Overheidsorganisatie | Gemeente Scherpenzeel |
---|---|
Officiële naam regeling | Marktverordening Scherpenzeel 2009 |
Citeertitel | Marktverordening Scherpenzeel 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Marktverordening Scherpenzeel 1999, en het Wijzigingsbesluit van 25 januari 2001
geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-08-2009 | 27-02-2015 | nieuwe regeling | 09-07-2009 Scherpenzeelse Krant d.d. 11-8-2009 | college van 28 mei 2009 |
De raad van de gemeente Scherpenzeel,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 mei 2009,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
besluit
De "Marktverordening Scherpenzeel 2009" vast te stellen;
De "Marktverordening Scherpenzeel 1999" en het wijzigingsbesluit van 25 januari 2001 in te trekken;
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 9 juli 2009,
E. Hoogstraten J.J.H. Colijn- de Raat
griffier voorzitter
In deze verordening wordt verstaan onder:
markt: de warenmarkt, die krachtens besluit van het college is ingesteld;
standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;
vaste standplaats: de standplaats die tot wederopzegging ter beschikking is gesteld aan de vergunninghouder;
dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;
standwerken: de activiteit waarbij de verkoper publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van één artikel;
standwerkersplaats: een dagplaats die ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;
vergunning- of standplaatshouder: ieder die van burgemeester en wethouders een vergunning heeft gekregen om gedurende een markt een standplaats in te nemen;
wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;
anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats, in volgorde van datum waarop men een vaste standplaats heeft gekregen;
marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;
1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:
het (maximale) aantal standplaatsen;
de afmetingen van de standplaatsen;
de opstelling en indeling van de markt;
welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.
2. Het college kan voor de markt vaststellen:
een lijst met artikelengroepen of branches;
een maximum aantal standplaatsen per branche.
Het college kan nadere regels stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.
1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning of ontheffing die krachtens deze verordening is verleend, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.
Het is verboden een vaste standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die:
de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;
een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.
1. Het college trekt een vastestandplaatsvergunning in:
op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;
bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 9 van het marktreglement van de gemeente Scherpenzeel de vergunning wordt overgeschreven.
2. Het college kan een vastestandplaatsvergunning intrekken:
als ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
als de vergunninghouder niet meer voldoet aan de vereisten die in artikel 6 van de marktverordening genoemd zijn;
als de vergunninghouder gedurende drie maanden zijn standplaats niet heeft ingenomen.
3. Als degene op wie een vergunning ingevolge artikel 9 van het Marktreglement van de gemeente Scherpenzeel is overgeschreven, al vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, dan wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.
Naast datgene wat in artikel 7 bepaald is, kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
het bepaalde bij of krachtens deze verordening en het marktreglement Scherpenzeel of de voorschriften van de vergunning overtreedt;
zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of
niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.
1. Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats voor ten hoogste vier marktdagen, als deze:
het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;
zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;
niet als standwerker actief is op een standwerkersplaats die hem is toegewezen;
niet,of niet tijdig, het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.
2. Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats voor ten hoogste één jaar indien er sprake is van een overtreding bij herhaling, zoals bedoeld in lid 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als hij:
het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;
zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;
niet als standwerker actief is op een standwerkersplaats die hem is toegewezen.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van hoogstens drie maanden. Tevens kan de rechterlijke uitspraak openbaar worden gemaakt.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
De Marktverordening Scherpenzeel, vastgesteld op 27 mei 1999 en onderliggende besluiten worden per datum van ingaan van deze verordening ingetrokken.
1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening 1999 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
2. De bestaande anciënniteitslijst wordt geacht een anciënniteitslijst in de zin van deze verordening te zijn.
Tot 1 januari 2010 blijven de rechten die kunnen worden ontleend aan de wachtlijst en anciënniteitslijst en het daarbij horende toewijzingssysteem van artikel 11 uit de marktverordening 1999 behouden.
3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening 1999 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening (2009) toegepast.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Scherpenzeel 2009.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 juli 2009
E. Hoogstraten J.J.H. Colijn-de Raat griffier voorzitter
Toelichting op de Marktverordening Scherpenzeel 2009
De totstandkoming van de marktverordening
De huidige marktverordening dateert uit 1999. Deze is tot stand gekomen naar aanleiding van de modelmarktverordening van de VNG van mei 1998.
In 2003 is de modelmarktverordening van de VNG naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien. In 2008 is in het kader van de algehele deregulering van de modelverordeningen en maatschappelijke ontwikkelingen (otnwikkelingen in de bedrijfsvoering binnen de ambulante handel, ontwikkeling grootwinkelbedrijf en marktwezen) door de VNG besloten ook de modelmarktverordening 2003 te herzien. De modelmarktverordening 2008 is grotendeels teruggebracht op hoofdlijnen (bepalingen voor het verkrijgen van een vergunning voor een standplaats). Er wordt zoveel mogelijk in uitvoeringsregels (marktreglement) geregeld. Deze uitvoeringsregels worden, nadat de raad de marktverordening heeft vastgesteld, door het college vastgesteld. Het marktreglement is nieuw ten opzichte van de Marktverordening 1999 en bevat regels over onder meer de toewijzing van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkersplaats.
