Organisatie | Drechtsteden |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden |
Citeertitel | Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-07-2019 | Nieuwe regeling | 06-12-2018 |
• het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Participatiewet in de Drechtsteden,
omdat hiermee inwoners ondersteund kunnen worden die niet zelfstanding het minimumloon kunnen verdienen of omdat zij niet in staat zijn gebleken zelfstandig betaald werk te vinden; de Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden;
• artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);
• artikel 2.5 van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden;
• het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 4 december 2018;
• de afstemming met de Cliëntenraad Regio Drechtsteden, waaraan de beleidsregels zijn gezonden met verzoek om advies;
vast te stellen, de navolgende Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Max WW-er: Inwoner die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en waarvan het naar oordeel van DSB aannemelijk is dat die na beëindiging van de Ww-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet;
Hoofdstuk 2. Werkvoorzieningen
Artikel 3. Vervoersvoorziening
Het DSB biedt een vervoersvoorziening aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de vervoersvoorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 4. Werkplekaanpassingen
Het DSB kan een aanpassing van de werkplek aanbieden aan een belanghebbende, als dit noodzakelijk is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren. Voorbeelden van een werkplekaanpassing zijn een rolstoeltoegankelijke werkruimte of een traplift. Er is geen limitatieve lijst van werkplekaanpassingen. In principe kan elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.
Het DSB biedt een werkplekaanpassing aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing gedurende de proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat er zekerheid is dat na de proefplaatsing er een arbeidsovereenkomst volgt; en
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 5. Meeneembare voorzieningen
Het DSB kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Meeneembare voorzieningen zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. Denk bijvoorbeeld aan orthopedische schoenen, voorleesapparatuur, spraakversterkers of een aangepaste bureaustoel. De belanghebbende met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.
Het DSB biedt een meeneembare voorzieningen aan de belanghebbende als aan dede volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de meeneembare voorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Het DSB kan jobcoaching toekennen als dit van belang is voor een belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Jobcoaching heeft tot doel vanaf het moment van feitelijke werkaanvaarding de belanghebbende te begeleiden naar een situatie waarin hij/zij uiteindelijk zonder of met zo min mogelijk begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Het DSB biedt jobcoaching aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Jobcoaching kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing met de intentie te komen tot een arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week;
Het DSB besluit op basis van een beargumenteerd voorstel van een conform lid 5 van dit artikel gekwalificeerde jobcoach, dan wel op basis van het oordeel van een gespecialiseerd begeleider werkend onder verantwoordelijkheid van het DSB, wat de noodzakelijke ureninvestering en de noodzakelijke duur in maanden is om het doel te realiseren. Het DSB besluit tevens, gewogen vanuit het belang van de werknemer, of een interne (in dienst van de werkgever zijnde) of externe (niet in dienst van de werkgever zijnde) jobcoach wordt ingezet.
Het DSB kan jobcoaching inzetten vanaf het eerste moment van werkaanvaarding (plaatsing) en nog voordat de begeleidingsbehoefte van belanghebbende op maat kan worden afgestemd. In dat geval dient de betreffende jobcoach binnen 6 weken na aanvang van de jobcoaching te komen tot een gemotiveerd voorstel, inbegrepen de reeds geboden jobcoaching, op basis waarvan het DSB op maat kan besluiten. In deze gevallen heeft het besluit terugwerkende kracht tot het moment van aanvang van de jobcoaching.
De volgende kwaliteitseisen zijn op jobcoaching van toepassing:
jobcoach in dienst van een jobcoachorganisatie (externe jobcoach):
de jobcoachorganisatie waar de jobcoach in dienst is, is als zodanig erkend op grond van de vigerende Beleidsregel Erkennings- en intrekkingskader uitvoering persoonlijke ondersteuning UWV, staat in voor de vakbekwaamheid van haar personeel en kan van het voorgaande desgevraagd bewijstukken overleggen.
