Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2019 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening parkeerbelastingen 2019 |
Geen
artikel 225 van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 08-11-2018 | 047/2018 |
De raad van de gemeente Waalwijk heeft het voorstel over de belastingverordeningen 2019 van het college van burgemeester en wethouders van 25 september 2018 gelezen en stelt, gelet op artikel 225 van de Gemeentewet, de volgende verordening vast:
“Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019”
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
b. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
c. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons en computers, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning of ontheffing aangegeven plaats en wijze.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar
de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de ontheffing of vergunning heeft aangevraagd.
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing wordt verleend.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van het bij aanvang van het parkeren werpen van geld in parkeerapparatuur, door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur of het met behulp van een mobiele telefoon, computer of ander communicatie-middel inloggen op de centrale computer van een belparkeerprovider. Indien de parkeerapparatuur is voorzien van een automatische slagboom moet de belasting worden betaald op het tijdstip waarop het parkeren eindigt. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het college van burgemeester en wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.
2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing wordt verleend.
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a. staan vermeld in de tarieventabel behorende bij deze verordening.
Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. De aanslag moet dus altijd worden betaald.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting. Dit zijn dan besluiten van het college waarin deze verordening verder wordt uitgewerkt. Wanneer deze besluiten zijn genomen zijn ze terug te vinden op de websites wetten.overheid.nl en www.waalwijk.nl.
1 De "Verordening Parkeerbelastingen 2018" van 2 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019, maar blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2019 hebben voorgedaan.
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
4 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2019".
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 bedraagt voor de op de kaart aangegeven zones:
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 bedraagt voor de op de kaart aangegeven zones:
Het tarief voor het parkeren in een vergunninghouderszone als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 bedraagt voor de op de kaart aangegeven zones:
* Een ontheffing groep 4 kan worden gebruikt voor het parkeren ten behoeve van het verlenen van gezondheidszorg in de directe omgeving van een verblijfplaats van een persoon die vanwege diens gezondheidstoestand niet in staat is deze zorg elders te ontvangen. Deze ontheffing kan tevens worden gebruikt als dagkaart in die gebieden waar uitsluitend met gebruikmaking van een parkeervergunning mag worden geparkeerd.
4. Tarief bezoekerskaarten/dagkaarten
Het tarief voor het parkeren met een bezoekers- of dagkaart in een vergunninghouderszone als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 bedraagt voor de op de kaart aangegeven zones:
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 bedraagt voor de op de kaart aangegeven zones: