Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019 |
Citeertitel | Besluit Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Jeugdhulp; Maatschappelijke ondersteuning |
Deze regeling vervangt het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Enschede 2018 en het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Enschede 2018
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 11-12-2018 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet 2015 en de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.
Hoofdstuk 2 Opgroeien en participeren, Ondersteuning huishouden en Beschermd wonen
Artikel 2.2 Hoogte van persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het huishouden
Artikel 2.3 Hoogte van persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren
Het persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren, bedraagt per rit van het huisadres naar het locatieadres en vice versa, 90% van de ritbijdrage die men in het collectief vervoer moet betalen voor diezelfde rit.
Artikel 2.4 Hoogte van persoonsgebonden budget voor beschermd wonen
* deze functies worden alleen vergoed bij overgangscliënten met CIZ ZZP GGZ-C indicatie. Het overgangsrecht geldt tot einde indicatiedatum of uiterlijk tot en met 31-12-2019.
Indien er sprake is van een wooninitiatief op initiatief van ouders dan kan de toeslag kleinschalig wonen worden toegekend. Deze toeslag wordt toegekend voor extra huisvestingskosten die noodzakelijk zijn om het wonen en de zorg binnen het wooninitiatief mogelijk te maken voor cliënten die hierop zijn aangewezen (op aangeven van ‘Centrale toegang opvang en beschermd wonen Twente’ / Cimot).
Hoofdstuk 3 Ondersteuning gericht op het wonen
Artikel 3.1 Hoogte van het persoonsgebonden budget voor woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel
Artikel 3.2 Hoogte van het persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften
Het persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften bedraagt de in de geldende raamovereenkomst vermelde tarieven (voor herverstrekking).
Artikel 3.4 Voorwaarden voucher of persoonsgebonden budget voor woningaanpassing
Het college verleent slechts een voucher of een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing indien:
Artikel 3.6 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting en huurderving
De voucher of het persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting bedraagt maximaal de werkelijke huurkosten voor in redelijkheid passende tijdelijke huisvesting.
Artikel 3.7 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor onderhoud, keuring en reparatie
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie aan de hieronder genoemde producten of onderdelen komen in aanmerking voor een voucher of persoonsgebonden budget:
Artikel 3.8 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget bij cara-sanering
De voucher of het persoonsgebonden budget voor woningsanering betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen. De voucher of het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de in lid 2 en lid 3 van dit artikel genoemde bedragen en afschrijvingspercentages.
Artikel 3.10 Afschrijftermijnen
Bij toepassing van artikel 3.3.3 lid 4 onder f van de verordening, gelden de afschrijftermijnen zoals vermeld in de nota ‘Beleid huurverhoging na woningverbetering’ van de Huurcommissie.
Artikel 3.11 Terugbetaling meerwaarde na aanbouw en uitbreiding aan de woning
De eigenaar van een woning, die krachtens de wet een voucher heeft ontvangen voor een aanbouw aan de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de aanbouw, deze verkoop te melden. Deze verplichting geldt ook voor de eigenaar die de woning door vererving heeft verkregen.
De meerwaarde is een percentage van de verkoopprijs van de woning, dat wordt afgeleid van twee taxaties door een onafhankelijk taxateur. Deze taxaties drukken de waarde van de woning uit zoals deze is direct voor en direct na het realiseren van de aanbouw. Het percentage wordt bepaald door het verschil tussen beide taxaties.
Hoofdstuk 4 Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving en sport
Artikel 4.3 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor aanpassing aan auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel
De hoogte van de voucher of het persoonsgebonden budget voor aanpassing van een auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan het bedrag van een door het college goedgekeurde kostenbegroting.
Artikel 5.1 Maatwerkvoorziening - kostprijzen
Bij de modules wasverzorging, maaltijdverzorging en zorg voor minderjarige kinderen, wordt in de onderstaande tabellen per activiteit benoemd wat het tarief bij zorg in natura bedraagt als de ondersteuning beroepsmatig wordt geboden:
Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten Afwassen of in/uitruimen van vaatwasmachine | |
Module Zorg voor minderjarige kinderen
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 6.1 Gewijzigde omstandigheden tijdens gebruiksduur
Indien de inwoner verhuist naar een andere gemeente of overlijdt, dient hij respectievelijk zijn nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering wordt verrekend met de nog niet verstreken termijn.