Na maximaal 1 jaar of zoveel vroeger als wenselijk heroverweegt het DSB of voortzetting van de jobcoaching in de geboden vorm nog langer noodzakelijk is. Het baseert zich daarbij minimaal op een beargumenteerd verlengingsvoorstel van een conform lid 5 van dit artikel gekwalificeerde jobcoach, beschikbare voortgangsrapportages en – mits voorhanden – de uitslag van het loonwaarde-instrument op de gewenste ondersteunings-/begeleidingsbehoefte.
Het DSB biedt een proefplaatsing aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De duur van de proefplaatsing wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende;
Artikel 9. Re-integratie Werkovereenkomst (RWO)
Het DSB biedt de RWO aan onder de volgende voorwaarden:
De duur van de RWO voor belanghebbenden wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende; en
Er moet sprake zijn van een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden bij een baanbonus van € 2000,-. Er moet een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden zijn voor een baanbonus van € 4000,-. De werknemer moet op basis van de arbeidsovereenkomst uitkeringsonafhankelijk worden. Dit wordt bepaald door het DSB.
De aanvraag moet binnen zes weken na ingang van de arbeidsovereenkomst worden ingediend, middels het daartoe bestemde aanvraagformulier. Hierbij dient een getekende arbeidsovereenkomst te worden overlegd. De werkgever ontvangt vervolgens een beschikking waarin het formele recht op de baanbonus wordt toegekend, op voorwaarde dat de werkgever na afloop van de arbeidsovereenkomst de benodigde loonstroken kan overleggen. Voorafgaand aan deze beschikking wordt getoetst of belanghebbende, in de situatie van de datum van ingang van de arbeidsovereenkomst, op basis van de arbeidsovereenkomst uitkeringsonafhankelijk wordt. Na afloop van de arbeidsovereenkomst (na 6 resp. 12 maanden) kan de werkgever de baanbonus declareren. Daarbij dient de werkgever de 6de resp. 12de loonstrook te overleggen. De declaratie moet uiterlijk 6 weken na afloop van de arbeidsovereenkomst zijn ingediend.
Artikel 11. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Uiterlijk twaalf maanden na afloop van een kalenderjaar waarin een recht op loonkostensubsidie zou bestaan, dient de werkgever per maand een volledig ingevuld declaratieformulier in, vergezeld door een afschrift van de loonstrook van de desbetreffende maand. Onder bijzondere omstandigheden kan DSB ontheffing verlenen van deze indieningstermijn.
Artikel 12. Reiskostenvergoeding Woon-Werkverkeer en Re-integratietrajecten
Het Drechtstedenbestuur kan een tegemoetkoming in de reiskosten verlenen aan de meerderjarige belanghebbende jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die vanuit een Participatiewet-, IOAW of IOAZ-uitkering, of als niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) die door middel van een re-integratietraject ondersteund worden bij de arbeidsinschakeling zoals vastgelegd in artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 7 Participatiewet, uitstroomt naar arbeid in loondienst, indien:
Bij uitstroming naar arbeid in loondienst via het uitzendbureau wordt de hoogte van de tegemoetkoming berekend per maand aan de hand van het werkadres van de opdrachtgever waar de belanghebbende op de eerste van de betreffende maand werkzaam is. Zolang de belanghebbende geen ander werkadres doorgeeft, wordt gerekend met het bij ons laatst bekende werkadres.
Artikel 13. Reiskostenvergoeding Inburgeringsactiviteiten
Onder reiskosten wordt verstaan: de kosten die voortkomen uit het noodzakelijke verkeer van de belanghebbende van het adres waarop de belanghebbende in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven, naar het adres waar belanghebbende in het kader van de inburgeringsverplichting noodzakelijkerwijs wordt geacht te zijn, en vice versa.
Hoofdstuk 3. Verlaging bijstandsnorm
Artikel 15. Verlagen bijstandsnorm bij ontbrekende woonkosten
De bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 en 21 van de Participatiewet wordt op grond van artikel 27 van de Participatiewet verlaagd met 20 procent van het wettelijk sociaal minimum indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of als gevolg van het niet beschikken over een woning.
