Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen Verordening onroerende-zaakbelastingen 2019 |
Citeertitel | Verordening onroerende-zaakbelastingen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
Deze regeling vervangt de Verordening onroerende zaakbelastingen 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2018 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 17-12-2018 | 0637370117 |
Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen- niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geldt ingeval op het aanslagbiljet dat de aanslag onroerende-zaakbelasting bevat een totaalbedrag staat van meer dan € 20.000,-, dat de aanslag(en) moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet staat vermeld.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geldt ingeval op het aanslagbiljet dat de aanslag onroerende-zaakbelasting bevat een totaalbedrag staat dat gelijk is aan of minder is dan € 20.000,-, dat de aanslag(en) moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet staat.
In afwijking van het tweede lid geldt ingeval op het aanslagbiljet dat de aanslag onroerende-zaakbelasting bevat een totaalbedrag staat dat gelijk is aan of minder is dan € 20.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag(en) moeten worden betaald in zes gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 9 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.