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijmegen op de heffing en invordering van Precariobelasting 2019 |
Citeertitel | Verordening Precariobelasting 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen |
Geen
artikel 228 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Vervangende regeling | 19-12-2018 | Raadsbesluit d.d. 19 december 2018, nr. 97/2018 |
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 19 december 2018;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;
Gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019 (Verordening Precariobelasting 2019).
Artikel 1 Voorwerp van belasting; belastbaar feit
Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een directe belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen en de daarbij behorende tarieventabel.
De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen onder op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, of ten behoeve van wie deze voorwerpen onder op of boven gemeentegrond worden geplaatst.
Artikel 3 Heffingsmaatstaf en tarief
De precariobelasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 en van de in de tabel gegeven aanwijzingen.
Artikel 5 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van de tarieventabel wordt verstaan onder:
gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de prcariobelasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het belastingtijdvak resteren;
Indien de precariobelasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn.
In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
De belasting wordt niet geheven ter zake van:
Voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;
Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak. In afwijking in zoverre wordt, voor zover het belastingtijdvak in de tabel eveneens in maandelijkse tijdseenheden staat genoemd, de ontheffing verleend tot op het totaal aan maandtarieven voor de maand waarbinnen het aanvangstijdstip is gelegen tot en met de maand waarbinnen het beëindigingstijdstip is gelegen.
Artikel 9 Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid
Aanslagen en nota's van minder dan € 500,- worden niet opgelegd voor de voorwerpen, genoemd in de rubrieken 6, 10 en 11 van de tarieventabel bij deze verordening, indien deze worden geplaatst ten behoeve van volledig niet-commerciële activiteiten, die gratis toegankelijk zijn en die voor en door particulieren worden georganiseerd.
De aanslag of nota dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet of de nota is gedagtekend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot heffing en de invordering van de precariobelasting.
De ‘Verordening Precariobelasting 2018’ zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2017 en gepubliceerd onder nr. Gmb-2017-230726, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor de in het tweede lid van artikel 14 vermelde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting 2019`.
Toelichting verordening Precariobelasting
Precariobelasting wordt geheven op grond van artikel 228 van de Gemeentewet.
In alle gevallen waarin de overheid het gebruik van openbare grond veroorlooft of toelaat zal de algemene regel, neergelegd in de verordening Precariobelasting, toepassing vinden. Wanneer echter diezelfde overheid in een bepaald geval een bijzondere regeling treft bij overeenkomst, zal de algemene regel geen toepassing kunnen vinden, omdat zij voor dat geval op bijzondere voorwaarden het gebruik moet toestaan (bijvoorbeeld kermisverpachtingen).
Dit artikel bevat een gedeelte van de wettekst van artikel 228 van de Gemeentewet.
Artikelen 2, 5 en 6, Belastingplicht, begripsomschrijvingen en belastingtijdvak
Deze artikelen zijn van praktische aard. In deze artikelen is bepaald, wie belastingplichtig is, voor welke periode dat geldt en enkele begripsbepalingen worden nader uitgelegd.
Artikelen 3 en 4 Heffingsmaatstaf en tarief
Regelt de heffingsmaatstaf, tarief en de tarieftoepassing (zie ook tarieventabel) en de wijze van berekening.
Een ontheffingsbepaling als artikel 8 hoort bij deze heffing. Er kan alleen geheven worden als er sprake is van een aantoonbaar belastbaar feit. Ter verduidelijking is de toevoeging opgenomen dat op verzoek ontheffing wordt verleend over het aantal volle maanden van dat tijdvak.
Artikel 9 Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. De vaste standplaatsen worden geheven bij wege van nota. Deze belasting wordt decentraal uitgevoerd door Stadsbeheer.
Het vierde lid van dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat het opleggen van een aanslag en/of nota meer kost dan de uiteindelijke opbrengst zal zijn.
De raad heeft besloten voor deze belasting geen kwijtschelding te verlenen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
In de Regeling gemeentelijke belastingen zijn regels gesteld met betrekking tot:
-de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet;
-de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen;
-het berekenen van de invorderingsrente.
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.
Artikel 13 regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van onderhavige verordening. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening.
Artikel 14 inwerkingtreding, ingang van heffing
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het Gemeenteblad. Het Gemeenteblad moet elektronisch worden uitgegeven. Dit gebeurt op www.Overheid.nl. De dag van bekendmaking is de dag van publicatie op www.Overheid.nl . Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger. De datum van inwerkingtreding van de heffing is vastgelegd in het tweede lid van artikel 14.
In dit artikel wordt de citeertitel van de verordening vermeld.