Artikel 18. Slotartikel en overgangsrecht
Een belanghebbende die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van een van de hierboven genoemde beleidsregels, die moet worden beëindigd op grond van deze beleidsregels Participatiewet Drechtsteden, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de betreffende beleidsregels voor de duur van de ingezette voorziening, doch niet langer 12 maanden.
Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 6 december 2018.
de secretaris, de voorzitter,
mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart mr. A.W. Kolff
In deze toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die een verdere toelichting behoeven.
Eén van de doelen van de Participatiewet is dat er een zo eenvoudig en eenduidig mogelijk basispakket komt van voorzieningen voor werkgevers die banen beschikbaar stellen voor mensen.
Per 2015 zijn hier ook voorzieningen bij gekomen voor de nieuwe doelgroep van gemeenten, namelijk mensen met een arbeidshandicap. Het gaat daarbij om mensen met een arbeidsbeperking die voor ondersteuning een beroep doen op de gemeente en die volgens UWV niet 100% van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. In dat kader heeft de ministerraad besloten om de harmonisatie in het aanbod voor werkgevers van UWV en gemeenten m.b.t. mensen met een arbeidsbeperking per 1 januari 2016 verplicht te stellen en wettelijk te regelen met de Wet harmonisering instrumenten Participatiewet. Deze wet voorziet in een uniforme no-riskpolis via UWV voor gemeenten en werkgevers voor de doelgroep Banenafspraak en de doelgroep beschut werk en een gelijke mobiliteitsbonus voor de doelgroep Banenafspraak voor de periode 2016 – 2020.
De voorzieningen voor werkgevers die werk bieden aan de doelgroep van de Participatiewet worden uiteengezet in deze beleidsregels. Bij de invulling van deze voorzieningen heeft zoveel mogelijk harmonisatie plaatsgevonden met het landelijk participatiebeleid en UWV-regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking.
Artikel 4. Werkplekaanpassingen
Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking kan een aanpassing van de werkplek noodzakelijk zijn. Voor de uitvoering hiervan wordt – in het kader van de harmonisering – zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze van UWV.
Artikel 5. Meeneembare voorzieningen
Uitvoering van de meeneembare voorzieningen valt onder de maatwerkvoorziening.
Voor de tolkvoorziening geldt hetzelfde als voor de meeneembare voorzieningen (artikel 5). Ook hier heeft de algemene ledenvergadering van de VNG in juni 2014 besloten dat de VNG de tolkvoorziening voor alle gemeenten regelt en de uitvoering organiseert. De landelijke regeling tolkvoorziening voor mensen met een zintuiglijke beperking 2015, biedt het kader voor de ondersteuning via een tolkvoorziening. Ook hier is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande UWV-regeling voor meeneembare voorzieningen in het kader van de Wet WIA. De VNG doet het contractbeheer en de tolken declareren bij UWV.
Indien de belanghebbende die tot de doelgroep behoort in aanmerking komt voor een tolkvoorziening kan door het DSB een aanvraag ingediend worden bij de uitvoerder van de regeling (voor 2016 is dit UWV) middels het formulier Verzoek voorzieningen bij een visuele auditieve of motorische handicap met daarop het logo van VNG. Zowel de handtekening van de belanghebbende als van het DSB is nodig op het formulier. Het formulier dient verstuurd te worden naar ‘Aanvraag Voorzieningen Gemeenten’.
Het UWV (als uitvoerder van deze regeling) beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend. Dan moet het UWV wel alle noodzakelijke gegevens ontvangen hebben. Soms moet het UWV onderzoek doen. In dat geval laat het UWV dit weten.
Tolken die een tolkopdracht hebben uitgevoerd voor klanten van het DSB, kunnen hun kosten declareren met het formulier Declaratie kosten tolk gebarentaal of schrijftolk.
Een tolk kan alleen de getolkte tijd declareren. De maximale tijdsduur die gedeclareerd kan worden is de tijdsduur waarvoor de belanghebbende toestemming heeft verkregen. Deze tijdsduur staat in de brief met de beslissing die naar de belanghebbende is gestuurd.
