Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019
CiteertitelVerordening hondenbelasting 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpVerordening hondenbelasting 2019

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 226 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-201831-12-2019Nieuwe regelingen

04-12-2018

gmb-2018-277404

BW18.00671

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019

 

 

De raad van de gemeente Beuningen in openbare vergadering bijeen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

 

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019

(Verordening hondenbelasting 2019)

 

Artikel 1.Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

 

Artikel 2.Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

 

Artikel 3.Vrijstellingen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder

    • a.

      hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7 eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

    • b.

      hondenpension: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes, niet zijnde een asiel, bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden, bijvoorbeeld in geval van vakantie of langdurige afwezigheid van de houder.

  • 2.

    De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      tijdens de opleiding tot blindengeleidehond en/of gehandicaptenhond;

    • b.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindegeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

    • c.

      die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • d.

      die verblijven in een hondenasiel of een hondenpension

    • e.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

    • f.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

    • g.

      waarvan de houder in het bezit is van een geldend certificaat van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging en zich heeft verbonden de honden op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen.

 

Artikel 4.Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

 

Artikel 5.Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor de eerste hond € 84,00

    • b.

      voor de tweede hond € 144,00

    • c.

      voor de derde hond € 169,00

voor elke volgende hond is de belasting € 20,-- hoger

dan de belasting voor de voorafgaande hond

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar per kennel € 395,00Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3.

    Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

 

Artikel 6.Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7.Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8.Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,-- worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 9.Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslag biljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,-- met een maximum van € 3.000,-- en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een

maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen

telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,- of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,--, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt alleen kwijtschelding verleend voor de eerste hond.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

 

Artikel 12. Overgangsrecht

De ‘Verordening Hondenbelasting 2018” vastgesteld bij besluit van 19 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

 

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2019’.

 

Beuningen, 4 december 2018.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,