Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34d) |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg & welzijn |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-05-2020 | nieuwe regeling | 28-11-2018 | 4.34d |
Deze beleidsregels geven uitwerking aan een aantal bevoegdheden die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning zijn opgenomen.
Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;
bepalingen van Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning, Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.
Vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 2 Uitwerking criteria maatwerkvoorziening (artikel 3, tweede lid, van de Verordening)
Het college verstaat onder eigen kracht dat de cliënt eerst kijkt in hoeverre hij zelf, of samen met zijn sociaal netwerk indien dat mogelijk is, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het college is van oordeel dat het heel normaal is dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Daarbij heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om te bevorderen dat burgers en hun omgeving hun eigen probleemoplossend vermogen benutten en versterken en daardoor niet of zo min mogelijk aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning.
Het college verstaat onder mantelzorg, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de cliënt regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de cliënt hoeven niet per se in één huis te wonen. Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Het gaat om hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Het college kijkt naar de behoeften, mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger. Het college gaat uit van wat redelijkerwijs de mogelijkheden van de mantelzorger zijn. Wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een mantelzorger, verschilt van persoon tot persoon en is mede afhankelijk van de aard van de relatie en de situatie waarin de cliënt en de mantelzorger zich op dat moment bevinden. Het college gaat daarbij vooral uit van wat de mantelzorger zelf aangeeft. Naast de fysieke gesteldheid van de mantelzorger, kijkt het college ook naar de tijd die de mantelzorger beschikbaar heeft. Het college gaat met enige regelmaat de situatie van de cliënt en die van de mantelzorger bezien. Dit zorgt ervoor dat de belastbaarheid van de mantelzorger goed in het oog wordt gehouden en dat overbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het college heeft oog voor wat nodig is om de mantelzorg zo structureel mogelijk te laten plaatsvinden en de mantelzorger af en toe te kunnen ontlasten. Het college houdt rekening met de inzet van kinderen. Mantelzorg mag nooit ten koste gaan van het welbevinden en ontwikkeling van kinderen, zoals omgaan met leeftijdgenoten, vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties. Het college slaat acht op het vermogen en de ontwikkeling van kinderen.
Het college verstaat onder een algemeen gebruikelijke voorziening hetgeen daarover in de Verordening is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de melding/aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo 2015 te worden verstrekt.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin:
Het college merkt de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan (niet limitatief):
Het college verstaat onder een algemene voorziening hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle ingezetenen van Haaksbergen. Algemene voorzieningen stellen mensen in staat om (ondanks hun beperkingen) zelfredzaam en zelfstandig te zijn en mee te blijven doen (participatie). Voor een algemene voorziening is geen toestemming (indicatie) en doorverwijzing van een instantie nodig. Algemene voorzieningen kunnen privaat zijn, publiek of een combinatie van beide. Het college merkt de volgende voorzieningen als algemene voorzieningen aan (niet limitatief):
(1: De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 25 jaar. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, wordt dit eveneens toegepast voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.)
Het college verstaat onder gebruikelijke hulp, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Volgens het college is het in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijk hulp is van toepassing op alle beperkingen van de cliënt. Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht bijvoorbeeld (niet limitatief):
Uitgangspunt van deze beleidsregels is dat de persoon waar van gebruikelijke hulp wordt verwacht geen stoornissen of beperkingen heeft om gebruikelijke hulp te kunnen bieden en gebruikelijke hulp niet leidt tot (dreigende) overbelasting. Hieruit volgt automatisch, dat telkens getoetst moet worden of de hulp gebruikelijk is voor de persoon. Tijdens het onderzoek zal dit vastgesteld moeten worden. Zonder onderzoek kan niet wordt gesteld, dat er sprake is van gebruikelijk hulp.
Als de hulpvrager huisgenoten heeft die huishoudelijk taken over kunnen nemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een leefeenheid gezamenlijk verantwoordelijk is voor het huishoudelijk werk (ofwel: het draaiende houden van een huishouden) en dat ook alleenstaanden een huishouden voeren naast andere dagelijkse bezigheden (werk, vrije tijd, enz.). Dit betekent dat als diegene die gewend is het huishoudelijke werk te doen, hiertoe niet meer in staat is, andere leden van de leefeenheid verondersteld worden dit over te nemen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en geldt voor alle huisgenoten.
Wanneer er gebruikelijke hulp van een gezond kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk. Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties. Het college hanteert de volgende richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van kinderen bij verschillende leeftijden in het huishouden:
Kinderen van 5 tot 12 jaar (naar eigen mogelijkheden)
Van een gezonde volwassen huisgenoot van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitvalt. Van een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld dat deze een eenpersoonshuishouden kan voeren. Hieronder vallen de zware huishoudelijke werkzaamheden (stofzuigen, schoonhouden sanitair, beddengoed verschonen), lichte huishoudelijke werkzaamheden (afstoffen, bedden opmaken, afwassen), maaltijden verzorgen, en wasverzorging. Uit het onderzoek zal moeten blijken of aanvullend op de gebruikelijke hulp van huisgenoten van 18 tot 23 jaar HO geïndiceerd moet worden.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht. Eventuele (dreigende) overbelasting staat toepassing van deze beleidsregels niet in de weg, wanneer er voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden zijn om de overbelasting op te heffen. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.
Artikel 4 Gebruikelijke hulp aan kinderen
Het college verstaat onder gebruikelijke hulp aan kinderen dat ouders een zorgplicht hebben voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun mentale en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de hulp bij kortdurende ziekte. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon passend bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Wanneer één van de ouders uitvalt en niet de gebruikelijke hulp kan bieden, dan wordt in eerste instantie binnen de gezamenlijke huishouding naar een oplossing gezocht. Als er sprake is van een éénoudergezin als het gevolg van een echtscheiding of het op een andere wijze verbreken van de relatie, verdwijnt de zorgplicht voor de kinderen door de ex-partner niet. Bij uitval van de verzorgende ouder wordt wel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder, door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten/partners. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een éénoudergezin.
Artikel 5 Financiële haalbaarheid van een algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorzieningen
Cliënt toont aan wat de hoogte van het maandelijks netto inkomen inclusief vakantiegeld is en welke bijzondere kosten, die niet voor vergoeding (zoals bijvoorbeeld verzekering, belastingteruggave of bijzondere bijstand) in aanmerking komen (kosten die gemaakt worden als gevolg van de beperkingen of handicap) cliënt maandelijks heeft vanaf het moment van melden.
Het college berekent aan de hand van de verstrekte gegevens de financiële haalbaarheid van de algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorziening. Indien het gebruik van een algemene voorziening of algemeen gebruikelijke voorziening financieel niet haalbaar is verstrekt het college een maatwerkvoorziening aan de cliënt.
Artikel 6 Uitwerking maatwerkvoorziening (artikel 3, derde lid, van de Verordening)
Het college verstaat onder voorzienbaarheid onder meer het volgende: Er wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning of aanpassingen aan de bestaande woning wordt verwacht dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Indien het voor een cliënt bij het betrekken van de woning gelet op zijn medische situatie voorzienbaar was, dat hij beperkingen zou gaan ondervinden bij het normale gebruik van de woning, wijst het college de aanvraag voor een woonvoorziening af.
Artikel 7 Uitwerking afschrijvingstermijnen maatwerkvoorziening (artikel 3, vierde lid, van de Verordening)
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening woonvoorziening voor een bouwkundige woningaanpassing, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijn zoals die in de sociale woningbouw gehanteerd wordt. De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 25 jaren. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, wordt dit eveneens toegepast voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening wanneer de afschrijvingstermijn van de huidige maatwerkvoorziening is verstreken en deze maatwerkvoorziening niet meer adequaat functioneert. Als uit het technisch rapport van de gecontracteerde leverancier blijkt dat de huidige maatwerkvoorziening na een reparatie, die valt binnen de overeenkomst met de gecontracteerde leverancier, weer langdurig adequaat functioneert, verstrekt het college geen vervangende maatwerkvoorziening.
Artikel 8 Uitwerking maatwerkvoorziening HO (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening HO wordt ingezet als een cliënt niet meer op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met behulp van zijn sociale netwerk zijn huis leefbaar kan houden. Huishoudelijke taken worden dan overgenomen door een hulp. Het resultaat leefbaar huis wordt hiermee bereikt. Onder leefbaar huis wordt verstaan dat een cliënt gebruik moet kunnen maken van de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning en die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd.
De basismodule en de vijf aanvullende modules zijn uitgewerkt in bijlage 1 “Basismodule en aanvullende modules”, bij deze beleidsregels.
