Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels omtrent beschermingsbewind Beleidsregels herbeoordeling van bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind |
Citeertitel | Beleidsregels herbeoordeling van bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2018 | nieuwe regeling | 05-12-2017 |
Op 9 november 2016 heeft de gemeenteraad van Deventer de Voorjaarsnota 2016 en het minimabeleidsplan 2017-2020 vastgesteld. Met de vaststelling is ook besloten dat het beleid met betrekking tot de verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind per 1 januari 2017 wordt gewijzigd. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van dit besluit.
2. Uitgangspunt van het beleid
De gemeente Deventer biedt via het Budget Adviesbureau Deventer (BAD) beschermingsbewind aan tegen een tarief dat lager ligt dan het maximumtarief zoals dat is vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het beschermingsbewind zoals door het BAD wordt uitgevoerd is een passende en toereikende “voorliggende voorziening” als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet. Het gemeentelijk beleid is per 1 januari 2017 zo gewijzigd, dat de kosten van beschermingsbewind worden vergoed tot maximaal het tarief dat voor de voorliggende voorziening in rekening wordt gebracht.
3. Ingangsdatum en communicatie
De formele ingangsdatum van het nieuwe beleid is 1 januari 2017. In maart 2017 zijn alle (ruim 100) bewindvoerderskantoren waarvan op dat moment bekend was dat zij cliënten uit Deventer in behandeling hebben op de hoogte gesteld van dit nieuwe beleid. Aan hen is kenbaar gemaakt dat zij het risico lopen dat bewindvoeringskosten niet meer (volledig) uit bijzondere bijstand worden vergoed, wanneer zij cliënten aannemen die ook gebruik kunnen maken van een goedkopere voorliggende voorziening. Daarnaast zijn 2 bijeenkomsten georganiseerd waarin het nieuwe beleid is toegelicht.
Organisaties in het netwerk van het armoedebeleid zijn eind maart per brief geïnformeerd. Ook voor hen zijn 2 bijeenkomsten georganiseerd.
Een aantal bewindvoerderskantoren heeft, na de vaststelling van het beleid, de mogelijkheid gehad input te leveren op de beleidsregels. Om hen moverende redenen hebben ze van die mogelijkheid nog geen gebruik willen maken. Die mogelijkheid staat voor een later tijdstip echter nog open.
Om voldoende voorbereidingstijd te geven, is de materiële ingangsdatum van het nieuwe beleid 1 december 2017.
Het nieuwe gemeentelijke beleid wordt stapsgewijs ingevoerd. Op die manier kan optimaal rekening worden gehouden met de uitkomst van eventuele juridische procedures en kan het beleid, indien nodig, tijdig worden bijgesteld. We starten met het herbeoordelen van de lopende schuldenbewinden op:
Daarnaast geldt het volgende voor cliënten die een nieuwe aanvraag indienen voor de vergoeding van de kosten van beschermingsbewind vanuit de bijzondere bijstand. Deze cliënten kunnen gebruik maken van een goedkopere voorliggende voorziening (beschermingsbewind bij het BAD) als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet. Indien zij daar niet voor kiezen worden de kosten van een private beschermingsbewindvoerder nog maar vergoed tot maximaal het tarief dat het BAD in die situatie in rekening zou brengen..
5.1 Herbeoordeling van bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind
5.1.1 Volgorde van herbeoordelingen
Voor het uitvoeren van de herbeoordelingen is een periode van 4 jaar uitgetrokken (2017 – 2020). Doel van het inzetten van de voorliggende voorziening die door de gemeente wordt aangeboden, is onder anderen een besparing op de kosten. Daarom wordt de volgorde bepaald aan de hand van de hoogte van de maandelijks betaalde kosten vanuit de bijzondere bijstand. Om die reden starten we met de herbeoordeling van schuldenbewinden. Daar heeft de gemeente ook daadwerkelijk invloed op de duur van de bewindvoering. In de praktijk zal de volgorde van herbeoordeling er (ongeveer) zo uitzien:
Wanneer er een herbeoordeling wordt uitgevoerd wordt de rechthebbende daar (via zijn bewindvoerder) van op de hoogte gesteld. In de brief wordt aangegeven waarop wordt herbeoordeeld:
Voor een herbeoordeling wordt gevraagd om de volgende stukken:
Voor de bepaling van het recht:
Voor de bepaling van de duur van het recht en/of de mogelijkheid voor het College tot een verzoek tot opheffing van het bewind o.g.v.BW1 titel 19 artikel 449 lid 2
5.1.3 Het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand
Iedere herbeoordeling start met het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand. Hiervoor gelden een aantal criteria.
Is er op basis van deze criteria geen recht op bijzondere bijstand, dan kan de vergoeding per direct worden beëindigd.
Bestaat op basis van deze criteria nog steeds recht, dan wordt een gesprek gevoerd met de rechthebbende (en eventueel diens bewindvoerder) om de andere criteria te kunnen beoordelen. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
In principe maakt een gesprek onderdeel van de herbeoordeling. Hiervoor wordt de rechthebbende (samen met de bewindvoerder) schriftelijk uitgenodigd. Geen gesprek wordt gevoerd in de volgende gevallen:
Wanneer er op basis van draagkracht en vermogen nog recht is op bijzondere bijstand, dan kan in deze gevallen de vergoeding van de kosten worden voortgezet. De vergoeding is bij de situatie als genoemd bij de eerste en tweede bullit gelijk aan het tarief dat op het moment van de beoordeling door de bewindvoerder in rekening wordt gebracht, maar nooit hoger dan het maximumtarief zoals dat is vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De vergoeding is bij de situatie als genoemd bij de derde bullit gelijk aan het tarief dat op het moment van de beoordeling door de bewindvoerder in rekening wordt gebracht.
5.1.4 Mogelijke uitkomsten van de herbeoordeling
5.1.4.1 Er is op basis van inkomsten (draagkracht) en/of vermogen geen recht meer op bijzondere bijstand
Wanneer de rechthebbende voldoende inkomsten (voldoende draagkracht) heeft om de kosten van bewind zelf te dragen, of wanneer het vermogen boven de vermogensgrens uitkomt, wordt de bijzondere bijstand beëindigd. Wordt geconstateerd dat het recht al eerder is vervallen, dan kan eventueel teveel uitbetaalde vergoeding worden teruggevorderd.
5.1.4.2 Bewind blijft noodzakelijk, overstap naar een goedkopere “voorliggende voorziening” is mogelijk
wordt vastgesteld dat de vergoeding van de kosten voor beschermingsbewind uit de bijzondere bijstand wordt gemaximeerd op het tarief van de voorliggende voorziening.
De rechthebbende ontvangt een beschikking waarin is vastgelegd tot welk bedrag wordt vergoed. Besluit de rechthebbende om over te stappen naar de goedkopere voorliggende voorziening, dan wordt nog maximaal 1 maand het “oude” tarief vergoed. Deze periode kan worden verlengd met 6 maanden indien binnen deze maand een verzoek tot wijziging van bewindvoerder bij de Rechtbank is ingediend.
5.1.4.3 Bewind kan (op termijn) worden opgeheven
wordt vastgesteld dat de vergoeding van de kosten voor beschermingsbewind uit de bijzondere bijstand direct of op termijn kan worden beëindigd.
De rechthebbende wordt op de hoogte gesteld van de te ondernemen stappen. De rechthebbende ontvangt een beschikking waarin is vastgelegd voor welke termijn de bijzondere bijstand nog doorloopt en onder welke voorwaarden dit gebeurt. De vergoeding is maximaal het tarief dat op het moment van de beoordeling door de bewindvoerder in rekening wordt gebracht, maar nooit hoger dan het maximumtarief zoals dat is vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren
5.1.4.4 College verzoekt om opheffing bewind (alleen bij schuldenbewind)
wordt door de gemeente (i.c. het College van B&W) een onderbouwd verzoek o.g.v.BW1 titel 19 artikel 449 lid 2 bij de rechtbank ingediend om te komen tot opheffing van het bewind.
