Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2019 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2018.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-12-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 13-11-2018 | 2018_RAAD_00051 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
Het gebruikersdeel voor niet-woningen, niet zijnde boerderijen, wordt geheven naar de waarde van het perceel, verhoogd met een bedrag, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Het aantal kubieke meters water, bedoeld in het vijfde lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
In afwijking van het zesde lid, wordt bij afwezigheid van een verbruiksperiode voor het perceel in geval van nieuwbouw of verbouw, of als er in de verbruiksperiode geen water naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt, het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op 500 m3, tenzij aannemelijk is dat er meer dan 500 m3 wordt afgevoerd. In de laatste situatie zal de gebruiker worden verplicht een aangifte in te vullen. In dat geval wordt de belastingschuld voor het eerste belastingjaar vastgesteld aan de hand van het waterverbruik in het eerste jaar.
Indien wordt aangetoond dat toegevoerd of opgepompt water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd en indien deze hoeveelheid ten minste 20% van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, wordt de op voet van het zesde lid bepaalde hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.
Indien voor de direct of indirect op de gemeentelijke riolering aangesloten percelen in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van de waterleidingmaatschappij en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgegaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens.
Artikel 6 Belastingtarieven niet-woningen
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De “Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2018”, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2017, nummer 2017-RAAD-00019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.