Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Parkeerverordening 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmerliede en Spaarnwoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening 2018
CiteertitelParkeerverordening 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpParkeerverordening 2018
Externe bijlageUitwerkingsbesluit

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-201901-01-2019Parkeerverordening 2018

08-10-2018

gmb-2018-275491

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 2018

 

De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2018 nummer 2018.0061864;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet en artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

 

besluit:

 

 

vast te stellen de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen

en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2018 (Parkeerverordening Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2018)

 

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 2.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990, met uitzondering van woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, tractor, landbouwvoertuig of ander voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt;

  • 3.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente Haarlemmermeer gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 4.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • 5.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • 6.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • 7.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • a.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • b.

      gelegen is binnen een gebied aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • 8.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • 9.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • 10.

    autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • 11.

    autodeelplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodelen;

  • 12.

    private parkeerplaats: een parkeerplaats op privé terrein van de aanvrager of een parkeerplaats die de aanvrager kan huren dan wel kopen in een private parkeergarage van een gebouw of gebouwencomplex waartoe parkeergelegenheid behoort die strookt met de ter plaatse geldende afspraken tussen gemeente en de eigenaar van de parkeergarage of volgens de verstrekte omgevingsvergunning;

  • 13.

    ontheffing: een door het college verleende ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • 14.

    ontheffinghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;

 

Artikel 2 Weggedeelte en tijdstippen

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 3.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de volgende gebieden aanwijzen:

    • a.

      gebieden met parkeerapparatuurplaatsen die moeten worden aangemerkt als centrumgebieden;

    • b.

      gebieden met parkeerapparatuurplaatsen die moeten worden aangemerkt als overige gebieden;

    • c.

      gebieden met parkeerapparatuurplaatsen die moeten worden aangemerkt als stationsterreinen;

    • d.

      gebieden met een parkeerduurbeperking waarop deze verordening van toepassing is.

 

Paragraaf 2 Parkeervergunningen

 

Artikel 3 Verlenen vergunningen

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan verleend worden aan:

    • a.

      bewoners die wonen in gebieden waar betaald parkeren is aangewezen (bewonersvergunning);

    • b.

      bezoekers van bewoners die wonen in gebieden waar betaald parkeren is aangewezen (bezoekersvergunning);

    • c.

      bedrijven die volgens de Kamer van Koophandel gevestigd zijn in gebieden waar betaald parkeren is aangewezen, ten behoeve van het laden en lossen van zware, volumineuze of bederfelijke goederen, waarvoor geen gebruik gemaakt kan worden van reguliere laad- en losplaatsen (bedrijfsvergunning);

    • d.

      professionele zorgverleners die niet beschikken over een ministeriële vergunning of ontheffing (zorgverlenersvergunning). In aanmerking komen in ieder geval:

      • 1.

        huisarts;

      • 2.

        verloskundige;

      • 3.

        thuiszorgverlener;

    • e.

      bewoners die mantelzorg ontvangen, ten behoeve van het parkeren door de mantelzorger (mantelzorgvergunning);

    • f.

      autodeel-organisaties om deelauto’s te kunnen parkeren in gebieden waar betaald parkeren is aangewezen (autodeelvergunning),

  • 4.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per soort vergunning vaststellen.

  • 5.

    Elke private parkeerplaats behorend bij een adres telt als een uitgegeven vergunning voor dat adres.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

 

Paragraaf 3 Parkeerontheffingen in parkeerduurbeperkingszone

 

Artikel 4 Verlenen ontheffingen

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen van de toegestane parkeerduur voor het parkeren in een parkeerduurbeperkingszone, verder te noemen zone, die is aangewezen krachtens artikel 2, derde lid.

  • 2.

    Een ontheffing kan worden verleend aan:

    • a.

      bewoners die wonen in gebieden waar een zone is aangewezen (bewonersontheffing);

    • b.

      bezoekers van bewoners om die wonen in gebieden waar een zone is aangewezen (bezoekersontheffing);

    • c.

      bedrijven die volgens de Kamer van Koophandel zijn gevestigd in gebieden waar een zone is aangewezen (bedrijfsontheffing).