Indien de inwoner de met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening binnen de gebruiksduur niet meer gebruikt, omdat deze niet meer passend is, wordt de restwaarde van deze voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De restwaarde van de voorziening wordt berekend volgens de afschrijvingsmethodiek zoals vermeld in lid 1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering wordt verrekend met de nog niet verstreken termijn.
Toelichting op Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet 2015 geven aan wat de gemeenteraad in een verordening moet of kan regelen. Op basis hiervan is de integrale Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019 vastgesteld. In deze verordening staan delegatiebepalingen, dat wil zeggen dat de raad aan het college de bevoegdheid overdraagt om bepaalde onderwerpen nader te regelen. Deze regels zijn gebundeld in dit Besluit. In hoofdzaak bevatten de regels bedragen. In juridische termen is het Besluit een algemeen verbindend voorschrift evenals de verordening.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in het Besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd hoeft te worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
De bepalingen hebben geen nadere toelichting nodig
Hoofdstuk 2Opgroeien en participeren, Ondersteuning huishuiden en Beschermd wonen
Artikel 2.1Hoogte van persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij opgroeien en participeren.
De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald (zie artikel 3.1 e.v.). Het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden is 90% van het natura-tarief. De basis hiervoor is artikel 2.15 lid 6 sub d en f van de verordening.
De motivering voor het percentage van 90% is tweeledig: in het algemeen is er sprake van lagere overheadkosten bij degene die de ondersteuning uitvoert tegen betaling van het PGB (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan Zorg in natura-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert). Op de tweede plaats omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich meebrengt dan het Zorg in natura-proces.
Deze leden zien op de ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden. Er is sprake van professionele ondersteuning als deze wordt geleverd door een zorginstelling of door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er), mits zij ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.
Het budget voor ondersteuning niet-beroepsmatig verleend of verleend door iemand uit het sociaal netwerk is gebaseerd op een vast uurtarief. Sinds 2015 hanteert het college het vaste uurtarief van €20,-. Dit is gebaseerd op de gebruikelijke bedragen gebruikt onder de Awbz. Dit bedrag is de afgelopen jaren vrijwel steeds passend gebleken.
Bij het bepalen van de tarieven voor groepsgerichte ondersteuning per dagdeel gaat het college ook uit van het informele uurtarief, vermeerderd met 4 uur gedeeld door 4 groepsleden. Dit is vergelijkbaar met berekeningen voor zorg in natura, waar voor de ondersteuning geboden vanuit de Jeugdwet wordt uitgegaan van een groepsgrootte van 4 personen en voor ondersteuning geboden vanuit de Wmo zelfs van 6 personen.
Voor de beroepsmatig geboden voorzieningen wonen en verblijf, is het tarief 90% van het ZIN-tarief.
Enkel Dakje 1 kan ook door een niet-beroepskracht of door iemand uit het sociaal netwerk worden geboden en is berekend 50% van het ZIN-tarief. De kosten van dakje 1 bestaan uit twee componenten: huisvesting en pedagogisch klimaat. Voor het bieden van dit klimaat wordt per etmaal 1 uur bovengebruikelijke ondersteuning gerekend. Voor benodigde verdere ondersteuning kan een ondersteuningsbehoefte worden toegekend.
Artikel 2.2Ondersteuning bij het huishouden
De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald (zie artikel 3.1). Het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden is 90% van het natura-tarief. De basis hiervoor is artikel 2.15 lid 6 onder a, b en c van de verordening.
De motivering voor het percentage van 90% is tweeledig: in het algemeen is er sprake van lagere overheadkosten bij degene die de ondersteuning uitvoert tegen betaling van het PGB (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan Zorg in natura-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert). Op de tweede plaats omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich meebrengt dan het Zorg in natura-proces.
Dit lid ziet op de ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden. Er is sprake van professionele ondersteuning als deze wordt geleverd door een zorginstelling of door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er), mits zij ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.
De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald: het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die niet beroepsmatig wordt geboden is 85% van het natura-tarief.
Dit lid ziet op de ondersteuning die niet beroepsmatig wordt geboden. Te denken valt aan een ‘witte werkster’, of de student die wil bijverdienen.
De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald: het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die geboden wordt door een persoon uit het sociale netwerk bedraagt 50% van het natura-tarief.
Dit lid ziet op de ondersteuning die door een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt wordt geboden. Tot het sociale netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo). Dit is ook het geval als de persoon uit het sociale netwerk een professionele zorgverlener is of in het bezit is een relevant diploma. Deze persoon wordt dus niet aangemerkt als beroepskracht.
Dit onderdeel benadrukt dat het tarief een all-in tarief is. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief. Het is dus niet mogelijk om voor deze kosten een aanvullend persoonsgebonden budget te ontvangen. De in dit lid genoemde kostenposten dienen uit het persoonsgebonden budget betaald te worden. Deze opsomming is overigens niet limitatief: ook overige kosten, samenhangend met de ondersteuning, moeten uit het persoonsgebonden budget worden betaald.
In beleidsregels kan nader worden aangegeven wat wel en wat niet kan worden betaald uit het persoonsgebonden budget.
Artikel 2.3Hoogte van persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren
Het vervoer bestaat uit het vervoer van het huisadres van de inwoner naar de locatie van de activiteit, waarvoor aan de inwoner een indicatie is afgegeven, en weer terug. De kostprijs per kilometer is gelijk aan de kostprijs van het collectief vervoer. Het PGB-budget bedraagt 90% hiervan.
Het PGB-budget wordt berekend door de ritprijs te vermenigvuldigen met het aantal keren dat aan cliënt deelname aan de activiteit geïndiceerd is, vermenigvuldigd met 2 (voor de retourrit) en vermenigvuldigd met 90%. De ritprijs is gelijk aan de ritprijs die men in het collectief vervoer verschuldigd zou zijn voor dezelfde rit.
Artikel 2.4Hoogte van persoonsgebonden budget voor beschermd wonen
Dit artikel geeft de uurtarieven weer per functie voor ondersteuning bij beschermd wonen. Het aantal uren benodigde zorg wordt bepaald aan de hand van de ‘Vergoedingenlijst PGB beschermd wonen 2017’. De vergoedingenlijst is opgenomen als bijlage 1.
Hoofdstuk 3Ondersteuning gericht op het wonen
Artikel 3.1Hoogte van persoonsgebonden budget voor woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel
Het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie passende en financieel voordeligste voorziening in natura op basis van de nieuwprijs. Het persoonsgebonden budget kan door de inwoner ook worden aangewend voor aankoop van een andere dan de financieel voordeligste voorziening.
In de situatie dat een persoonsgebonden budget wordt gevraagd voor een voorziening waarvoor de gemeente Enschede met Meyra en Welzorg een overeenkomst heeft gesloten, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald op basis van op de contractprijs. Dit is de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen, dus inclusief de bedongen korting. Met voornoemde leveranciers zijn afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente Enschede, mits de cliënt duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. Dit kan door vertoon van de door de gemeente afgegeven beschikking. De Wmo-consulent informeert de cliënt tijdens het onderzoek over deze afspraak.
Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,
onderhoudskosten, wordt een bedrag toegekend. De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met Meyra en Welzorg.
Artikel 3.2Hoogte persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften
Met Otolift trapliften is gedurende de periode 01-01-2016 tot en met 31-12-2017 (met een mogelijkheid tot verlenging van 2 x 1 jaar) een raamovereenkomst afgesloten. De kostprijs voor de herverstrekking en dus ook voor het persoonsgebonden budget zijn de tarieven zoals genoemd in deze raamovereenkomst en het hierbij behorende bestek.
Artikel 3.3Hoogte van Woningaanpassing
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten, bepaald in het aanpasplan, worden volledig vergoed op basis van een door het college goedgekeurde kostenbegroting. Voorwaarde is dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn.
Door de huidige uitvoeringspraktijk, waarbij trap- en plateauliften in bruikleen worden verstrekt, ontstaan eventuele kosten van herstelwerkzaamheden als de lift wordt verwijderd. Onder herstelwerkzaamheden wordt verstaan het terugplaatsen van de trapleuning en het dichten van de gaten.
Artikel 3.4Voorwaarden bij woningaanpassing
Dit is een uitwerking van artikel 2.11 lid 4 en 5van de verordening. Niet eerder dan nadat het college een beschikking heeft genomen, mag een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden. Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening.
Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als passende en financieel voordeligste voorziening beschouwt. Het college kan immers ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing niet noodzakelijk is.
Artikel 3.5Gereedmelding woningaanpassing, vaststelling en uitbetaling
In dit artikel staat dat de woningaanpassing binnen 1 jaar gereed wordt gemeld.