De regering heeft er niet voor gekozen om het instrument jobcoaching te harmoniseren. De Participatiewet geeft gemeenten beleidsvrijheid bij het inzetten van re-integratie-instrumenten en voorzieningen. Gemeenten kunnen desgewenst de protocollen van UWV volgen bij de keuze voor inzet van het instrument jobcoaching.
Steeds meer gemeenten, waaronder de GR Drechtsteden, hebben eigen (gecertificeerde) jobcoaches in dienst en anderen zijn deels van plan dit te doen. Het instrument jobcoaching is daarmee sterk verbonden met de gemeentelijke (en regionale) processen. Gezien de pluriformiteit van uitvoering door gemeenten, zo stelt de VNG, is het niet mogelijk om hier een landelijke afspraak over te maken.
In de regels is jobcoaching ruim gedefinieerd. De begeleiding kan beginnen op het moment dat een belanghebbende met een arbeidsbeperking weet dat hij/zij aan de slag gaat op een werkplek, hetzij betaald, hetzij eerst in de vorm van een proefplaatsing. De begeleiding is weliswaar altijd werk gerelateerd, maar dat wil niet zeggen dat de begeleiding altijd op de werkplek dient te worden geboden. Zij kan bijvoorbeeld ook betrekking hebben op het helpen organiseren van de thuissituatie om eventuele belemmeringen bij de arbeidsinschakeling weg te nemen of op ondersteuning in de omgang met instanties als gevolg van de wijziging van de situatie.
Zoals in de regels is opgenomen, dient er voor de inzet van een jobcoach, sprake te zijn van noodzakelijkheid. Dit houdt in dat de belanghebbende zonder de begeleiding van een jobcoach, de werkzaamheden op het werk niet of onvoldoende kan uitvoeren, niet in de thuissituatie de voorwaarden weet te realiseren waaronder hij/zij structureel aan het werk kan of niet kan doorgroeien naar grotere zelfstandigheid in uitoefening van zijn/haar functie.
Jobcoaching is een voorziening die op maat wordt toegekend aan een belanghebbende met een arbeidsbeperking. Om te kunnen beoordelen of, in de gestelde werksituatie, voor de belanghebbende jobcoaching noodzakelijk is, in welke omvang, voor welke duur en in welke vorm, verlaat het DSB zich in zijn besluitvorming, indien het niet beschikt over toereikende informatie over het functioneren van belanghebbende in de werksituatie, op het gemotiveerde advies van een gekwalificeerd jobcoach, dan wel het oordeel van een gespecialiseerd begeleider van de SDD, die direct na werkaanvaarding de initiële begeleiding (ook op de werkplek) op zich neemt, en in dat proces binnen een periode van maximaal 6 weken komt tot een gemotiveerd advies over de navolgende inzet van de jobcoaching. Er wordt in dat geval al jobcoaching geboden voordat het besluit over de noodzaak, omvang en duur wordt genomen. In deze gevallen heeft het besluit terugwerkende kracht tot de start van de begeleiding.
Jobcoaching is in principe een tijdelijke vorm van ondersteuning, afbouwend in de tijd. De verwachting is dat, voor een groot deel van de doelgroep, de vereiste inzet van jobcoaching tijdens de proefplaatsing of aan het begin van het dienstverband het grootst is, waarna kan worden afgeschaald naar een lagere intensiteit en binnen een afzienbare periode tot de beëindiging van de begeleiding. Of en wanneer (volledig) kan worden afgeschaald, zal echter per persoon variëren. Daarom heroverweegt het DSB periodiek, uitgaande van de specifieke situatie van belanghebbende, maar minimaal een maal per jaar of voortzetting van jobcoaching in de geboden vorm nog noodzakelijk is.
Ten aanzien van de wijze van jobcoaching staat het belang van degene die de begeleiding ontvangt voorop. Jobcoaching is primair een werknemersvoorziening. Desalniettemin streeft het DSB er naar het aantal (externe) jobcoaches bij een individuele werkgever, die meerdere personen in dienst heeft die jobcoaching ontvangen, of die gespecialiseerd is in de doelgroep, zo veel mogelijk te beperken. Dit ook vanuit het oogpunt van efficiency. Om die reden kan het DSB in afwijking van de andere leden in dit artikel, indien zij aan de voorwaarden voldoen, afwijkende maatwerkafspraken maken met individuele werkgevers of jobcoachingsorganisaties die voor deze werkgevers de jobcoaching verzorgen.