    • d.

      werknemers van bedrijven die zijn gevestigd in een aangewezen zone (werknemersontheffing)

    • e.

      professionele zorgverleners die niet beschikken over een ministeriële vergunning of ontheffing (zorgverlenersontheffing). In aanmerking komen in ieder geval:

      • 1.

        huisarts

      • 2.

        verloskundige

      • 3.

        thuiszorgverlener;

    • f.

      bewoners die mantelzorg ontvangen, ten behoeve van het parkeren door de mantelzorger (mantelzorgontheffing);

    • g.

      deelauto-organisaties om deelauto’s te kunnen parkeren in gebieden waar een parkeerschijfzone is aangewezen (autodeelontheffing).

  • 3.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven ontheffingen per aaneengesloten gebied en per soort vergunning vaststellen.

  • 4.

    Elke private parkeerplaats behorend bij een adres telt als een uitgegeven ontheffing voor dat adres.

  • 5.

    Het college kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

 

paragraaf 4 Procedure

 

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening dient gebruik te worden gemaakt van een daartoe door of namens het college vastgesteld (digitaal) aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij het indienen van een aanvraag moeten de volgende bescheiden worden ingediend:

    • a.

      een kopie van een gebruikersovereenkomst ingeval het voertuig niet op naam van de aanvrager is gesteld;

    • b.

      indien sprake is van een bedrijfsvergunning: een onderbouwde motivering en de daarbij behorende gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de criteria voor een bedrijfsvergunning;

    • c.

      indien sprake is van een mantelzorgvergunning of ontheffing: een verklaring van de huisarts waaruit blijkt dat verzorging noodzakelijk is;

    • d.

      indien sprake is van een zorgverlenersvergunning of ontheffing: gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager moet worden aangemerkt als professionele zorgverlener;

    • e.

      indien sprake is van een autodeelvergunning: een bewijs dat het motorvoertuig deel uitmaakt van het wagenpark van een autodeelbedrijf.

 

Artikel 6 Inhoud van de vergunning of ontheffing

Een parkeervergunning of -ontheffing bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    de periode waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

  • 2.

    indien van toepassing de dagdelen waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

  • 3.

    het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

  • 4.

    het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend.

 

Artikel 7 Geldigheidsduur van de vergunning of ontheffing

  • 1.

    Een vergunning en/ of ontheffing wordt per keer voor ten hoogste twee jaar verleend met uitzondering van de bezoekersvergunning of - ontheffing.

 

 

Artikel 8 Het intrekken of wijzigen van een vergunning of ontheffing

Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunning- of ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer zich een wijziging voordoet in één of meer van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning of ontheffing;

  • c.

    wanneer voor het gebied waarbinnen de vergunning of ontheffing geldig is het vergunningen- of ontheffingenstelsel wordt gewijzigd;

  • d.

    wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen;

  • e.

    wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met het bepaalde in deze verordening;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

 

Paragraaf 5 Verbodsbepalingen

 

Artikel 9  

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

 

Artikel 10  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodeelplaats alleen aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van hetgeen in het eerste en het derde lid van dit artikel is bepaald.

 

Paragraaf 6 Hardheidsclausule

 

Artikel 11  

Van het gestelde in deze verordening kan in bijzondere omstandigheden dan wel bij uitzonderlijke gevallen door het college worden afgeweken.

 

Paragraaf 7 Nadere regels

 

Artikel 12  

Het college kan nadere regels stellen over de wijze van uitvoering van de artikelen genoemd in paragraaf 3,4 en 5.

 

Paragraaf 7 Straf- en versleepbepaling

 

Artikel 13 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in paragraaf 5 (verbodsbepalingen) van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste een maand.

 

Artikel 14 Versleepbepaling

Indien in strijd wordt gehandeld met het bepaalde in artikel 24, eerste lid, onder d, van het RVV 1990, is het college bevoegd een motorvoertuig te verslepen of te laten verslepen.

 

Paragraaf 8 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 14 Opsporing

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na publicatie.

 

 

Artikel 16 Overgangsbepalingen

Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de parkeerverordening, bedoeld in artikel 15, tweede lid, blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

 

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Parkeerverordening 2018”.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2018

 

 

de voorzitter, Pieter Heiliegers

de griffier, Nico Voogd