De Basismodule HO bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten en incidentele schoonmaakactiviteiten per woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. Daarbij wordt per activiteit de normtijd gegeven. De normen van de basismodule zijn gebaseerd op het HHM onderzoek.
De module Extra hygiëne wordt ingezet als een cliënt vanwege objectiveerbare medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.
De module Wasverzorging wordt ingezet als een cliënt een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Aan de belemmering ligt een objectiveerbare (medische) beperking ten grondslag. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed. De module wasverzorging is gebaseerd op de norm uit HHM onderzoek.
De module Regie wordt ingezet wanneer een cliënt niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp aansturende en regietaken. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Voorwaarde voor het inzetten van de module Regie is dat sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking. De module Regie is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.
De module Maaltijdverzorging bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. De module maaltijdverzorging wordt alleen ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking die ertoe leidt dat een cliënt niet in staat is zelf of met ondersteuning van het sociale netwerk het resultaat te bereiken. De module maaltijdverzorging is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.
De module Zorg voor minderjarige kinderen bestaat uit zorg voor minderjarige kinderen en wordt ingezet als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk (maximaal drie maanden), in afwachting van een structurele oplossing. De module Zorg voor minderjarige kinderen is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.
Artikel 9 Uitwerking maatwerkvoorziening OB1 (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening
Artikel 10 Uitwerking maatwerkvoorziening OB2 (artikelen 2, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening
De maatwerkvoorziening OB2 heeft als doel om de zelfredzaamheid van de cliënt te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. De ondersteuning is gericht op het helpen overzien van dagelijkse handelingen en vaardigheden (regie) en het leeftijdsadequaat uitvoeren van dagelijkse handelingen en vaardigheden.
Artikel 11 Uitwerking maatwerkvoorziening structureel vervoer (artikel 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening
Het college verstrekt de maatwerkvoorziening structureel vervoer als het college heeft bepaald dat een cliënt niet in staat is om de locatie waar één van de vormen ondersteuningsbehoefte (OB 1 of OB2) wordt aangeboden op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of met hulp van mantelzorger of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, al dan niet met het openbaar vervoer, fiets of ander vervoermiddel te bereiken.
Artikel 12 Uitwerking maatwerkvoorziening wonen en verblijf (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
Dakje 1 betreft de tijdelijke vervanging van de thuissituatie in een professionele 24 uur-setting. Er is iemand aanwezig op de momenten dat de cliënt dit nodig heeft en op de momenten dat er wordt gealarmeerd. De mate waarin dit noodzakelijk is, is leeftijd- en persoonsafhankelijk. De cliënt functioneert sociaal redelijk zelfstandig. Voor zijn sociale redzaamheid is beperkte begeleiding nodig. Dit betreft met name toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelname aan het maatschappelijk leven. De cliënt heeft ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) functioneert de cliënt leeftijdsadequaat. Er is meestal geen of in beperkte mate sprake van gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek, of deze problematiek is beheersbaar. Het gaat om kortdurend verblijf/respijtzorg.
Dakje 2 betreft een vervanging van de thuissituatie waarbij sprake is van actief toezicht. Er is sprake van LVB-problematiek waarbij de cliënt onvoorspelbaar gedrag vertoont. De huisvesting is passend bij (het gedrag van) de cliënt. Dit houdt in dat het een veilige omgeving is voor de cliënt en bestand is tegen geweld/molest. Toezicht op de cliënt is op een fysiek goede manier geregeld. De voorziening is zo vormgegeven dat er goed toezicht kan worden gehouden met als doel de veiligheid te bewaken.
Artikel 13 Uitwerking maatwerkvoorziening woonvoorziening (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening woonvoorziening heeft als doel het normaal gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden in principe geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening woonvoorziening voor woningaanpassingen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.
Het college hanteert het volgende afwegingskader bij de maatwerkvoorziening woonvoorziening:
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag ervan uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.
Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij worden alle aspecten meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.
Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont, kan het college eenmalig een maatwerkvoorziening woonvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van één woning waar de cliënt in de periode voorafgaand aan de verhuizing naar de Wlz instelling heeft gewoond en nog regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld de woning van partner, kinderen of ouders). Bezoekbaar houdt in dat de persoon toegang heeft tot de woning en één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet kan bereiken en gebruiken. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.
Artikel 14 Uitwerking maatwerkvoorziening rolstoelvoorziening (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening rolstoelvoorziening heeft als doel het in belangrijke mate zittend verplaatsen door de cliënt in en om de woning. Dit sluit de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat deze bedoeld is voor incidenteel gebruik en voor verplaatsingen over langere afstanden elders.
Artikel 15 Uitwerking maatwerkvoorziening sportvoorziening (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
Artikel 16 Uitwerking maatwerkvoorziening vervoer maatschappelijke deelname (artikelen 2a, tweede lid en 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening vervoer maatschappelijke deelname heeft als doel het lokaal verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Onder lokaal verplaatsen verstaat het college verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Het college onderscheidt de volgende maatwerkvoorzieningen vervoer maatschappelijke deelname:
Als een cliënt beperkingen heeft bij het afleggen van een lange afstand, al dan niet met hulpmiddelen, verstrekt het college de maatwerkvoorziening collectief vervoer. Met de maatwerkvoorziening collectief vervoer kan de cliënt jaarlijks een afstand van 2.000 kilometer afleggen. De cliënt betaalt een ritbijdrage aan de vervoerder.
Het college verstrekt alleen de maatwerkvoorziening auto aanpassing als de cliënt heeft aangetoond op medische gronden niet te kunnen reizen met het collectief vervoer, taxivervoer of rolstoeltaxi. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing alleen als de aan te passen auto niet ouder is dan zeven jaar. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing als blijkt dat het de goedkoopst adequaatste oplossing is. Daarbij vergelijkt het college de kosten van de noodzakelijke auto aanpassing met de kosten van de anders te verstrekken maatwerkvoorziening vervoer over een periode van zeven jaar.
Bijlage 1 Basismodule en aanvullende modules
De basismodule huishoudelijke ondersteuning bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten en incidentele schoonmaakactiviteiten per bewoonde woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht en wat de benodigde tijd is om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. In de normering en tabellen is onderscheid gemaakt tussen reguliere en incidentele activiteiten (tabel 1 en 2). Beide vallen onder de basismodule.
Als eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, (en ook geen algemene voorziening soelaas kan bieden), kan de gemeente ondersteuning bieden. Het resultaat van de ondersteuning is een leefbaar huis. Dit betekent niet dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuild is en periodiek wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van leefbaarheid te realiseren.
Tabel 1: Basismodule huishoudelijke ondersteuning reguliere basisactiviteiten op grond van het HHM- onderzoek
Tabel 2: Basismodule huishoudelijke ondersteuning incidentiele activiteiten op grond van het HHM- onderzoek
Deze module kan worden ingezet als een cliënt vanwege objectiveerbare (medische/fysieke) belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende module kan zijn:
medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is;
medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.
De extra noodzakelijke huishoudelijke ondersteuning dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, die aantoonbaar is. Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD, medisch geobjectiveerde allergie voor huisstofmijt of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen.
De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer uit onderzoek door de consulent van de gemeente vanwege een objectiveerbare beperking van de cliënt blijkt dat de ondersteuning bij het huishouden die de cliënt nodig heeft de basismodule overstijgt en wanneer er sprake is van een van bovenstaande redenen waardoor extra hygiëne in het huishouden noodzakelijk is. Bij de module Extra hygiëne is geen vaste frequentie te noemen bij huishoudelijke activiteiten. Dit omdat dit per cliënt verschillend kan zijn. De consulent beschrijft in het ondersteuningsplan welke specifieke activiteiten, in welke ruimte met welke frequentie, moeten worden verricht bij de cliënt.
Bij de module Extra hygiëne wordt onderscheid gemaakt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk aan de hand van de desbetreffende activiteiten. Het is mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij zowel het licht als zwaar huishoudelijk werk, maar het is ook mogelijk dat dit bij een van beide noodzakelijk is. De maximale omvang van de module Extra hygiëne is 90 minuten per week, of maximaal 78 uren per jaar. In tabel 3 zijn de activiteiten voor de module Extra hygiëne opgenomen:
Tabel 3: Overzicht activiteiten module Extra hygiëne op grond van de normen uit het CIZ protocol
Ondersteuning ten behoeve van deze module wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed.
Verwacht mag worden dat een cliënt beschikt over een wasmachine en droger. Als er geen wasmachine of droger is, behoort het realiseren van een wasmachine of droger tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarnaast wordt van cliënt verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van extra en/of zware was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten te gebruiken.
