Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2017 |
Citeertitel | Beleidsregels Wmo 2017 Schagen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Wmo 2017 |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2018 | 03-03-2020 | Beleidsregels wmo | 27-11-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen;
overwegende dat het ten behoeve van een praktische uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Schagen 2016 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Schagen 2016/3 wenselijk is beleidsregels vast te stellen;
vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2017, inclusief bijlagen, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2016, inclusief bijlagen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
schoonmaakondersteuning en signalering: schoonmaakondersteuning is gericht op het schoon en leefbaar maken van het huis en signalering is gericht op relevante veranderingen in de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving en de vereenzaming van de cliënt. Relevante veranderingen zijn in dit verband veranderingen die kunnen leiden tot wijzigingen in de omvang van de verleende ondersteuning;
schoon huis: een schone huiskamer, een schone als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimte, een schone keuken, een schone doucheruimte of badkamer, toilet en een schone gang. De woning moet op een aanvaardbaar niveau schoon zijn, dat wil zeggen dusdanig schoon is dat er zonder risico´s (op het gebied van gezondheid) in gewoond kan worden. Dit kan betekenen dat de aanpak niet helemaal voldoet aan de persoonlijke verwachtingen van de klant of zijn eigen manier van schoonmaken. De ondersteuning wordt nooit ingezet voor de buitenkant van de woning, waaronder de tuin, de schuur, de stoep en de ramen aan de buitenzijde;
toegelaten instelling: Zorginstellingen hebben een erkenning van de overheid nodig om zorg te geven die vergoed wordt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) of het basispakket van de zorgverzekering. Deze instellingen heten 'toegelaten instellingen'. Ze werden voorheen in de praktijk vaak 'AWBZ-instelling' genoemd;
Hoofdstuk 2 Toegangsprocedure van melding tot aanvraag en ingangsdatum maatwerkvoorziening
De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Inwoners moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Eerst onderzoekt de gemeente wat de inwoner precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit wordt geregeld is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt.
De melding van de hulpvraag als bedoeld in artikel 2 van de verordening kan door of namens de cliënt worden gedaan en is vormvrij.
Een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan alleen door een cliënt ingediend worden als het onderzoek, als bedoeld in artikel 7 van de verordening, volledig is afgerond, tenzij naar het oordeel van het college sprake is van een spoedeisende situatie.
Artikel 6 Ingangsdatum van de maatwerkvoorziening
Als er sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 2.3.2. van de Wmo, dan wordt de ingangsdatum van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening gesteld op de datum van de melding, met dien verstande dat gedurende de periode, gelegen tussen de datum van de melding en de datum van het toekenningsbesluit, de maatwerkvoorziening uitsluitend in natura kan worden verstrekt.
Hoofdstuk 4 Specifieke criteria voor hulp bij het huishouden
Artikel 9 Schoonmaakondersteuning en signalering
In het geval van overlijden van de cliënt wordt schoonmaakondersteuning en signalering, ongeacht of deze maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb is verstrekt, gecontinueerd tot zes weken na het overlijden. Het vorenstaande is niet van toepassing in het geval er sprake is van een eenpersoonshuishouden.
Artikel 10 Praktische thuisondersteuning
Praktische thuisondersteuning omvat in ieder geval de volgende activiteiten:
het ondersteunen (coachen) van de cliënt bij het oefenen met het aanbrengen (dag)structuur en/of het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren, het plannen van huishoudelijke taken, het regelen van lichte administratieve ondersteuning;
In het geval van overlijden van de cliënt wordt de praktische thuisondersteuning, ongeacht of deze maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb is verstrekt, gecontinueerd tot zes weken na het overlijden. Het vorenstaande is niet van toepassing in het geval er sprake is van een eenpersoonshuishouden.
Hoofdstuk 5 Specifieke criteria voor woonvoorzieningen
Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden. Hulpmiddelen ten behoeve van professionele verzorging zijn uitgesloten.
Een aanbouw wordt alleen overwogen als essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt (verhuizing heeft het primaat) en een losse woonunit geen goedkopere en meest adequate oplossing is. Ook het feit dat de verhuurder de huurwoning niet beschikbaar wil houden voor personen met een beperking of geen toestemming wil geven voor de verbouwing kan een reden zijn om een losse woonunit te verstrekken.