Artikel 3.6Tijdelijke huisvesting
Het bedrag is beperkt tot de kosten van de kale huur. De termijn van verstrekking wordt bepaald op de periode dat de aan te passen woning niet kan worden bewoond, door het realiseren van de woningaanpassing.
Artikel 3.7Onderhoud, keuring en reparatie
Het gaat hierbij vooral om voorzieningen die elektrisch of mechanisch beweeg¬baar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Te denken valt aan liften, automatische deuropeners en hoog/laag verstelbare keukens. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en repa¬ratie komen in aanmerking voor een voucher of een persoonsgebonden budget.
CARA-klachten, die verband houden met een allergie voor huisstofmijt, huidschilfers, haren, jute en andere oorzaken, kunnen verminderen als in de directe omgeving het contact met deze stoffen zo gering mogelijk is. Dit kan enerzijds worden bereikt door de omgeving schoon en stofvrij te houden en anderzijds door bij de inrichting van de woning gebruik te maken van gladde of synthetische materialen.
De in verband met een allergie noodzakelijk aan te schaffen vervangende artikelen zijn vrijwel altijd algemeen gebruikelijk. Slechts indien dergelijke artikelen voortijdig moeten worden vervangen, kan niet meer gesproken worden van een algemeen gebruikelijke voorziening.
De artikelen, die bij woningsanering voor vervanging in aanmerking komen, zijn: vloerbedekking, overgordijnen en vitrage. Eventueel te vervangen inrichtingselementen zoals meubels en beddengoed, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De hoogte van de voucher of het persoonsgebonden budget is afhankelijk van de ouderdom van de te vervangen artikelen en bedraagt een percentage van vastgestelde normvergoedingen.
Artikel 3.9 Verhuis- en inrichtingskosten
Het hier genoemde bedrag is een vast bedrag, dus niet afhankelijk van daadwerkelijk gemaakte kosten.
Omdat hier een beroep wordt gedaan op mensen die in feite zelf geen belang hebben bij de verhuizing, is gekozen voor het hogere bedrag van € 3.010. In voorkomende gevallen kan van dit bedrag worden afgeweken ten gunste van de persoon die bereid is op vrijwillige basis te verhuizen. Deze afwijking is ter beoordeling aan het college.
Artikel 3.11 Terugbetaling meerwaarde na aanbouw aan de woning
Dit artikel is een variant op het anti-speculatiebeding dat al sinds de invoering van de
Wet voorzieningen gehandicapten (1994) in de modelverordening van de VNG stond. Achterliggende gedachte bij het beding is dat bij verkoop van een woning geen particuliere verrijking mag plaatsvinden op kosten van de gemeenschap. De eigenaar -en eventueel de erfgenaam- moet daarom bij verkoop het bedrag waarmee de aanbouw is bekostigd terugbetalen, indien de waarde van de woning door deze aanbouw is gestegen (zie voor het vaststellen van de meerwaarde de toelichting bij lid 3).
In het geval de woning is aangepast ten behoeve van een huurder, wordt de meldingsplicht opgelegd aan de verhuurder. Deze kan immers, bij verkoop van de woning, ook profijt hebben van de waardestijging van de woning als gevolg van de aanbouw. De werking van het beding is 10 jaar na de datum van gereedmelding van de woningaanpassing. Als binnen deze termijn de verkoop plaatsvindt, moet hiervan melding worden gedaan aan de gemeente. De datum van de verkoop is bepalend, niet de datum van levering.
Het bedrag dat terugbetaald moet worden, wordt begrensd door de hoogte van de Wmo-voorziening. Dit betekent dat de ontvangen voucher of het ontvangen persoonsgebonden budget het maximum aangeeft van de terugbetalingsverplichting ook al is de meerwaarde hoger (zie voor het vaststellen van de meerwaarde de toelichting bij lid 3).
De meerwaarde wordt vastgesteld met behulp van een onafhankelijk taxateur. Dit wordt gedaan in drie stappen:
De taxateur stelt voorafgaand aan het realiseren van de aanbouw de waarde van de woning vast (taxatie A). Tegelijkertijd wordt op basis van tekeningen -in relatie met het programma van eisen van de indicatieadviseur- vastgesteld wat de waarde van de woning zal zijn direct na het realiseren van de aanbouw (taxatie B).
Bij een waardestijging wordt het verschil uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de oorspronkelijke waarde.
Voorbeeld: Taxatie A: € 200.000,-/ taxatie B € 220.000,-. Het percentage is dan 10% (€ 20.000,-)
Bij verkoop van de woning wordt berekend wat de uitkomst is van dit percentage op de verkoopprijs. Dit is dan de meerwaarde.
Voorbeeld: Als de verkoopprijs € 250.000,- is, dan is deze prijs voor 10% van
€ 250.000,- te relateren aan de aanbouw. De meerwaarde bedraagt dan € 25.000,-
Van meerwaarde kan ook sprake zijn als de verkoopprijs minder is dan de oorspronkelijke waarde van de woning, dus de waarde vóór de aanbouw. Dit doet zich voor bij een ongunstige woningmarkt. Ook dan heeft de eigenaar profijt van de aanbouw omdat zonder de aanbouw de verkoopprijs nog lager zou zijn.
Voorbeeld: Als de verkoopprijs (in bovengenoemde situatie) € 190.000,- is, dan is deze prijs voor 10% van € 190.000,- te relateren aan de aanbouw. De meerwaarde bedraagt dan € 19.000,-.
De hiervoor beschreven methodiek wordt in de toekenningsbeschikking opgenomen.
Bovenbedoelde taxatie B betreft de waarde van de woning mét aanbouw. Het gaat hier om de waarde van de ‘kale aanbouw’. Andere aanpassingen in verband met de beperkingen (bijvoorbeeld een tillift) blijven buiten beschouwing. Eveneens worden kosten in verband met een luxere uitvoering van de aanbouw uitgesloten, omdat taxatie B zich strikt beperkt tot een aanbouw op basis van het programma van eisen (de financieel voordeligste uitvoering).
Onder het begrip aanbouw wordt ook een uitbouw of een bijgebouw gerekend.
Te denken valt aan een aangebouwde keuken, bijkeuken, badkamer of slaapkamer. Deze ruimten zijn bereikbaar vanuit de woning via een deur.
Te denken valt aan een erker of een woonkamer/keuken die vergroot is door een doorbraak. De bestaande bouw en nieuwbouw staan in directe verbinding met elkaar en zijn te beschouwen als één ruimte.
Te denken valt aan een berging, schuur of garage. Deze kunnen zowel los staan als vastzitten aan de woning.
De eigen bijdrage die de cliënt aan het CAK heeft betaald in de jaren voorafgaand aan de verkoop, wordt in mindering gebracht op het bedrag als bedoeld in lid 2 en 3.
Dit is een handhavingsbepaling.
Hoofdstuk 4Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving en sport
Artikel 4.1Hoogte persoonsgebonden budget voor verplaatsingsvoorziening
Zie de toelichting bij artikel 3.1
Het woord ‘maximaal’ geeft aan dat de hoogte van de voucher wordt afgestemd op het feitelijk aantal afgelegde kilometers. Het maximum van 1500 kilometer is mede ingegeven door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Dit hoogste rechtsorgaan heeft aangegeven dat vervoersbewegingen tot 1500 kilometer mogelijk moeten zijn met een bandbreedte naar 2000 kilometer In verband met de recente bezuinigingsopdracht van rijkswege wordt in dit artikel uitgegaan van 1500 kilometer.
Als echtparen/partners beiden zijn aangewezen op een vervoersvoorziening kan, als die vervoersbehoefte geheel of gedeeltelijk samenvalt, volstaan worden met 50% respectievelijk 75% van het normbedrag. Volgens de wet moet de voorziening immers zijn afgestemd op de reële behoefte. Deze behoefte is minder groot als wordt samen gereisd.
Artikel 4.3Aanpassing aan auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel
Kiest een cliënt voor een voucher of persoonsgebonden budget, dan wordt aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte.
Artikel 4.4 Eigen auto of vervoer door derden
Zie de toelichting bij artikel 5.2
Artikel 4.5Gebruik van collectief vervoer
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
Artikel 4.6Persoonsgebonden budget in plaats van collectief vervoer
In de Verordening individuele voorzieningen Wmo 2011 werd het verstrekken van een persoonsgebonden budget ter vervanging van de Regiotaxipas uitgesloten. Het in stand houden van het systeem van de Regiotaxi werd gesteld als een zogenaamd ‘’overwegend bezwaar” om dit te doen. De term ‘’overwegend bezwaar’’ komt in de Wmo 2015 niet meer voor. Omdat uitsluiting van een persoonsgebonden budget als alternatief voor de Regiotaxipas dus wettelijk niet meer mogelijk is, wordt in dit artikel de hoogte van het persoonsgebonden budget geregeld.