Er worden gemiddeld vijf wassen per twee weken gedaan. Dit betekent een frequentie van twee en halve (2,5) was per week, voor een meerpersoonshuishouden. Voor een eenpersoonshuishouden betreft dit gemiddeld twee wassen per week.
De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op de basismodule. In tabel 4 zijn de activiteiten voor de module Wasverzorging opgenomen:
Tabel 4: Overzicht activiteiten module Wasverzorging op grond van de normen uit het HHM onderzoek
Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de wasverzorging noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan:
• Thuiswonende kind(eren) jonger dan 16 jaar;
• Extra bewassing in verband met overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies, etc.
Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Wasverzorging extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet.
Deze module wordt ingezet wanneer de cliënt niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij cliënt. Ook kan ondersteuning (al dan niet aan de gezonde partner) bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden.
Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt bijvoorbeeld bij een terminale situatie of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van dementie. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de cliënt te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de cliënt. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat cliënt zelfstandig woont, is daarom onderdeel van deze module.
De resultaten uit deze module krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten. De vaststelling van deze module vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. In tabel 5 zijn de activiteiten voor de module Regie opgenomen.
Tabel 5: Overzicht activiteiten module Regie op grond van de normen uit het CIZ protocol
Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij het voeren van de regie/organiseren van het huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):
• Thuiswonende kinderen jonger dan 16 jaar
• Psychogeriatrische problematiek en/of gedragsproblematiek
• Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door het niet machtig zijn van de Nederlandse taal.
Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Regie extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet. Daarnaast is het mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij advies, instructie en voorlichting gericht op een of meerdere activiteiten in het huishouden voor de maximale duur van zes weken. Hiervoor gelden de volgende activiteiten (tabel 6)
Tabel 6: Overzicht activiteiten sub-module instructie op grond van de normen uit het CIZ protocol
Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. De cliënt is niet in staat op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk dit resultaat te behalen.
Sinds 1 januari 2015 valt ondersteuning bij de maaltijden gedeeltelijk onder de Wmo 2015. Het (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren of herinneren) bij de maaltijden vallen onder de Wmo 2015. Als de cliënt niet zelfstandig eten en drinken kan nuttigen, dat wil zeggen in zijn mond kan stoppen, of wanneer er een medische noodzaak is voor de maaltijdondersteuning (denk hierbij bijvoorbeeld aan de noodzaak van bijvoeding in verband met ernstige ondervoeding) valt de hulp of het toezicht die de cliënt hierbij nodig heeft onder de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op het basispakket. In tabel 7 zijn de activiteiten voor de module Maaltijden opgenomen:
Tabel 7: Overzicht activiteiten maatwerkmodule Maaltijden op grond van de normen uit het CIZ protocol
Naast de genoemde activiteiten in tabel 7 zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de maaltijden noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan ondersteuning bij de maaltijd bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 20 minuten per maaltijd worden ingezet. Daarnaast is het mogelijk dat cliënten ondersteuning behoeven bij de boodschappen. Hiervoor geldt dat bijvoorbeeld een boodschappenservice geboden via een supermarkt voorliggend is. Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Voor de boodschappen gelden de volgende activiteiten (tabel 8).
Tabel 8: Overzicht activiteiten sub-module Boodschappen op grond van de normen uit het CIZ protocol
Naast deze activiteiten zijn er ook factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij de boodschappen. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):
• Leefeenheid van meer dan vier personen
• Thuiswonende kinderen jonger dan 12 jaar
Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 60 minuten per week worden ingezet.
• Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is meer dan 2 kilometer
Als sprake is van bovenstaande factor dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 30 minuten per week worden ingezet.
Module Zorg voor minderjarige kinderen
Het zorgen voor kinderen is een taak van ouders en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een structurele oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouders/verzorgers de mogelijkheid te bieden een oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via de zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo 2015. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.
Tijdens het keukentafelgesprek worden alle mogelijkheden met de cliënt besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van mensen om zich heen zorgen voor de kinderen? Als dit niet het geval is, kan de gemeente de module Zorg voor minderjarige kinderen inzetten. In tabel 9 zijn de activiteiten de module Zorg voor minderjarige kinderen opgenomen.
Tabel 9: Overzicht activiteiten module Zorg voor kinderen op grond van de normen uit het CIZ protocol