De cliënt kan wanneer er sprake is van een aantoonbare allergie voor huisstofmijt en dit aantoonbare beperkingen met zich meebrengt in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking en gordijnen in de slaapkamer. Bij uitzondering kan ook de vloerbedekking en gordijnen in de woonkamer worden gesaneerd, indien betrokkene bijvoorbeeld aantoonbaar een groot deel van de dag in de woonkamer doorbrengt (moet doorbrengen). Sanering van gestoffeerde meubels e.d. komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze hoeven niet acuut te worden vervangen en kunnen op termijn, passend binnen het budget van de cliënt, worden vervangen.
Artikel 12 Bezoekbaar maken woning
Wanneer de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een in de gemeente gelegen toegelaten instelling kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt bezoekbaar gemaakt worden. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woning, de woonkamer en het toilet.
Hoofdstuk 6 Specifieke criteria voor vervoers- en rolstoelvoorzieningen
Paragraaf 1 Specifieke criteria vervoersvoorzieningen
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen die worden ondervonden bij het zich lokaal verplaatsten. Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen bij verplaatsingen in een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS uitvoert.
Om beperkingen en vervoersbehoefte inzichtelijk te maken, onderscheiden we 3 soorten afstanden:
de lange afstanden: vervoer naar bestemmingen die liggen buiten de straal van 25 kilometer rond de woning (vervoer naar bestemmingen die liggen buiten het verzorgingsgebied ofwel het bovenregionale vervoer). Bij deze afstanden is geen absolute grens aan te geven. Wat de ene persoon bijvoorbeeld een normale fietsafstand vindt is voor de ander een afstand om met de auto of het openbaar vervoer te gaan. Daarom wordt individueel onderzocht worden op welke afstanden men beperkingen ondervindt en hoe deze het beste op te lossen is.
Bij de aanvraag om een vervoersvoorziening worden de volgende factoren meegewogen: leeftijd
Er bestaat een relatie tussen de leeftijd van de belanghebbende en diens verplaatsingsgedrag, Bij de beoordeling van een vervoersvoorziening wordt daarmee rekening gehouden. Zo bestaat er een groot verschil in verplaatsingsgedrag van dat van een kind, dat van een volwassene en dat van een oudere. Naar mate de leeftijd toeneemt, neemt de vervoersbehoefte eerst toe, en op latere leeftijd weer af.
Kinderen van 12 jaar en ouder en volwassenen hebben een zelfstandige vervoersbehoefte; verplaatsingsmotieven Voor motieven voor vervoer komen in aanmerking de dingen die men normaliter van dag tot dag pleegt te doen: winkelen, sport, hobby, bezoeken aan bijeenkomsten, culturele activiteiten, familie- en vriendenbezoeken. Hiermee wordt de vervoersbehoefte in kaart gebracht. Gekeken wordt naar de levensstijl van de persoon met beperkingen, waarbij de levensstijl van personen zonder beperkingen als referentiekader wordt gebruikt, of het dagelijkse leven zoals dat vóór de beperkingen werd geleid. Van de persoon met beperkingen wordt wel verlangd dat deze zijn verplaatsingspatroon enigermate aan de beperkingen aanpast.
Een cliënt komt in aanmerking voor een vervoersbudget, indien deze problemen ervaart op het gebied van vervoer die hij niet op eigen kracht kan oplossen en hierdoor voor zijn verplaatsingen in de rond de woonplaats gelegen regio een beroep moet doen op personen uit zijn sociale netwerk of een algemene voorziening.
Het vervoersbudget, genoemd in het eerste lid, is bedoeld om de bovengebruikelijke vervoerskosten van maximaal 2000 of 1500 (voor wie beschikt over bijvoorbeeld een scootmobiel of aangepaste fiets) per jaar deels te compenseren. Indien er meer wordt gereisd dan 1500 dan wel 2000 km, dan komt dit voor eigen rekening. 3. Het college kan bewoners van Midgard (Wlz-instelling) in aanmerking brengen voor een lager vervoersbudget.