De modellen zijn in overleg met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM) tot stand gekomen. Er is voor de Scherpenzeelse situatie zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de modelmarktverordening 2008 van de VNG, maar daar waar nodig zijn aanvullingen toegevoegd, die bijdragen aan een florerende markt in Scherpenzeel. Daarbij is rekening gehouden met een aantal wijzigingen die door de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) zijn aangenomen tijdens de Algemene Vergadering op 16 maart 2009(onder andere bepalingen over bedrijfsoverdracht).
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.
Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).
De gemeente heeft een aantal belangen, waarom zij zich rechtstreeks met de organisatie en regulering van de ambulante handel en in het bijzonder de warenmarkt bezighoudt:
. het gaat om activiteiten die beslag leggen op de openbare ruimte;
. het betreft activiteiten met een economische functie;
. het betreft het voorzieningenniveau voor de inwoners van de gemeente.
Inhoud
Paragraaf 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Paragraaf 2 bevat een aantal bepalingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening. Paragraaf 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Samenloop met de algemene plaatselijke verordening (APV)
In de Marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend, indien op grond van de Marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat –een met de Marktverordening conflicterende- vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de ventvergunning en de standplaatsvergunning.
Dienstenrichtlijn
[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]
De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Zo is over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mag stellen van een vergunningstelsel (artikel 9).
Ook voor gemeenten zal dit gevolgen hebben: zij moeten door middel van een screening nagaan of hun regelgeving in overeenstemming is met de bepaling van de richtlijn en deze zonodig aanpassen. De VNG heeft voor de modelmarktverordening al een screening gedaan. Allereerst is gekeken of de verordening een dienst regelt, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Het begrip ‘dienst’ moet worden uitgelegd als ‘dienstverrichting welke gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt’ en sluit hiermee aan bij artikel 50 EG en de interpretatie van het EG Hof van Jusititie. De modelmarktverordening 2008 regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. Derhalve bevat dit model geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt dit model buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn en hoeft er niet verder te worden gescreend. Aangezien de “Marktverordening Scherpenzeel 2009” aansluit bij de modelmarktverordening van de VNG valt ook deze buiten de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn en hoeft niet verder gescreend te worden.
Verificatieplicht Vreemdelingenwet 2000
In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient hierbij rekening gehouden te worden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Onder c is het begrip vaste standplaats opgenomen. Voor de wijziging van de Marktverordening werd de vaste standplaats aangeduid met het onduidelijker begrip vaste plaats. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.
Een aantal begripsomschrijvingen is uit de Marktverordening 1999 gehaald.
Artikel 2 Inrichting van de markt en branche-indeling
Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt. In de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 10 april 1990, JG 91.0005, AB (1991) 195 m.nt. J.H. van der Veen werd in dit verband geoordeeld dat het branche-indelingsbesluit dat niet voorzag in een standplaats voor bloemen en planten in strijd is met de Vestigingswet Bedrijven 1954.
Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches.
Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.
Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.
Jurisprudentie
Het besluit van het college tot toevoeging van een artikelgroep of branche op de markt is een algemeen verbindend voorschrift (avv). Het betreft hier de wijziging van een gemeentelijke, bindende regeling, met externe werking en een algemeen karakter, zodat het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb aan bezwaar en beroep in de weg staat (ABRS 04-12-2002, nr. 200200350/1/H3, JG 03.00, m.nt. M. Geertsema).
De Mededingingswet is niet van toepassing op overheidshandelen dat (primair) strekt tot het behartigen van een algemeen (publiek) belang van niet-economische aard en dat kan worden herleid tot of gerelateerd aan (andere) taken en bevoegdheden van het betrokken overheidsorgaan. De gemeente is op dit terrein geen ondernemer (Rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht ‘Bloemenmarkt Amsterdam’ 14 augustus 2001, JG 02.0013 m.nt. H. Borburgh). De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is eveneens van mening dat gelet op de doelstelling van artikel 160, eerste lid onder h van de Gemeentewet er een overheidstaak wordt uitgevoerd te weten: het verzorgen van markten. Deze uitoefening draagt geen economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels zou kunnen rechtvaardigen. Besluit tot vaststelling aantal standplaatsen op de markt, opstelling, indeling en afmetingen is als algemeen verbindend voorschrift niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet een besluit waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen (ABRS 28 februari 2000, JG 00.0130 m.nt. M. Geertsema, GS 7118, 4 m.nt. H.H., JB 2000, 114 m.nt. J.M.E.D.).