Een voorziening voor sportbeoefening wordt in beginsel in de vorm van een voucher verstrekt. De voucher biedt geen volledige vergoeding maar is een forfaitair bedrag. Het bedrag is een bijdrage in de aanschaf van een sportvoorziening en het onderhoud. De voucher is bedoeld voor een periode van (tenminste) drie jaar.
Topsport zal net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
Hoofdstuk 5 Kostprijzen – Opgroeien en participeren en Ondersteuning huishouden en Beschermd wonen
Artikel 5.1Maatwerkvoorziening- kostprijzen
De tarieven zijn bepaald aan de hand van het gestelde in de Algemene Maatregel van Bestuur Inkoop Maatschappelijke Ondersteuning, de CAO- VVT en de regionale marktconsultatie die digitaal in december 2016 heeft plaatsgevonden. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd conform het in de raamovereenkomst gestelde.
De kostprijs van voorzieningen kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Voor losse voorzieningen, te verstrekken in bruikleen, gelden de contractprijzen zoals overeengekomen met Meyra, Welzorg en Medipoint. Voor trapliften gelden de prijsafspraken met Otto Ooms BV. Bouwkundige ingrepen in of aan de woning worden vooraf begroot. De prijs van een geaccepteerde kostenbegroting is zowel het bedrag van de voucher die wordt toegekend als ook het bedrag waarmee het CAK rekent om de eigen bijdrage te berekenen.
Voor diverse voorzieningen geldt dat deze ook uit het depot verstrekt kunnen worden. Het gaat om voornamelijk tweedehands trap- en tilliften, vervoermiddelen en eenvoudige woonvoorzieningen. Bij verstrekking uit het depot ontvangt de cliënt dus geen nieuw product.
De kostprijs baseren we daarom ook niet alleen op de nieuwwaarde. Voor het vaststellen van de juiste kostprijs hanteren we voor diverse middelen een afschrijvingstermijn conform hetgeen is opgenomen in het bestek hulpmiddelen dan wel, indien hier niets over is opgenomen c.q. voor de overige niet genoemde middelen, rekenen met een lineaire afschrijving van de hiergenoemde termijnen (10 dan wel 7 jaar). Op een voorziening met een nieuwprijs van € 2500,- en een afschrijvingstermijn van 7 jaar schrijven we dus per maand € 29,76 (= € 2.500/84 maanden) af, te rekenen vanaf datum eerste levering. Ook over de periode dat een voorziening ongebruikt in het depot staat, geldt deze afschrijving.
Nadat de afschrijvingsperiode is verstreken, wordt een voorziening niet per definitie ingenomen. De technische staat kan een langer gebruik van die voorziening mogelijk maken. Omdat de kostprijs van het hulpmiddel dan nihil is (afgeschreven), wordt geen eigen bijdrage meer geheven.
Met Otolift trapliften is gedurende de periode 01-01-2016 tot en met 31-12-2017 (met een mogelijkheid tot verlenging van 2 x 1 jaar) een raamovereenkomst afgesloten. De kostprijs voor de herverstrekking zijn de tarieven zoals genoemd in deze raamovereenkomst en het hierbij behorende bestek.
Artikel 6.1Gewijzigde omstandigheden tijdens gebruiksduur
Dit artikel biedt een regeling als er gewijzigde omstandigheden zijn tijdens de gebruiksduur van het persoonsgebonden budget. Dit kan een verhuizing of een overlijden zijn, maar ook een achteruitgang in de beperkingen.
De artikelen 6.2 en 6.3 hebben geen toelichting nodig
Vergoedingenlijst PGB beschermd wonen 2017
Dit is de vergoedingenlijst persoonsgebonden budget Beschermd Wonen. In deze lijst vindt u een overzicht van de –zorg- activiteiten die u vanuit uw PGB mag betalen. Ook wordt een aantal activiteiten genoemd die u alleen in bijzondere situaties vanuit uw PGB mag betalen. In dat geval zijn daarover met u individuele afspraken gemaakt. Activiteiten die niet op deze lijst staan, mag u niet vanuit uw PGB betalen.
