Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldenzaal

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting Verordening precariobelasting 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldenzaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting Verordening precariobelasting 2019
CiteertitelVerordening precariobelasting 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening precariobelasting 2018.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201901-01-2019nieuwe regeling

11-12-2018

gmb-2018-268511

859

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting Verordening precariobelasting 2019

De raad van de gemeente Oldenzaal;

 

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018, nr. 45/8, reg.nr. INTB-18-03832;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    zomerseizoen: periode van zes maanden, ingaande op 1 april en eindigende op 30 september daaropvolgend;

  • c.

    kwartaal: een kalenderkwartaal, niet vallende in het zomerseizoen;

  • d.

    maand: een kalendermaand;

  • e.

    week: een kalenderweek;

  • f.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur;

  • g.

    terras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning of ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

  • 3.

    Behoudens het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt de precariobelasting voor reclamevoorwerpen en automaten geheven van de gebruiker van de onroerende zaak waaraan of waarvoor de voorwerpen zijn bevestigd of geplaatst.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • d.

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een cultureel, politiek, godsdienstig, sociaal of algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- en oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien voor het belastbare feit het dagtarief, onderscheidenlijk het weektarief, het maandtarief of het jaartarief niet evenredig is opgebouwd, wordt het recht berekend op de voor de belastingplichtige voordeligste wijze.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Indien het belastbare feit zich heeft voorgedaan gedurende een gedeelte van het kalender-jaar is, in afwijking van het eerste lid, het belastingtijdvak gelijk aan dat gedeelte.

  • 3.

    Indien met toepassing van het tweede lid in één kalenderjaar meer dan één tijdvak voorkomt, worden deze tijdvakken voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als één tijdvak.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De naar jaartarieven geheven precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar

    • a.

      de jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

    • b.

      de naar zomerseizoen geheven precariobelasting voor zoveel zesde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing:

    • a.

      voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00;

    • b.

      voor de naar zomerseizoen geheven precariobelasting voor zoveel zesde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 5.

    Belastingaanslagen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Dit geldt ook in geval het totaalbedrag van de op één aanslag verschuldigde bedrag door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting 2018 van 18 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de

in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van

toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening precariobelasting 2019.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2018,

de griffier,

J.H. Brokers

de voorzitter,

T.J. Schouten