Artikel 15 (Rolstoel)taxikostenvergoeding
Indien de cliënt voor zijn verplaatsingen in de rond de woonplaats gelegen regio geen netwerk van personen, diensten en voorzieningen om zich heen heeft waarop hij een beroep kan doen en hierdoor voor deze verplaatsingen is aangewezen op de diensten van een commerciële vervoerder, kan hij in plaats van het vervoersbudget in aanmerking worden gebracht voor een (rolstoel)taxikostenvergoeding. Deze vergoeding kan ook worden toegekend in het geval belanghebbende wel een netwerk van personen diensten en voorzieningen om zich heen heeft, maar vanwege in de persoon gelegen beperkingen door hem hierop geen beroep kan worden gedaan.
Artikel 17 Vervoersvoorzieningen over de korte en middellange afstand
Indien de cliënt ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard, waardoor hij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen, kan het college hem in aanmerking brengen voor een vervoersvoorziening over de korte afstand.
Hoofdstuk 7 Specifieke criteria voor begeleiding en dagbesteding
Alle begeleiding van de cliënt door de ouder, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende situatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat de maatwerkvoorziening begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Artikel 22 Uitzonderingen gebruikelijke hulp
Er gelden de volgende uitzonderingen op artikel 21 (gebruikelijke hulp):
voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe te worden aangewend.
Hoofdstuk 10 Het persoonsgebonden budget
Het college kan een pgb weigeren:
voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Als de kosten hoger zijn dan de kosten van een maatwerkvoorziening in natura, zal het pgb nooit hoger zijn dan de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.
als een pgb eerder is herzien of ingetrokken omdat:
als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, zolang het onderzoek voor een maatwerkvoorziening nog niet is afgerond en er op basis hiervan nog geen besluit is genomen over de noodzaak, aard en omvang van de maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening in natura kan nadien, als er voldoende rust is om een persoonlijk plan te maken, worden omgezet in een pgb.
Artikel 32 Maatwerk mantelzorgers
De mantelzorger wil gezien, gewaardeerd en ontlast worden. Dit is een glijdende schaal: door de mantelzorger in beeld te brengen, is het mogelijk deze vervolgens te waarderen. Ook het ontlasten van de mantelzorger kan gezien worden als een indirecte vorm van waardering. De behoefte van iedere mantelzorger is verschillend. Om de mantelzorger daadwerkelijk te ontlasten is maatwerk noodzakelijk. De consulenten van het wijkteam zijn in staat om een afweging te maken welke ondersteuning daadwerkelijk noodzakelijk is, zodat de inwoners met de benodigde ondersteuning thuis kunnen blijven wonen.
De consulenten van het wijkteam krijgen het mandaat om maatwerk te leveren en de benodigde ondersteuning in te zetten. Hierbij wordt, zoals gebruikelijk is, eerst gekeken naar het eigen netwerk van de inwoner, de inzet van algemene voorzieningen (waaronder met name ook zorgvrijwilligers) en daarna pas de professionele ondersteuning. Maatwerk betekent in dit verband dat de consulent in beeld heeft welke behoefte er ligt en een professionele afweging maakt wat in iedere situatie passende ondersteuning is. Daar ligt hun kracht. In de beleidsnotitie Mantelzorg is opgenomen dat jaarlijks een blijk van waardering aan de mantelzorger wordt verstrekt.
Hoofdstuk 12 Afbakening met de Wet langdurige zorg
Artikel 33 Aanspraak op verblijf op grond van de Wet langdurige zorg
Het college weigert een maatwerkvoorziening, indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg dan wel redenen zijn om aan te nemen dat cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.
Het college kan in afwijking van het eerste lid een maatwerkvoorziening verstrekken, indien, gelet op alle omstandigheden, dringende redenen hiertoe noodzaken. Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij weigering van een maatwerking leidt tot onaanvaardbare consequenties voor de cliënt.
Artikel 34 Periode waarover een bijdrage in de kosten van de maatwerkvoorziening is verschuldigd
Schagen, 7 november 2017
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
N. Swellengrebel M.J.P. van Kampen-Nouwen
Bijlage 1 Normeringoverzicht voeren van het huishouden
Voor hulp bij het huishouden zijn standaardindicaties ontwikkeld. Deze worden bij elke toekenning toegepast door de indicatiesteller. Let op: tijdnormering is steeds indicatief. Daarom altijd gemotiveerd een individuele afweging maken. Als er reden is om af te wijken van deze normeringen, kan dat, mits onderbouwd, altijd.