Met een PGB Beschermd Wonen kunt u de zorg inkopen, waarvoor u geïndiceerd bent. Wij hebben hieronder een overzicht opgenomen van de verschillende zorgpakketten.
Beschermd wonen met begeleiding.
Gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding
Beschermd wonen met intensieve begeleiding
Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding en verzorging
Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering
Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging
Wat houden de verschillende zorgfuncties in
Onder begeleiding worden activiteiten verstaan waarmee u wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. Begeleiding is er op gericht dat u zo zelfstandig mogelijk deze verrichtingen uitvoert en dat u leert om zelf structuur aan te brengen. De begeleider biedt toezicht. Dit toezicht op basis van begeleiding individueel kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden.
De begeleider ondersteunt en stuurt u in praktische zin, zodat u in staat bent om met uw beperkingen zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Toezicht en zorg in de nabijheid zijn kernbegrippen. Het bieden van toezicht buitenshuis kan nodig zijn voor de regie over het eigen leven, en valt daarom onder de definitie van begeleiding. Bij het inkopen van begeleiding moet u zorgen dat de zorg doelmatig en redelijk is. En u afvragen of met de begeleiding ook daadwerkelijk het gestelde doel bereikt wordt.
Begeleiding groep (ook wel dagbesteding genoemd)
Begeleiding in groepsverband kan noodzakelijk zijn, als u door de aard, omvang en duur van uw beperkingen niet op eigen kracht tot een vorm van dag structurering kunt komen. Dagbesteding is altijd een activiteit in een groep en is gericht op een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel. Er moet sprake zijn van een match tussen datgene wat u nodig heeft in combinatie met uw wensen (vraag) en de ‘randvoorwaarden en kenmerken’ waaraan de dagbesteding voldoet (aanbod). Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van elektrische apparatuur, het gebruik van beschermende kleding e.d. De dagbesteding moet bij u passen.
Persoonlijke verzorging is alles wat mensen gebruikelijk aan zelfzorg uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iederéén nodig heeft zoals bijvoorbeeld wassen, nagels knippen, tanden poetsen, maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is vanwege een gezondheidsprobleem, zoals een stoma. Het aanreiken of toedienen van medicijnen behoort tot persoonlijke verzorging. Ook het toedienen van medicatie bij een intacte huid (zalf, oog- oor- en neusdruppels) valt onder persoonlijke verzorging.
De apotheek moet medicijnen in een voor u passende vorm aanleveren. Als dat mogelijk en nodig is, moet de apotheek de medicijnen gedoseerd afleveren, bijvoorbeeld in een weekdoos. Vloeistoffen of stoffen via sondes, katheters en dergelijke inbrengen of laten afvloeien (bijvoorbeeld voeding of blaasspoeling) is persoonlijke verzorging. Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke lichaamsopeningen (stoma, tracheostoma, insteekopening PEG-sonde) bij een intacte huid is persoonlijke verzorging.
Verpleging heeft betrekking op het uitvoeren van verpleegkundige handelingen.
De geleverde zorg moet verantwoord zijn en dus geleverd worden door iemand die bevoegd en bekwaam is. Het toedienen van medicatie is verpleging als de huid niet intact is, zoals bij injecteren en het aanbrengen van medicatie op een niet-intacte huid. Het inbrengen en verwijderen van sondes, katheters en dergelijke is verpleging.
Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke lichaamsopeningen (stoma, tracheostoma, insteekopening PEG-sonde) bij een niet- intacte huid is verpleging. Ook het verzorgen van wonden valt onder verpleging.
Het uitvoeren van voorbehouden handelingen in opdracht van een arts is verpleging. Er moet wel sprake zijn van bekwaamheid (geleerd hebben) en een duidelijke opdracht. Het aanleren van verpleegkundige handelingen valt onder verpleging.
Benodigdheden voor verpleging zoals steriele handschoenen, pincetten en jassen voor wondverzorging, vallen ook onder verpleging.
Zorgverlener met een andere nationaliteit dan de Nederlandse
Heeft uw zorgverlener niet de Nederlandse nationaliteit? Let dan op dat aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan buitenlandse werknemers en de zorg die geleverd wordt ook beschermd wonen zorg is. (zie ook www.rijksoverheid.nl/onderwepen/nieuw-in-nederland/vergunningen-buitenlandse-werknemers)
Als een budgethouder in detentie is dan valt hij/zij onder justitie en is er geen recht op een PGB. Gedurende de periode van detentie kunt u dus geen zorg declareren uit uw PGB, het PGB wordt dan stopgezet. U dient ons te informeren als u weer terugkeert naar huis (pgb@enschede.nl).
Als u huishoudelijke hulp nodig heeft, moet u hiervoor een aanvraag indienen bij uw woongemeente. Huishoudelijke hulp mag niet uit uw PGB voor beschermd wonen worden betaald.
Openbaar vervoerkosten voor het vervoer naar uw dagbesteding kunt u alleen betalen uit uw PGB als u voor vervoer geïndiceerd bent bij begeleiding groep. Dat staat op uw indicatieformulier. Móet u onder begeleiding reizen, dan kunt u de openbaar vervoerskosten van uw begeleider ook uit uw PGB betalen.
U mag de kosten van woon-werkverkeer of werk-werkverkeer van uw zorgverlener vergoeden. U moet deze kosten als een apart bedrag opnemen in uw zorgovereenkomst. Dus de kosten van openbaar vervoer of de kilometer vergoeding. U mag declareren op de manier zoals in de zorgovereenkomst is afgesproken. Gebruik het formulier “declareren vervoerskosten” van de SVB.
(begeleiding bij) vrije-tijds besteding
U mag de begeleiding in de vorm van toezicht uit uw PGB betalen als u bij deze vrije-tijds besteding toezicht nodig hebt. De recreatieve activiteit zelf (denk aan contributie sport, toegangskaartje concert / theater bezoek) mag niet vanuit het PGB betaald worden.
Afspraken in bijzondere situaties
Het kan zijn dat er bij u een speciale reden is om extra afspraken te maken. Als daarvan sprake is moet u hiervoor contact opnemen met de gemeente (pgb@enschede.nl).
Logeeropvang is bedoeld als respijtzorg om de zorgverleners (mantelzorgers) die tevens huisgenoot zijn te ontlasten. Voorwaarde is wel dat waar u logeert ook sprake is van een beschermende woonomgeving. Dat betekent dat u verblijft in een omgeving die is aangepast aan uw behoeften. Verder moet er sprake zijn van samenhangende zorg. Ook moet de 24-uurszorg gewaarborgd zijn. Dat betekent dat u alle zorg krijgt van degene bij wie u logeert. U kunt dus tijdens het logeren geen extra zorg declareren. U kunt logeeropvang inkopen bij familie, maar ook dan moet er een beschermende woonomgeving zijn en samenhangende zorg. Hoeveel etmalen logeren u per jaar mag betalen vanuit uw PGB, wordt met u afgesproken. Logeeropvang buiten de Europese Unie is niet mogelijk. Gaat u samen met een of meerdere huisgenoten/zorgverleners een weekend weg dan mag dat niet als logeeropvang betaald worden.
U mag de slaapdienst uit uw PGB betalen als de slaapdienst in een geclusterde setting plaats vindt en er voldoende verschillende zorgverleners zijn die de 24-uurszorg kunnen waarborgen. Dit is dus nooit in de thuissituatie. De zorgverlener die overdag de zorg levert, kan dit niet ook ’s nachts leveren.
U kunt een toeslag kleinschalig wooninitiatief aanvragen als u woont bij een zogenoemd ouder-initiatief, een woonvoorziening op initiatief van ouders. De toeslag wordt toegekend voor extra huisvestingskosten die noodzakelijk zijn om het wonen en de zorg binnen het wooninitiatief mogelijk te maken voor cliënten die hierop zijn aangewezen. U hebt een woon-zorg overeenkomst met het woonzorginitiatief (de rechtspersoon). De zorgverleners hebben meestal een overeenkomst met dit wooninitiatief en verlenen zorg aan alle bewoners.
In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt wordt. Dit kunnen de volgende zaken zijn: kosten voor alarmsystemen, meeluisterapparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van deze zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeenschappelijke ruimten. Huur van gemeenschappelijke ruimtes mag nooit met zorggeld en dus ook niet vanuit toeslag gefinancierd worden.
Als u om onderwijs te kunnen volgen extra begeleiding nodig heeft (extra noodzakelijk toezicht), dan mag u die kosten uit uw budget betalen. Het betreft individuele begeleiding. Kosten voor onderwijs mogen niet vanuit het PGB worden betaald. Het volgen van onderwijs kan een passende dagbesteding zijn.