Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor parkeren
CiteertitelParkeerverordening Terneuzen 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149 en Wegenverkeerswet 1994, artikel 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2008Onbekend

20-12-2007

Zeeuws Vlaams Advertentieblad, 2 januari 2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststelling verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.

 

 

De raad van de gemeente Terneuzen;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. november 2007

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

De verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    Motor(voertuig): hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    Zone: een gebied met belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    Bronpunt: een gebied met door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen;

  • l.

    Vergunninggebied: het gebied dat alle zones omvat.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning wordt verleend kan in ieder geval worden verleend:

    • a.

      voor een zone aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op een adres in betreffende zone;

    • b.

      voor een bronpunt aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in gebouw staande in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • c.

      voor het vergunninggebied aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • d.

      voor een bronpunt aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een ambulant beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • e.

      voor een zone aan een natuurlijke persoon die ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie op een adres in betreffende zone ten behoeve van door hen te ontvangen van bezoekers;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ook een vergunning verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig, dan wel natuurlijke of rechtspersoon die niet voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden;

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel D
  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 2 maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 2 maanden verlengen Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, met in achtneming van het gestelde in het eerste en tweede lid, regels geven voor het aanvragen en verlenen van de vergunning.

Artikel E
  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2.

    De vergunning wordt automatisch verlengd indien na deze periode nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel C, lid 2 van deze verordening.

  • 3.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      de zone waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel F

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel H
  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4.

    4 Het in het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuurplaatsen waar op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2008 naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van het verschuldigde parkeergeld

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel I
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie. Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel K
  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de parkeerwachters, werkzaam bij of in opdracht van de gemeente Terneuzen,

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel L

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Parkeerverordening Terneuzen 2008'.

Artikel M
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

  • 2.

    Op deze datum “de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren” (Parkeerverordening Terneuzen) vastgesteld door de Raad van de gemeente Terneuzen op 16 december 2004.

  • 3.

    De op basis van de in het tweede lid vermelde verordening genomen besluiten voor zover zij betrekking hebben op het aanwijzen van gebieden voor belanghebbenden parkeren en het parkeren door vergunninghouders kunnen geacht worden genomen te zijn op grond van deze verordening, voorzover zij hiermee niet in strijd zijn.

  • 4.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Terneuzen worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 20 december 2007.

griffier, mr. A.W. de Feijter

voorzitter, J.A.H. Lonink