Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oudewater

Verordening van de raad van Oudewater houdende regels voor de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2019 (Verordening reinigingsheffingen 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOudewater
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de raad van Oudewater houdende regels voor de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2019 (Verordening reinigingsheffingen 2019)
CiteertitelVerordening reinigingsheffingen 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling de Verordening reinigingsheffingen Oudewater 2013

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229 van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201901-01-2020Nieuwe regeling

13-12-2018

gmb-2018-274810

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de raad van Oudewater houdende regels voor de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2019 (Verordening reinigingsheffingen 2019)

 

De raad van de gemeente Oudewater;

 

 

gelezen het voorstel d.d. 13 november 2018 van:

- burgemeester en wethouders

 

 

Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a. en b. van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen

 

 

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de

reinigingsrechten 2019

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld;

  • c.

    grof huishoudelijk afval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van huishoudens die niet door middel van huisvuilzakken en containers kunnen worden aangeboden.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10. Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 13. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14. Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 16. Termijnen van betaling

  • 1.

    De reinigingsrechten moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 14:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 17. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 18. Overgangsrecht

De ‘Verordening reinigingsheffingen Oudewater 2013’ van 13 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reinigingsheffingen 2019’.

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Oudewater in zijn openbare vergadering,

gehouden op 13 december 2018

De griffier, De voorzitter,

mr. A. van der Lugt mr. drs. P. Verhoeve

Tarieventabel reinigingsheffingen

behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2019.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

 

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 

1.1.1

De belasting bedraagt indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon

 € 146,52

1.1.2

De belasting bedraagt indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen

€ 195,96

1.1.3

De belasting bedraagt indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door drie of meer personen

€ 244,44

1.1.4

De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belasting- plicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een éxtra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):

 

1.1.4.1

container, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container 30%;

 

1.1.4.2

container, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container met 30%;

 

1.1.5

Het gestelde onder artikel 1.1.4 geldt niet indien de extra container wordt gebruikt voor de afvoer van afval als gevolg van het feit dat een lid van het huishouden op medische gronden een extra container nodig heeft.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

 

1.2

Het recht bedraagt voor:

 

1.2.1

het op verzoek verwijderen van grof huishoudelijk  afval;

 

 

wanneer de laadtijd minder dan 15 minuten bedraagt;

€ 30,00

 

wanneer de laadtijd 15 minuten of meer bedraagt per 10 minuten;

€ 15,00

1.2.2

het achterlaten van asbest, aan te merken als grof huishoudelijk afval, op een

daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per m2

€ 5,00

1.2.3

het achterlaten van bouw- en sloopafval, aan te merken als grof huishoudelijk afval, op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per ¼ m3 afval

   

€ 15,00

1.2.4

het achterlaten van overig grof huishoudelijk afval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per kwart m3

€ 5,00

1.2.5

het achterlaten van autobanden van personenauto’s op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per stuk

€ 11,00

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten

 

2.1

Het recht bedraagt voor:

 

2.1.1

het op verzoek verwijderen van grof bedrijfsafval;

 

 

wanneer de laadtijd minder dan 15 minuten bedraagt

€ 30,00

 

wanneer de laadtijd 15 minuten of meer bedraagt per 10 minuten

€ 15,00

2.1.2

het achterlaten van asbest, aan te merken als grof bedrijfsafval, op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per m2

€ 5,00

2.1.3

het achterlaten van bouw- en sloopafval, aan te merken als grof bedrijfsafval, op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per ¼ m3 afval

€ 15,00

2.1.4

het achterlaten van overig grof bedrijfsafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per kwart m3

€ 5,00

 

2.1.5

 

het achterlaten van autobanden anders dan van personenauto’s op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per stuk

   

€ 22,00

2.1.6

het achterlaten van tuinafval en andere natuurlijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per kwart m3

€ 3,00

 

Behoort bij raadsbesluit van 13 december 2018.

Griffier van Oudewater,

mr. A. van der Lugt