Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2019
CiteertitelVerordening standplaatsgeld autobusdiensten 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-201801-01-2020nieuwe regeling

06-11-2018

gmb-2018-269955

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2019

De raad van de gemeente Eindhoven;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 september 2018;

mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2018

 

 

Artikel 1. Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation.

 

Artikel 2. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. autobus: een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • b. autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000;

  • c. gemeentelijk autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1.

 

Artikel 3. Belastingplicht

Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze een standplaats met een autobus inneemt.

 

Artikel 4. Heffingsgrondslag

De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal stand¬plaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen.

 

Artikel 5. Tarieven

  • 1.

    Het standplaatsgeld bedraagt € 766,- per ingenomen standplaats per jaar.

  • 2.

    Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld een twaalfde van het jaartarief als bedoeld in het vorige lid voor elke resterende kalendermaand in het lopende belastingjaar, waarbij een gedeelte van een maand als een gehele maand wordt gerekend.

 

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7. Ontheffing

  • 1.

    Indien een standplaats niet of gedurende een kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend.

  • 2.

    Deze ontheffing bedraagt:

    • a.

      indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld;

    • b.

      indien de standplaats gedurende een kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven, een twaalfde van het jaartarief als bedoeld in artikel 5,

      eerste lid, voor elke volle kalendermaand dat de standplaats niet is ingenomen.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid

Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voor¬ zover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip.

 

Artikel 10. Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten een aanslag standplaatsgeld worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invor¬deringswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van het standplaatsgeld voor autobusdiensten wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld.

 

Artikel 13. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2018", vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2019".

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2018

, voorzitter.

, griffier.