De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten (ABRS 18 mei 1995, JG 95,0363 m.nt. R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).
Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen. Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG 97.0205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan; ABRS 16 januari 1997, JG 97.0208, inzake de indeling van de markt.
Artikel 3 Nadere regels
In deze Marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt, omdat in Scherpenzeel de behoefte daartoe bestaat. Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen.
Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften.
Jurisprudentie
Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG 95.0133, m.nt. A.B. Engberts, AB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.
Artikel 5 Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 6 van het marktreglement). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar, tenzij het college daarvoor toestemming heeft gegeven.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. In Scherpenzeel wordt ook een uitzondering op de regel gemaakt voor het innemen van de standwerkplaats en het innemen van een dagplaats (maar dit zijn dan ook in feite geen vaste standplaatsen).
Jurisprudentie
Met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen strookt niet de gebruikmaking van een ontheffing om rond te gaan met koffie en dergelijke op het marktterrein (ABRS 20 januari 1998, jbMarkten bladzijde 9).
Artikel 6 Vereisten voor het toekennen van een standplaats
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen.
Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Jurisprudentie
Vz ARRS 8 november 1991, jbMarkten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jbMarkten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst. ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.
Artikel 7 Intrekking vastestandplaatsvergunning
Tot intrekking van de vastestandplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan, tenzij de vergunning op grond van artikel 9 van het marktreglement wordt overgeschreven.
In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.
Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 10.
Jurisprudentie
Hoewel wettelijke grondslag ontbreekt voor intrekking van de standplaatsvergunning, mag het college deze vergunning intrekken wegens een administratieve fout, mits hierbij algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen. In casu was de intrekking niet in strijd met deze beginselen (ABRS 12 december 2001, JB 2002, 27 m.nt. C.L.G.F.H.).
Artikel 8 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning
In artikel 8 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.
Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998, vormt naar ons inzicht voldoende basis om de gewenste intrekkings- of schorsingsgrond in het model op te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening voortvloeiende betalingsverplichtingen had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken.
Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Voor alle duidelijkheid wijzen wij erop dat deze uitspraak zich naar ons inzicht alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.
Jurisprudentie
Terechte voorwaardelijke tijdelijke schorsing van een marktstandplaats wegens overtreding van Reglement warenmarkten Den Haag. Standplaatshouder is tevoren diverse malen gewaarschuwd. Opgelegde sanctie is niet onevenredig zwaar. Schorsingsregime is niet onverbindend wegens strijd met artikel 156 Gemeentewet (ABRS 15 augustus 2001, JU 021011).
De intrekking van een standplaatsvergunning op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam voor een week is een maatregel met een punitief karakter die door de rechter op zijn evenredigheid dient te worden getoetst, doch de enkele omstandigheid dat de strafrechter betrokkene een taakstraf heeft opgelegd, leidt niet tot het oordeel dat het bestuursorgaan reeds daarom niet tot het opleggen van een maatregel mocht overgaan. De opgelegde maatregel moet zelfstandig op evenredigheid worden beoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State neemt voor dat oordeel mede in aanmerking dat het bestuursorgaan een eigen taak heeft bij het handhaven van de rust en orde op de markt.
Niet kan worden gezegd dat deze maatregel niet in een redelijke verhouding staat tot het wangedrag. Het geven van slechts een waarschuwing staat niet alleen niet in verhouding tot de ernst van de overtreding, maar maakt ook de handhaving van de verordening illusoir (ABRS 30 maart 2001, AB 2001, 189 m.nt. L.D.).
Vz ABRS 8 november 1991, jbMarkten bladzijde 65, inzake intrekking vergunning, omdat vergunninghouder niet meer in het bezit is van de vereiste papieren, waaronder diploma Handelskennis (sinds 1993: diploma Algemene ondernemingsvaardigheden).
Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb.
Artikel 9 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 8 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 10) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.
In dit artikel 9 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 8, onderdeel c.
Artikel 10 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de Marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 25 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 25 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.
Artikel 11 Strafbepaling
Ten aanzien van de in artikel 11 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.
Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.
Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 8, 9 en 11, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Artikel 12 Toezichthouders
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.
Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen.
Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren. Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voorzover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening Scherpenzeel 2009 in werking treedt.
Artikel 14 Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ‘besluiten’ van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitlijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen (artikel 142 Gemeentewet).
De Marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet).
Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
In artikel 15 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Jurisprudentie
Het besluit van de raad tot vaststelling van de Marktverordening is terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb geen beroep en daaraan voorafgaand bezwaar openstaat (ABRS 21 augustus 2000, AB 2001, 345 m.nt. L.D.).
Artikel 16 Citeertitel
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 9 juli 2009,
E. Hoogstraten J.J.H. Colijn-de Raat
griffier voorzitter