Een proefplaatsing kan ingezet worden voor belanghebbenden mét en zónder arbeidsbeperking. Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking vindt gedurende de proefplaatsing de loonwaardemeting plaats, op de werkvloer bij de werkgever en evt. de aanvraag indicatie Banenafspraak.
Een van de voorwaarden voor de inzet van een proefplaatsing is dat de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uitspreekt om bij gebleken geschiktheid en voldoende werkzaamheden de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aanbiedt van minimaal een half jaar. Het is een intentieverklaring, dus de proefplaatsing wordt niet altijd gevolgd door een arbeidsovereenkomst. Het kan zijn dat er geheel geen dienstverband tot stand komt of dat de werkgever kiest voor detachering.
De periode van maximaal 3 maanden is genoeg om een realistische loonwaardemeting te kunnen doen. Bij een proefplaatsing van belanghebbenden met een arbeidsbeperking kunnen instrumenten ingezet worden die specifiek gelden voor personen met een arbeidsbeperking. Denk hierbij vooral aan jobcoaching en (in mindere mate) vergoeding van noodzakelijke werkvoorzieningen.
Wanneer een proefplaatsing wordt ingezet, ontvangt de belanghebbende van het DSB een brief als bevestiging van de start van de proefplaatsing met daarin de benodigde informatie.
Aan de proefplaatsing is de Praktijkervaringplek Polis van Achmea gekoppeld. De Praktijkervaringplek Polis bestaat uit een ongevallenverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering en een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen.
Artikel 9. Re-integratie Werkovereenkomst (RWO))
Voor kandidaten uit de doelgroep 80-100% loonwaarde kan de Re-integratie Werkovereenkomst (RWO) ingezet worden. Hierbij wordt een belanghebbende uitgeleend aan een werkgever tegen een laag tarief. Het doel van de inzet van de RWO is uitstroom naar regulier betaald werk.
De baanbonus kan worden verstrekt voor personen uit de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 lid d van deze beleidsregels. Hierin wordt verwezen naar de doelgroep participatiewet. Binnen die omschrijving vallen ook de niet-uitkeringsgerechtigden. De baanbonus is niet voor deze doelgroep bestemd. Wel is de voorziening beschikbaar voor de doelgroep max WW. Dit zijn inwoners die recht hebben op uitkering uit de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en die na beëindiging van de WW-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet. Het DSB bepaalt wie tot de doelgroep behoort.
De persoon die in dienst genomen wordt door de werkgever, moet door het dienstverband uitkeringsonafhankelijk worden om de werkgever in aanmerking te laten komen voor de baanbonus.
In dit geval, is de exclusie van niet-uitkeringsgerechtigden, zoals geregeld in artikel 1, lid d, niet van toepassing. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de boonbonus niet bedoeld is voor uitzend- en detacheringsbureaus, maar enkel voor de werkgever die de belanghebbende in dienst neemt. Uitzondering hierop is een situatie waarin een detacheerder een belanghebbende in dienst neemt, waarna deze belanghebbende bij werkgevers wordt geplaatst. Voorwaarde hierbij, is dat de detacheerder ook bij geen werk loon doorbetaalt. De arbeidsovereenkomst moet voor minimaal 6 aaneengesloten maanden worden aangegaan. Of iemand onafhankelijk wordt van de uitkering wordt bepaald door de Sociale dienst Drechtsteden. Daarbij wordt uitgegaan van de uitkeringssituatie waar een belanghebbende zich op het moment van aanvragen van de baanbonus in bevindt.
De Baanbonus moet door een werkgever maximaal 6 weken na ingang van de arbeidsovereenkomst worden aangevraagd, middels het daartoe bestemde aanvraagformulier dat te vinden is op de website van Baanbrekend Drechtsteden. Daarbij moet de getekende arbeidsovereenkomst worden overlegd. Het DSB toetst of belanghebbende op basis van deze arbeidsovereenkomst, in de dan geldende situatie, uitkeringsonafhankelijk wordt. Deze uitkeringsonafhankelijkheid moet dan expliciet toe te schrijven zijn aan de arbeidsovereenkomst. Andere factoren die beëindiging van de uitkering tot gevolg kunnen hebben, tellen niet mee in de bepaling van het recht op de baanbonus. Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan, wordt het formele recht op de baanbonus toegekend. Na afloop van de arbeidsovereenkomst (na 6 c.q. 12 maanden) kan de werkgever de baanbonus declareren. Dit kan uiterlijk 6 weken na afloop van de arbeidsovereenkomst. Daarbij dienen de 6 c.q. 12 loonstroken te worden overlegd. Bij 0-urencontracten komt een werkgever niet in aanmerking voor de baanbonus, en evenmin bij oproepcontracten of andere contractvormen waarbij vooraf geen zekerheid wordt geboden op uitkeringsonafhankelijkheid. De baanbonus is namelijk bedoeld voor werkgevers die belanghebbenden, op basis van de geboden arbeidsovereenkomst, vooraf de zekerheid bieden op uitkeringsonafhankelijkheid.
De bonus kan voor dezelfde werknemer door dezelfde werkgever maximaal twee keer worden verstrekt bij een nieuwe arbeidsovereenkomst. Wanneer er direct een arbeidsovereenkomst voor een jaar wordt geboden, komt de werkgever eenmalig in aanmerking voor een bonus van €4000,-. Een tweede bonus voor dezelfde werkgever, voor dezelfde werknemer is dan niet mogelijk.
Artikel 11. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Het college stelt ambtshalve dan wel op aanvraag, conform het gestelde in artikel 10c van de Participatiewet vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Hierbij worden de volgende criteria in acht genomen:
Binnen de hierboven genoemde wettelijke kaders, is in het tweede lid nader uitgewerkt welke personen tot de doelgroep loonkostensubsidie gerekend kunnen worden.
De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het WML, vermeerderd met een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het bedrag voor deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, omdat dit bedrag fluctueert door jaarlijkse aanpassingen in de premies en bijdragen.
Loonkostensubsidie kan aan werkgevers worden verstrekt die voornemens zijn om een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Loonkostensubsidie is voor mensen met een beperkte loonwaarde bij uitstek het middel om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Zonder dit middel neemt die kans voor hen aanzienlijk af.
Wanneer de arbeidsovereenkomst tussentijds wordt beëindigd, vindt de uitbetaling van de loonkostensubsidie plaats tot en met de laatste dag van loonbetaling.
Loonkostensubsidie kan onder omstandigheden worden toegepast op beschut werk.
Werkgevers hebben een maximale termijn om hun declaratie in te dienen. Zo wordt voorkomen dat jaren later alsnog vergeten declaraties ingediend kunnen worden. Het is aan de regisseur om, in samenspraak met de senior en/of afdelingshoofd, in individuele gevallen te laat ingediende declaraties toch in behandeling te nemen.
Artikel 12. Reiskosten woon-werkverkeer en re-integratietrajecten
Dit artikel voorziet in een tegemoetkoming in de reiskosten voor burgers die uitstromen naar arbeid in loondienst, en is tot stand gekomen als gevolg van de notitie “evaluatie minimabeleid in Drechtsteden” waarbij is geconstateerd dat het minimabeleid op bepaalde vlakken aanpassing behoeft, zodat de meest kwetsbare groepen gecompenseerd worden. Ook vanuit het minimabeleid worden belanghebbenden enerzijds gestimuleerd om aan het werk te gaan en anderzijds worden belanghebbenden die dat niet kunnen of niet meer hoeven extra financieel ondersteund. De tegemoetkoming is bedoeld om een eventuele terugval in inkomen (door het aanvaarden van arbeid in loondienst) te voorkomen.
Dit artikel bakent de doelgroep af en geeft specifiek aan hoe e.e.a. is geregeld. De uitkeringsgerechtigde die middels een re-integratietraject wordt ondersteund bij arbeidsinschakeling, wordt dus toegevoegd aan de doelgroep. Specifiek wordt 1 groep uitgesloten, te weten de belanghebbenden die nog een reiskostenvergoeding via BBD ontvangen (in welke vorm dan ook, waaronder bijvoorbeeld een financiële vergoeding bij een RWO of een verstrekte OV chipkaart met saldo). Na deze vergoeding is er eventueel wel recht op de tegemoetkoming (als aan alle andere voorwaarden wordt voldaan).
Degene die als zelfstandige aan de slag is, is automatisch uitgesloten van de regel. Het moet immers gaan om arbeid in loondienst. Zelfstandige inkomsten zijn dit niet. Het inkomen mag niet meer zijn dan 110% van het wettelijk sociaal minimum dat voor de belanghebbende geldt.
De tegemoetkoming wordt voor de duur van het arbeidscontract of re-integratietraject toegekend. Voor een ieder die een contract voor onbepaald tijd heeft, geldt een maximum van 24 maanden. Langer recht op de tegemoetkoming is niet mogelijk.
De tegemoetkoming wordt per persoon verstrekt. Wanneer een echtpaar beiden aan de voorwaarden voldoen, kan men dan ook allebei de tegemoetkoming aanvragen en ontvangen. Daarbij geldt wel dat naar het gezamenlijke inkomen wordt gekeken.
De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de bedragen zoals die in de reiskostentabel onder lid 5 zijn genoemd, waarbij geldt dat in het eerste jaar 100% per maand wordt verstrekt van de genoemde bedragen bij 5 dagen in deze regeling (waarvoor de belanghebbende in aanmerking komt). In het tweede jaar wordt nog 50% per maand verstrekt van de genoemde bedragen bij 5 dagen in deze regeling (waarvoor de belanghebbende in aanmerking komt). Gekozen is voor de bedragen bij 5 dagen omdat uitstroom veelal minimaal 4 dagen werk betekent. Om de uitvoering te vereenvoudigen wordt standaard uitgegaan van de bedragen bij 5 dagen. De maximalisering tot 24 maanden en de afbouw in twee jaar heeft als reden dat nog altijd gestimuleerd wordt dat belanghebbenden hun eigen inkomenspositie verbeteren. Door de tegemoetkoming te beperken tot een periode en in die periode af te bouwen, blijven belanghebbenden zelf verantwoordelijk om de inkomenspositie na uitstroom verder te verbeteren.
Om te beoordelen of belanghebbenden gedurende de 24 maanden nog wel in aanmerking komen wordt automatisch na 12 maanden een vragenlijst naar de klant gestuurd. De belanghebbende dient deze in te vullen en terug te sturen. Op basis daarvan wordt beoordeeld of belanghebbenden nog aan de voorwaarden voldoen. Is dit niet het geval of wordt het formulier niet teruggestuurd, dan stopt de tegemoetkoming na deze 12 maanden.
Dit artikel geeft een omschrijving van wat onder reiskosten wordt verstaan. Het gaat daarbij specifiek om het woon-werkverkeer/verkeer om van het thuisadres op het adres van re-integratietraject te komen. Eventuele reiskosten onder werktijd worden hiermee uitgesloten. Door het werkadres te benoemen wordt geregeld dat ook de belanghebbende die via een uitzendbureau aan de slag is een tegemoetkoming kan krijgen (het werkadres is dan namelijk het adres waar de belanghebbende het werk daadwerkelijk uitvoert).
Probleem bij de groep die uitstroomt via werk bij het uitzendbureau geldt dat zij regelmatig kunnen wisselen van opdrachtgever. Op het moment dat dit elke keer gemeld moet worden en opnieuw beoordeeld moet worden, wordt een behoorlijk grote informatie- en administratiestroom van de belanghebbende naar de Sociale Dienst Drechtsteden en vice versa gecreëerd. Daarom geldt voor deze belanghebbenden dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend per maand aan de hand van het werkadres van de opdrachtgever waar de belanghebbende op de eerste van de betreffende maand werkzaam is.
Indien een belanghebbende zoals in de vorige alinea aangeeft in een maand meer dan 1 opdrachtgever te hebben met diverse reisafstanden wordt het gemiddelde aantal kilometers berekend van de opdrachtgevers tezamen en aan de hand daarvan de hoogte van de tegemoetkoming bepaald. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk om deze informatie door te geven en aan te geven voor welke opdrachtgevers allemaal wordt gewerkt. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een verklaring van het uitzendbureau. Dezelfde werkwijze geldt in de situatie waarin een belanghebbende in het kader van een of meerdere re-integratietrajecten in een maand op meer dan 1 locatie verwacht wordt.
Omdat het hier om een extra tegemoetkoming in de reiskosten gaat (het gaat ook niet om de vergoeding van de gehele reiskosten die eventueel gemaakt worden) wordt geen rekening gehouden met eventuele andere vergoedingen die men reeds ontvangt of zou kunnen ontvangen voor reiskosten (bv via de werkgever zelf of van de belastingdienst).
Alle inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de aanvraag en de eventuele toekenning dient de belanghebbende onverwijld uit eigen beweging te melden. Dan kan gedacht worden aan wijzigingen in de woonsituatie, het inkomen, het vermogen of een wijziging qua werkgever. In de beschikking tot toekenning zal dit expliciet worden opgenomen.
Artikel 13. Reiskostenvergoeding Inburgeringsactiviteiten
Voor belanghebbenden die in het kader van hun inburgeringstraject reiskosten maken, is er de Reiskostenvergoeding bij Inburgering. Het doel van dit instrument is om de financiële belemmeringen die bij deelname aan inburgeringstrajecten kunnen ontstaan, zoveel mogelijk op te heffen. Het deelnemen aan deze activiteiten versnelt het inburgeringsproces, waardoor de inburgeringsplichtige ook sneller richting zelfstandigheid kan gaan.
De vergoeding wordt op aanvraag verleend en kan met terugwerkende kracht tot zes maanden voorafgaand aan de aanvraag worden ingediend.
De reiskosten worden enkel vergoed bij een minimale reisafstand van 5 km. Bij een reisafstand van < 5 km, kan van belanghebbende redelijkerwijs worden verwacht dat deze de reis zelfstandig kan organiseren.
Enkel de reiskosten die in het kader van de onder lid 5 genoemde inburgeringsactiviteiten worden gemaakt, worden vergoed. Hierbij is het professionele oordeel van de regisseur leidend. De reiskostenregeling Inburgering betreft een volledige vergoeding van de gemaakte reiskosten, en is geen (gedeeltelijke) tegemoetkoming. Reden hiervoor is de kwetsbare inkomenspositie waarin belanghebbenden kan verkeren.
Bij de berekening van de reiskosten wordt gebruikgemaakt van de ANWB routeplanner. Daarbij wordt de goedkoopste, doch meest adequate optie met het openbaar vervoer gekozen. Ook hier geldt dat het professionele oordeel van de regisseur leidend is.
Artikel 14. Vergoeding deelname leerwerktrajecten
De vergoeding deelname leerwerktrajecten is specifiek bedoeld voor de doelgroep die met behoud van uitkering en op verzoek van de Sociale Dienst Drechtsteden, deelnemen aan leerwerktraject. Het gaat hierbij om de trajecten in het kader van de werkervaringsweg, waarbij belanghebbenden via trainingen en werkstages, binnen een aantal maanden worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt.
De regisseur en de begeleider(s) beoordelen in samenspraak de inzet van belanghebbenden.
Per belanghebbende wordt een individueel oordeel gevormd. Per belanghebbende wordt ook een plan van aanpak opgesteld, met daarin de ontwikkelpunten. Bij de beoordeling wordt o.a. gereflecteerd op de wijze waarop de belanghebbende heeft gewerkt aan die ontwikkelpunten.
De vergoeding geschiedt enkel ambtshalve en niet op aanvraag. De vergoeding kan in natura worden toegekend.