Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2019 |
Citeertitel | Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2018 wordt ingetrokken per 1 januari 2019
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 13-11-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018-155; Raadsvoorstelnr: 18bb7158 |
De raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 september 2018, raadsvoorstel 18bb7158; raadsstuk 18bb7155;
gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet, de artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onder de naam ‘leges Publiekszaken’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument, zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
De leges Publiekszaken worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of een ander document.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden de leges betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 6:
Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een verzoek als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.
Artikel 9 Nadere regels door het college
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges Publiekszaken.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening in de loop van het kalenderjaar, indien de wijzigingen van zuiver redactionele aard zijn of een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in de loop van dat kalenderjaar in werking treedt.
Artikel 11 Intrekking oude verordening
De Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2018 wordt ingetrokken.
Tarieventabel behorende bij de Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2019
* In een aantal gevallen is sprake van rijkstarieven, die niet door de gemeenteraad worden vastgesteld. Daar waar uitsluitend de rijkstarieven mogen worden gehanteerd, maar deze voor 2019 op het moment van behandeling door de gemeenteraad nog niet zijn vastgesteld, en er geen sprake is van een college of raadsbevoegdheid, worden de tarieven geacht in de plaats te treden van de thans vermelde rijkstarieven 2016 (aangegeven met een *). In de communicatie met de belastingplichtigen zullen de correcte rijkstarieven voor 2019 worden gehanteerd.
Toelichting op de Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2019
De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument, is de grondslag artikel 7 van de Paspoortwet. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges.
In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.
De Algemene legesverordening bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.
Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Het bepaalde in artikel 7 tweede lid van de Paspoortwet stelt dat voor het verrichten van handelingen door de burgemeester van een gemeente ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument rechten kunnen worden geheven. Voor die handelingen kunnen geen andere dan deze rechten worden geheven. Het tarief van de rechten kan verschillen al naar gelang de leeftijd van de aanvrager, het feit of deze in de basisregistratie personen als ingezetene is ingeschreven, de soort en de geldigheidsduur van het reisdocument en de snelheid van de uitreiking.
Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).
Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie wordt geoordeeld dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.
Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.
Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.
In artikel 7, lid c wordt gesproken over bijzondere gevallen. Hierbij moet gedacht worden aan gevallen waarin er vooraf geen mondeling (balie/huisbezoek/telefonisch), schriftelijk (post) of digitaal contact is.
Deze bepaling voorziet erin dat ook in deze gevallen de verschuldigde leges kunnen worden geïncasseerd.
Ten slotte wordt opgemerkt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.
Dit gemeenteblad 2018, nummer 155, is uitgegeven op 30 november 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)