Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van kadegelden 2019 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage kadegelden |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 18-12-2018 |
Verordening op de heffing en invordering van kadegelden 2019
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
A. vaartuig: een drijvend lichaam, dat bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;
B. dag: een tijdvak van 24 uur, aanvangende bij het gebruik van de openbare aanlegplaats:
D. kwartaal: kalenderkwartaal;
Er worden in de Stichtse Vecht, onder de benaming kadegelden, rechten geheven wegens het gebruik maken van de openbare aanlegplaatsen, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart, waarop tevens is aangegeven waar walstroom beschikbaar is.
Het recht wordt geheven van de reder, de eigenaar, de gezagvoerder, de schipper, de geleider of de gebruiker van het vaartuig.
Artikel 4 Aanvang belastingplicht
De belastingplicht ontstaat vanaf het moment dat feitelijk gebruik wordt gemaakt van de in artikel 2 openbare aanlegplaatsen.
1. Het recht wordt geheven naar de lengte van het vaartuig,
2. Het recht bedraagt, per dag, per strekkende meter:
a. voor ligplaatsen met de beschikbaarheid van walstroom € 1,25
b. voor ligplaatsen zonder de beschikbaarheid van walstroom € 1,00
3. Indien geen aangifte wordt gedaan zoals beschreven in artikel 8 lid 1 van deze verordening wordt een recht van € 3,50 geheven bovenop het recht genoemd in artikel 5 lid 2.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar; de rechten worden geheven in de periode van 1 april tot 1 november.
Kadegelden worden niet geheven ter zake van:
1. een vaartuig, behorende aan de gemeente, provincie, rijkswaterstaat, de waterpolitie, voor zover dit vaartuig uitsluitend voor de openbare dienst wordt gebruikt;
2. een vaartuig van een aannemer van werken voor de onder 1 genoemde openbare diensten, voor zover dit vaartuig voor de aangenomen werken wordt gebruikt;
3. een jol of een sloep, die behoort tot de inventaris van een vaartuig en geen motorschip is;
4. een hospitaalschip of een schip dat als zodanig dienst doet;
een roeiboot of een kano behorende bij een onder deze verordening vallend vaartuig.
1. Het kadegeld wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het aanmelden via telefoon of ander communicatiemiddel bij een bedrijf dat in opdracht van de gemeente inning van de kadegelden verzorgt. Dit wordt door middel van borden op de openbare aanlegplaatsen aangegeven.
2. Het kadegeld kan ook worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt, door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9 , eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de kadegelden.
De ‘Verordening op de heffing en invordering van kadegelden 2018’ van 19 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.