Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2019 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2019. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 226 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 08-11-2018 |
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van één of meer honden binnen de gemeente.
1. Belastingplichtig is de houder van één of meer honden.
2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook één of meer honden onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3. Het houden van één of meer honden door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van één of meer honden door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet, bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
1. De belasting bedraagt per belastingjaar:
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, per adres per belastingjaar € 340,48. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.
3. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingschuld in de loop van het belastingjaar
1. De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belasting jaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, wordt geheel of gedeeltelijke ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden resteren.
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
2. die in een hondenasiel verblijven. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
3. die uitsluitend ter verkoop in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren;
4. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover ze tezamen met de moederhond worden gehouden;
5. waarvan de houder een geldig certificaat "politiehond" van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging kan tonen, die gehoorzamen naar de bevelen van zijn begeleider en waarvoor de houder zich heeft verbonden om hond en begeleider op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen;
6. waarvan de houder in het bezit is van een geschiktheidsverklaring afgegeven voor een diensthond, in eigendom van de gemeentepolitie Tilburg.
Artikel 9 Termijn van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 12 gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt tussen de 24e en het einde van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later (eveneens tussen de 24e en het einde van de maand).
4. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het derde lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
Artikel 10 Nadere regels door het college
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2019.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
3. De "Verordening hondenbelasting 2018" van 9 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2019".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2018.
Memorie van toelichting behorende bij de “Verordening hondenbelasting 2019"
Artikel 8, lid 5 is redactioneel gewijzigd conform de tekst in de modelverordening hondenbelasting van de VNG.
Ten opzichte van 2018 dalen de tarieven hondenbelasting voor 2019 met 0,37 %.
Voor 2019 wordt een totale opbrengst hondenbelasting verwacht van € 1.614.000,--.
Dit is inclusief een extra te realiseren opbrengst van € 270.000,-- die is ingesteld vanwege de afspraken uit het Coalitieakkoord 2014-2018. De totale kosten bedragen naar verwachting € 1.344.000,--.