Organisatie | Scherpenzeel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Wet werk en bijstand Scherpenzeel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Participatieverordening 2017 gemeente Scherpenzeel.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-03-2017 | art. 1, 2, 3, 4, 7 | 28-03-2013 Onbekend. | BWO/WB, 10 | |
01-07-2010 | 01-04-2013 | nieuwe regeling | 20-05-2010 Scherpenzeelse Krant d.d. 8-6-2010 | college van 6 april 2010 |
De raad van de gemeente Scherpenzeel,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 april 2010,
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand en artikel 12 eerste lid onderdeel c van de Wet investeren in jongeren,
HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND EN WET INVESTEREN IN JONGEREN SCHERPENZEEL 2010
Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand en kan daarbij gebruik maken van huisbezoeken, bestandsvergelijkingen alsmede de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening.
Artikel 5 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheden als in eerder vermeld artikel gesteld, aangifte bij het openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 20 mei 2010,
B.S. van Ginkel-Schuur J.J.H. Colijn-de Raat Griffier (wnd.) voorzitter
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van beide wetten.
Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken.
Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten en de toepasbaarheid wordt het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.
De verordening mag slechts betrekking hebben op (uitgangspunten voor) het financiële beleid en het financiële beheer bij de gemeente. De wetgever heeft niet beoogd de gemeenteraad de bevoegdheid te geven door middel van de in artikel 8a van de WWB bedoelde verordening te interveniëren in de bij de artikelen 58 en 59 van de WWB aan het college toegekende discretionaire bevoegdheid.
Voor de gehanteerde begrippen wordt, tenzij anders is vermeld, verwezen naar de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.
Hierin krijgt het college de opdracht beleid te ontwikkelen ter voorkoming van fraude.
Binnen onze gemeente wordt hieraan uitvoering gegeven middels de methodiek van “Hoogwaardig Handhaven”.
Hoogwaardig handhaven houdt in, dat bij de uitvoering van de regelgeving fraude zo effectief en efficiënt mogelijk wordt voorkomen en bestreden.
Instrumenten die inhoud geven aan hoogwaardig handhaven zijn:
Bestandsvergelijkingen: koppeling van het cliëntenbestand aan die van andere instanties, hierdoor is maandelijks te zien welke klanten inkomsten hebben waarover belasting en premies worden geheven, waarmee witte fraude zeer snel wordt ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden via het inlichtingenbureau gegevens beschikbaar gesteld aan UWV, andere gemeenten, ziekenfondsen en de informatiebeheergroep (studiefinanciering).
Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op een voorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte een voorziening krijgen.
De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente.
Tijdens de looptijd van een voorziening wordt fraude eveneens bestreden. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen. Een voorbeeld hiervan is het Inlichtingenbureau.
Als belanghebbende niet aan zijn (inlichtingen)verplichtingen voldoet, wordt conform de Afstemmingsverordening van de WWB en de Maatregelenverordening van de WIJ de uitkering verlaagd, onverminderd de mogelijkheden van terugvordering van bijstand dan wel inkomensvoorziening.
Bij benadeling van de gemeente dient met inachtneming van de richtlijnen van het ministerie aangifte van fraude te worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Verwezen wordt naar het gestelde hierover bij de algemene toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Verwezen wordt naar het gestelde hierover bij de algemene toelichting.