Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Giessenlanden

Beleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGiessenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019
CiteertitelBeleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen
  2. artikel 2.23 van de Wet basisregistratie personen
  3. artikel 2.38 van de Wet basisregistratie personen
  4. artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen
  5. artikel 2.40 van de Wet basisregistratie personen
  6. artikel 2.41 van de Wet basisregistratie personen
  7. artikel 2.42 van de Wet basisregistratie personen
  8. artikel 2.45 van de Wet basisregistratie personen
  9. artikel 2.47 van de Wet basisregistratie personen
  10. artikel 2.52 van de Wet basisregistratie personen
  11. artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen
  12. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
  13. https://www.rvig.nl/documenten/circulaires/2016/11/01/circulaire-brp-en-briefadres
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-201802-12-2019Vervangt de beleidsregels briefadres van de gemeenten Giessenlanden

11-12-2018

gmb-2018-274616

15-18006 - 210

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard

(ieder binnen de eigen bevoegdheid);

 

gelezen het voorstel over bovenstaand onderwerp;

 

overwegende dat het van belang is dat de per 1 januari 2019 te vormen gemeente Molenlanden bij haar start beschikt over voor al haar inwoners gelijke voorschriften op het punt van de registratie van een briefadres in de basisregistratie personen;

 

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 t/m 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016/0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016;

 

besluiten vast te stellen

de Beleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    woonadres: het adres waar betrokkene woont zoals gesteld in artikel 1.1 onderdeel o van de Wet BRP;

  • b.

    briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen zoals gesteld in artikel 1.1 onderdeel p van de Wet BRP;

  • c.

    bestaand adres: het adres dat conform de Basisregistratie adressen en gebouwen als verblijfsobject met gebruiksdoel woonfunctie is vastgesteld;

  • d.

    briefadresgever: een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven of een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland, bedoeld in artikel 2.42 Wet BRP, die een briefadres ter beschikking stelt;

  • e.

    briefadreshouder: de persoon die in de basisregistratie personen staat ingeschreven met een briefadres;

  • f.

    gezinshuishouden:

    • 1.

      twee personen die volgens de basisregistratie personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • 2.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    • 3.

      een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2. Redenen briefadres

Redenen voor de aangifte van een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      overbrugging van maximaal zes maanden tussen twee woonadressen en het ontbreken van een woonadres binnen deze overbruggingstermijn;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd in het buitenland;

    • e.

      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en gedurende zijn verblijf buiten Nederland beroepshalve vaart aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft;

    • f.

      het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      langdurig vermiste personen;

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een op grond van artikel 2.40, derde lid Wet BRP door de minister aangewezen instelling;

  • 4.

    indien naar het oordeel van de burgemeester, bedoeld in artikel 2.41 Wet BRP, het opnemen van een woonadres om veiligheidsredenen niet wenselijk is.

Artikel 3. Voorwaarden briefadres

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt op grond van de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en 2.43 Wet BRP.

  • 2.

    Het college baseert zijn beoordeling van de aangifte tot briefadres op de benodigde stukken zoals bedoeld in artikel 2.45 Wet BRP.

  • 3.

    Onder benodigde stukken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • b.

      het volledig ingevulde aangifteformulier briefadres met de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres als de aangifte op grond van artikel 1 eerste lid wordt gedaan;

    • d.

      een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan van de briefadresgever;

    • e.

      een schriftelijke verklaring van instemming van de natuurlijke persoon bij wie het briefadres wordt gehouden.

  • 4.

    Als op het in de aangifte vermelde briefadres al aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande toestemming is gegeven een briefadres te houden op dat adres, wordt door het college een onderzoek ingesteld voorafgaand aan de inschrijving.

Artikel 4. Aangifte briefadres

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen. Aangever wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Het college stelt de termijn van herstel van verzuim zoals bedoeld in artikel 2.47 Wet BRP op maximaal veertien dagen na de dag van aangifte. Als geen herstel plaatsvindt of uitstel van herstel gevraagd wordt, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld. Aangever wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 5.

    De briefadreshouder en de briefadresgever zijn verplicht om op grond van artikel 2.47 Wet BRP het college van burgemeester en wethouders, desverlangd in persoon, inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie personen.

Artikel 5. Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft;

  • c.

    de aangever varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop al aan twee alleenstaanden, twee gezinshuishoudens of aan een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend;

  • f.

    het briefadres geen bestaand adres betreft;

  • g.

    het briefadres een postbus is;

  • h.

    het een briefadres is bij een rechtspersoon, welke niet door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen.

Artikel 6. Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal zes maanden.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode die aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen woonadres heeft gekozen, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen

  • 4.

    In de situatie dat naar het oordeel van de burgemeester het opnemen van een woonadres niet wenselijk is, mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 5.

    Het verzoek voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en 2.43 Wet BRP. Het college baseert zijn beoordeling van de verlenging op de benodigde stukken zoals bedoeld in artikel 2.45 Wet BRP.

  • 6.

    Indien de termijn als bedoeld in het eerste of tweede lid is verstreken en door de aangever niet een verzoek als bedoeld in het derde lid is gedaan, wordt deze met toepassing van artikel 2.45, eerste lid, Wet BRP opgeroepen om inlichtingen te verschaffen.

  • 7.

    Onverminderd wat is bepaald in het eerste tot en met het vijfde lid, is de briefadreshouder verplicht op grond van de artikelen 2.38, 2.39 en 2.40 Wet BRP aangifte van adreswijziging te doen bij de woongemeente of in het geval van emigratie bij de gemeente van vertrek.

  • 8.

    Onverminderd hetgeen eerder in deze procedure is bepaald, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 7. Beëindiging briefadres

Het briefadres wordt beëindigd in de basisregistratie personen:

  • 1.

    als de briefadresgever niet meer op het desbetreffende adres is ingeschreven in de basisregistratie personen;

  • 2.

    indien de briefadresgever of de briefadreshouder schriftelijk aangeeft dat hij geen prijs meer stelt op de handhaving van het briefadres in de basisregistratie personen;

  • 3.

    indien blijkt dat niet meer wordt voldaan aan de criteria voor een briefadres zoals in deze beleidsregel is bepaald;

  • 4.

    indien uit onderzoek blijkt dat de briefadreshouder niet voldoet aan de bij deze beleidsregel gestelde eisen of geen verzoek ingevolge artikel 6 derde lid heeft ingediend of geen inlichtingen heeft verschaft ingevolge artikel 6, zesde lid, wordt overgegaan tot ambtshalve adreswijziging conform artikel 2.22 Wet BRP.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 9. Overgangsperiode

Voor briefadressen die al zijn toegekend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt een overgangsperiode gehanteerd. Een eventueel verzoek om verlenging wordt getoetst aan deze beleidsregel.

Artikel 10. Inwerkingtreding, intrekking oude regeling en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 31 december 2018.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de beleidsregels briefadres van respectievelijk de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard.

  • 3.

    Deze beleidsregel aangehaald als ‘Beleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019’.

 

 

Vastgesteld tijdens de gezamenlijke collegevergadering op 11 december 2018.

Burgemeester en wethouders van Giessenlanden

De secretaris,

drs. B. Marinussen

De burgemeester,

R.E.C. Reynvaan-Jansen

Burgemeester en wethouders van Molenwaard

De loco-secretaris,

drs. F. Jonker

De burgemeester,

D.R. van der Borg

Toelichting op de Beleidsregel briefadres gemeente Molenlanden 2019

Toelichting artikel 1, onder f3:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • een ongehuwde ouder, zonder geregistreerd partnerschap;

  • een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd;

  • een gehuwde ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen. Het college moet een adres bij een rechtspersoon eerst hebben vastgesteld. Hierbij moet duidelijk zijn dat een natuurlijk persoon die optreedt voor de rechtspersoon verantwoordelijk is voor de ontvangst van de post van de briefadreshouder.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Ook als sprake is van een periode van minder dan drie maanden inwoning bij iemand anders moet de burger ingeschreven worden op dat betreffende woonadres en niet op een briefadres. Alleen bij het niet beschikken over een woonadres kan gekozen worden voor een briefadres.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren, komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres. Op grond van artikel 2.43 Wet BRP kan iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In de BRP wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst in de BRP opgeschort vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen. (Artikel 29 Besluit BRP) Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid 3:

Door de minister aangewezen instellingen zijn instellingen voor:

  • behandeling van gedragswetenschappelijke aard in verband met een psychiatrische aandoening;

  • verpleging;

  • rijks- en particuliere inrichtingen (gesubsidieerd) ten uitvoer van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen jeugd art. 77 h Wetboek van Strafrecht/art. 6.2.2. 2e lid Jeugdwet;

  • penitentiaire instellingen door ministerie van Justitie bestemd voor ten uitvoerlegging van vrijheidsbeneming.

Toelichting artikel 2, lid 4:

De burgemeester kan beslissen dat vanwege veiligheidsredenen het niet wenselijk is dat een bepaalde persoon in een bepaalde situatie ingeschreven wordt op zijn woonadres. De afweging kan gemaakt worden op basis van bijvoorbeeld een risicoanalyse van de politie. Per situatie moet bekeken worden of er sprake is van bedreiging of dreiging van de persoonlijke levenssfeer. De uiteindelijke beoordeling ligt bij de burgemeester.

Van belang bij de keuze van een briefadres is dat enerzijds steeds de veiligheid van de betrokken persoon en de vertrouwelijkheid van het feitelijke woonadres gewaarborgd moet zijn en dat anderzijds de plicht van de briefadresgever om ervoor te zorgen dat een geschrift betrokkene bereikt, wordt nageleefd. Uit het stelsel van de Wet BRP volgt dat het briefadres een adres moet zijn waar iemand bereikbaar is voor de overheidsadministratie. De briefadresgever kan overigens ook ingezetene zijn van een andere gemeente dan de gemeente waar het feitelijke woonadres van de betrokken persoon (het opvanghuis) zich bevindt.

Om veiligheidsredenen kan het zijn dat een adres van familieleden, vrienden of kennissen niet in aanmerking komt als briefadres. Voor die situatie kan, in plaats van een briefadres van een natuurlijk persoon beter een briefadres worden gekozen bij een rechtspersoon zoals het gemeentehuis, een andere gemeentelijke instelling, dan wel aan het kantoor van de vrouwenopvang.

Er moet op het briefadres bij een rechtspersoon gezien de functie van het briefadres de nodige zekerheid bestaan dat voor betrokkene bestemde stukken deze ook bereiken. Daar moet een natuurlijke persoon, die als vertegenwoordiger van de rechtspersoon mag optreden, op kunnen worden aangesproken. Daarom is in de Wet BRP, artikel 2.42 de mogelijkheid tot het kiezen van een briefadres bij een rechtspersoon beperkt tot rechtspersonen in Nederland die daartoe door het college van burgemeester en wethouders in een gemeente voor hun gemeente zijn aangewezen.

Toelichting artikel 3, lid 4:

Deze regel heeft betrekking op het aantal briefadressen dat een briefadresgever zou mogen beheren, maar dit kan niet als regel worden afgedwongen. Het is immers toegestaan dat iemand voor meer personen als briefadresgever optreedt. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat die gedetineerden hun familie daar niet mee willen belasten. Daar is in beginsel niets op tegen, mits de betrokkene getrouw zijn wettelijke verplichtingen als briefadresgever nakomt. De gemeente moet dit blijven controleren. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden is het college altijd verplicht om na te gaan of van deze bepaling afgeweken kan worden.

Toelichting artikel 4:

In de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) wordt al melding gemaakt van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Het is voor de aangever wel mogelijk om een nieuwe aangifte te doen. De datum van aangifte is bepalend als datum van adreswijziging zoals bepaald in de Wet BRP.

Toelichting artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Het kiezen van een briefadres om permanente bewoning in een recreatiewoning mogelijk te maken is geen gegronde reden. Er is sprake van een woonadres.

Toelichting artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 onder o wet BRP. Daaronder wordt verstaan het adres:

  • a.

    Indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of

  • b.

    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden, tenminste 2/3e van de tijd zal overnachten.

In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan gekozen worden voor een briefadres.

Toelichting artikel 5 sub f:

Bestaand adres is een, volgens de bepalingen van de BAG, verblijfsobject met gebruiksdoel woonfunctie.

Toelichting artikel 5 sub g:

Het briefadres (artikel 1.1, onderdeel p, van de Wet BRP) is een adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken. Op deze adressen is een persoon bereikbaar voor communicatie met de overheid en is een persoon ook fysiek traceerbaar via dat adres. Daarmee zijn de gegevens woonadres en briefadres controleerbaar. Een postbus voldoet niet aan deze eisen en kan daarom niet als briefadres worden opgenomen.

Toelichting artikel 5 sub h:

Om veiligheidsredenen kan het zijn dat een briefadres in plaats van bij een natuurlijk persoon bij een rechtspersoon wordt opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld de gemeente zelf zijn of instellingen zoals het Leger des Heils of blijf-van-mijn-lijf huizen. Het college van burgemeester en wethouders maakt afspraken met de desbetreffende instellingen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan hun verplichting als verlener van een briefadres.

Toelichting artikel 6:

In de beleidsregels kunnen geen afdwingbare tijdslimieten worden gesteld aan het mogen hebben van een briefadres, maar er kunnen wel termijnen worden opgenomen, na verloop waarvan betrokkene kan worden opgeroepen voor het geven van inlichtingen om te na te gaan of deze nog terecht met een briefadres in de BRP is geregistreerd.

Toelichting artikel 9

De briefadressen die nu in de BRP zijn opgenomen zijn geregistreerd op basis van de regelgeving in de Wet BRP en vanaf 6 januari 2014 op basis van de Wet BRP. De wet geeft geen beperkingen op het briefadres maar de wetgever geeft aan het college wel de mogelijkheid om beleidsregels vast te leggen. Onverkorte toepassing van de nieuwe beleidsregels houdt in dat veel bestaande briefadressen per direct moeten worden beëindigd. Een overgangsperiode is daarom noodzakelijk.