Het besluit op de herbeoordeling wordt opgeschort tot na het moment van de uitspraak op dit verzoek.
Wordt het verzoek gehonoreerd en wordt het bewind opgeheven, dan vervalt het recht op bijzondere bijstand omdat de kosten waarvoor de bijzondere bijstand wordt verstrekt komen te vervallen.
Wordt het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, dan worden de kosten vergoed tot maximaal het tarief dat voor de voorliggende voorziening in rekening wordt gebracht. Besluit de rechthebbende om over te stappen naar de goedkopere voorliggende voorziening, dan wordt nog maximaal 1 maand het “oude” tarief vergoed. Deze periode kan worden verlengd met 6 maanden indien binnen deze maand een verzoek tot wijziging van bewindvoerder bij de Rechtbank is ingediend.
5.1.4.5 Gemeente doet alternatief aanbod
In aansluiting op punt 5.1.4.4 en 5.1.4.5: budgetbeheer of budgetcoaching kunnen een lichter alternatief zijn voor beschermingsbewind of worden ingezet als ondersteuning bij de uitstroom. Door deze instrumenten in te zetten kan de zelfredzaamheid van de rechthebbende worden vergroot, waardoor de rechthebbende op termijn wellicht zelfstandig zijn financiën kan beheren. Voor deze instrumenten wordt echter geen bijzondere bijstand verstrekt. Wanneer de huidige bewindvoerder budgetbeheer of budgetcoaching wil aanbieden, dan zijn de kosten daarvoor voor de rechthebbende zelf. De rechthebbende kan voor deze alternatieven ook (tegen een kleine eigen bijdrage) bij het BAD terecht.
5.1.4.6 Kosten blijven noodzakelijk, huidig bewindvoerder blijft aan
wordt vastgesteld dat de vergoeding van de kosten voor beschermingsbewind uit de bijzondere bijstand kan worden voortgezet. De vergoeding is maximaal het tarief dat op het moment van de beoordeling door de bewindvoerder in rekening wordt gebracht, maar nooit hoger dan het maximumtarief zoals dat is vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Voorbeelden van gevallen waarin dit aan de orde kan zijn:
- De betreffende rechthebbende heeft een bewindvoerder buiten de regio (op afstand) wegens ernstige gedragsproblemen
- De betreffende rechthebbende is in het verleden klant geweest bij het BAD of de gemeente en heeft zich daar ernstig misdragen;
- De huidige bewindvoerder is een familielid, die vanuit die positie als bewindvoerder is aangewezen voor de rechthebbende (voor een familielid als bewindvoerder geldt ook een lager tarief).
- De rechthebbende heeft objectief vast te stellen slechte ervaringen opgedaan in een eerder traject bij het BAD en er is geen vertrouwen bij de rechthebbende dat er samenwerking mogelijk is. (nog uitgewerkt wordt hoe dit objectief vast te stellen is, wanneer er geen overeenstemming is tussen rechthebbende, bewindvoerder en gemeente. Mogelijk kan een gesprek worden gevoerd met een onafhankelijk beoordelaar, zoals ook in de gemeentelijke klachtenprocedure gebeurt).
5.1.4.7 Stukken worden niet of niet volledig aangeleverd
Wanneer de documenten die noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand te beoordelen niet of niet volledig worden aangeleverd binnen de gestelde termijn van 2 weken, dan wordt gerappelleerd. Worden de stukken ook na de hersteltermijn van 2 weken niet of niet volledig aangeleverd, dan wordt de bijzondere bijstand beëindigd op grond van artikel 54 van de Participatiewet.
Beschermingsbewind waarbij in de beschikking is opgenomen dat het bewind is uitgesproken op grond van een schuldsituatie.
Waar wordt gesproken van een “herbeoordeling” van de bijzondere bijstand wordt de procedure bedoeld waarin de gemeente, na een eerdere toekenning van bijzondere bijstand een actuele beoordeling maakt van: