Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019 gemeente Aalsmeer |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening precariobelasting 2018 van 07-12-2017.
artikel 228 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | Nieuwe regeling | 13-12-2018 | Z-2018/052477 |
Artikel 1. Aard van de heffing
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd.
De belasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de in artikel 1 bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.
Artikel 3. Aanvang belastingplicht
Wanneer in deze verordening de tarieven alleen zijn vastgesteld voor een jaar, wordt, indien de belastingplicht in de loop van een jaar ontstaat, voor de eerste maal slechts een aanslag opgelegd van zoveel twaalfde gedeelten van het jaartarief als er nog maanden in dat jaar overblijven.
Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
Belasting als bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor:
het hebben van voorwerpen betreffende tijdelijke kleinschalige activiteiten met niet-commerciële doelstellingen van culturele, maatschappelijke en sociale instellingen, of daarmee gelijk te stellen instellingen met ideële motieven, waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers.
Artikel 9. Tijdstip van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 10.000,00 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van precariobelasting.