Bovengenoemde standaardindicaties zijn afgeleid van het CIZ-protocol inzake huishoudelijke verzorging. Dit protocol is tot stand gekomen na het bieden van de mogelijkheid van commentaar door en in overleg met de volgende (landelijke) (koepel)organisaties, behorende tot de Regiegroep Indicatiestelling AWBZ: Arcares, VGN, MEE, Per Saldo, CG Raad, LOT, Cliëntenbond en LOC. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kunnen de aldus tot stand gekomen normtijden als afdoende maatstaf gelden (zie, onder andere, de uitspraak van 18 december 2007 ECLI:NL:CRVB:2007:BC1097). Daarbij geldt wel dat het college op grond van individuele omstandigheden tot een hogere dan wel lagere indicatie kan komen. Het college is naar het oordeel van de CRvB op deze wijze in beginsel in staat te voldoen aan de in artikel 4 van de Wmo neergelegde compensatieplicht.
De gemeente Hollands Kroon wilde de normtijden huishoudelijke activiteiten moderniseren en aanpassen aan het gedachtegoed van de Kanteling. Eind 2008 is vanuit het ministerie VWS het VNG-project ‘De Kanteling’ gestart. Het project, dat liep tot 2012, was bedoeld om gemeenten te stimuleren op vernieuwende wijze invulling te geven aan de compensatieplicht zoals die in de Wmo is vastgelegd. Niet meer alleen denken in voorzieningen, maar kijken naar wat de burger echt nodig heeft, daar komt het heel in het kort op neer. Die nieuwe manier van werken wordt ‘kantelen’ genoemd. De gemeente Hollands Kroon heeft zich hierbij laten adviseren door Trompetter &Van Eeden. Dit bureau heeft eind 2013 haar aanbevelingen neergelegd in een rapport. De gemeente Hollands Kroon heeft in genoemd rapport opgenomen normeringschema overgenomen en in haar beleidsregels verankerd.
Het college heeft op 24 februari 2015 besloten de urennormering van de gemeente Hollands Kroon over te nemen.
Naar aanleiding van de aanbesteding ondersteuning bij het voeren van het huishouden, waarin de gemeente Schagen als opdrachtgever de producten Hulp bij het huishouden 1 en Hulp bij het huishouden 2 heeft vernieuwd, heeft het college op ---- 2017 de normering huishoudelijke wederom aangepast.
De volgende uitgangspunten gelden bij normtijden:
Alleen de kamers die dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week in gebruik zijn, worden schoongehouden; met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Bijvoorbeeld: 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning = woonkamer en 3 slaapkamers.
Schoon en leefbaar huis (schoonmaakondersteuning en signalering)
Eenpersoonshuishouden (maximaal drie kamerwoning)
Twee – of meerpersoonshuishouden (type woning niet van belang)
Het structureren en op orde houden van het huishouden bij een- of meerpersoonshuishouden (praktische thuisondersteuning)
Bijlage 2 Protocol gebruikelijke hulp
Bron: hoofdstuk 5 uit het document: ’Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden’( MO-zaak, 2011).
Alle begrippen die in dit hoofdstuk van het protocol gebruikelijke zorg worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wmo, de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Schagen 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
5.2 Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenoten
Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:
Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren. In het protocol ’Gebruikelijke Zorg’ (CIZ, 2005) wordt dit benoemd als: 2 uur uitstelbare taken en 3 uur niet uitstelbare taken per week1. In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt echter niet gesproken over uren maar over het kunnen voeren van een eenpersoonshuishouden. (voetnoot: AWB 08/3111 Wmo - T2, 13-02-2009, Rechtbank Rotterdam).
Niet gewend zijn of de vaardigheid missen
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.
Onder uitstelbare taken wordt verstaan: boodschappen doen, zwaar huishoudelijk werk en was verzorging. Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht huishoudelijk werk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het huishouden voeren.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij moeten zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Ook moeten zij zorg bieden bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van een van de ouders moet de andere ouder de zorg voor de kinderen overnemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.
De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er moet wel rekening gehouden worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
Zorgplicht voor gezonde kinderen:
Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:
Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:
5.4 Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties
Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip ’duurzaam huishouden’ waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake is van ’gebruikelijke zorg’.
Als een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan de schoonmaak van gezamenlijke ruimten. In de berekening van de omvang van de ondersteuning wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend.
Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder met hen een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de cliënt vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van de omvang van hulp wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slecht een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten meegerekend.
Een cliënt woont zelfstandig met meerdere mensen in één gebouw én vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; cliënt vormt een duurzaam huishouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hiervan zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan de ondersteuning bestaan uit het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.
Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
5.5 Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg
In een aantal situaties waarbij er sprake is van een ’duurzaam huishouden’ kan er worden afgeweken van het principe van ’gebruikelijke zorg’:
Medisch geobjectiveerde aandoening
Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is ’gebruikelijke zorg’ niet van toepassing.
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met andere woorden; in exact dezelfde situatie kan de ene huisgenoot wel overbelast raken, terwijl een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij ingeschakeld ter beoordeling. In principe is overname van huishoudelijke taken voor een korte duur, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen3.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
(Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting cliënt
In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe ’gebruikelijke zorg’.
(Dreigende) overbelasting na overlijden ouder
Als een cliënt aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen
Als opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang en crèche is gangbaar tot en met 5 dagen per week.
Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen oplossing te vinden.
Fysieke afwezigheid in verband met werk
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de offshore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid moet echter wel voldoen aan de volgende kenmerken:
Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB (CRvB 06-01-2009, nr. 08/901 AWBZ en CRvB 06-01-2009, nr. 06/6763 AWBZ) noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg. Hierbij moet altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht worden. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat ’gebruikelijke zorg’ te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp moet deze huisgenoot niet worden meegerekend.
Bijlage 3. Beslissingsmodel primaat verhuizing
De gemeente hanteert het primaat van de verhuizing. Dat wil zeggen dat als vaststaat dat een aanpassing noodzakelijk is, eerst beoordeeld wordt of verhuizing naar een reeds geheel aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is die in aanmerking komt. In feite gaat het bij het hanteren van het primaat van de verhuizing om een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst-adequate oplossing.
Er zijn echter wel grenzen aan het hanteren van het primaat van de verhuizing, met name op het gebied van de woonlasten, het tijdsbestek waarbinnen een oplossing kan/moet worden gevonden en de verhouding tussen de besparing van de gemeente bij toepassing van het primaat en de negatieve gevolgen voor de aanvrager. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit moeten worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, worden afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende. Als op verantwoorde wijze inhoud gegeven is aan toepassing van het primaat van de verhuizing, is daarmee een adequate oplossing geboden en heeft de gemeente aan haar compensatieverplichting voldaan.
Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.
De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd.
De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de Wvg-jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het indicatieadvies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem.
Rekening houden met sociale factoren
Sociale omstandigheden waarmee het college rekening houdt zijn bijvoorbeeld de voorkeur van de gehandicapte, de binding van de gehandicapte met de huidige woonomgeving, de nabijheid van voor de gehandicapte belangrijke voorzieningen. Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de gehandicapte kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg. De sociale omstandigheden moeten in het indicatie-onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk "aan huis" heeft (eigen bedrijf), dienen de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen te worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.
Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de gehandicapte.
Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het gebied, maakt het college een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen.
Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer emotionele en financiële consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning.
Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten zal pleiten voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of vermogensverliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing soms minder voor de hand. Als de financiële situatie van een eigenaar van een woning, die gehandicapt raakt, door zijn handicap drastisch verandert (doorgaans brengt een handicap negatieve inkomensgevolgen met zich mee), kunnen moeilijkheden optreden met het opbrengen van de woonlasten van de eigen woning, en zal de aanvrager ook problemen hebben met verhuizen.
Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte
Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:
De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen.
De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing.
Er dient ook rekening te worden gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen, omdat
een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, niet bestaat voor eigen wonin¬gen;
de gemeente geen instrument heeft om de woning vrij te krijgen;
het niet zo eenvoudig zal zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruim¬te. Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden.
Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang.
Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing en aanpassing.
Vaak zal een aangeboden mogelijkheid te verhuizen naar een andere woning door de aanvrager als negatief worden beoordeeld: vaak zal men graag willen blijven wonen in de vertrouwde woning. Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Dat heeft gevolgen voor het weigeren van aangeboden geschikte woningen. Na weigering beoordeelt het college of er van uit kan worden gegaan dat voldoende is gedaan om een compenserende oplossing te bieden. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren.
Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing.