Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilversum

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingen 2019, Hilversum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilversum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingen 2019, Hilversum
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2019nieuwe regeling

14-11-2018

gmb-2018-256044

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingen 2019, Hilversum

 

Raadsbesluit

 

 

 

De raad van de gemeente Hilversum,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 september 2018;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet, de Parkeerverordening Hilversum 2018 en de rechtsgeldige Nadere Regels Parkeervergunningen;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingen 2019

 

Artikel 1

 

Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig,

anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk

in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op

binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weg-

gedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is

verboden;

 

motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brom-

mobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

 

houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister,

bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

 

autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond

van een overeenkomst tussen een natuurlijke persoon en een professionele autodate-

aanbieder;

 

parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele

telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale

computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeer-

apparatuur wordt verstaan;

 

centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de

gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeer-

bewegingen en parkeerrechten in het kader van het verlenen van diensten op het

gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatie-

middel;

 

belastingjaar: een kalenderjaar;

maand: een kalendermaand;

week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur;

uur: een periode van 60 achtereenvolgende minuten.

 

Artikel 2

 

Belastbaar feit

 

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

 

1. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

2. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende (digitale) vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die (digitale) vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3

 

Belastingplicht

 

1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te

willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

1e) indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2e) indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven die

ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt niet geheven van degene die op basis van het tweede lid, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van degene die de (digitale) vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4

 

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

 

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5

 

Tijdstip ontstaan van de belastingschuld

 

1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verschuldigd op het tijdstip waarop de (digitale) vergunning wordt verleend.

 

Artikel 6

 

Wijze van heffing

 

1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven bij voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren werpen van geld in parkeerapparatuur en/of het elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur op de daarvoor bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennisgegeven.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt voor digitale parkeervergunningen aangemerkt het aanmelden van de parkeertransactie op de centrale computer op de daarvoor bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

 

Artikel 7

 

Termijnen van betaling

 

1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, moet overeenkomstig aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. Het college van burgemeester en wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de (digitale) vergunning wordt verleend.

4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

 

Artikel 8

 

Heffing naar tijdsgelang

 

1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel bestaat geen recht op teruggaaf van parkeerbelastingen.

2. Indien de belasting voor een (digitale) parkeervergunning is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalendermaand en die (digitale) parkeervergunning voor het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalendermaanden van dat tijdvak, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing € 10,- of minder bedraagt. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van het college van burgemeester en wethouders, waarbij de (digitale) parkeervergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

3. Indien een vergunninghouder als gevolg van maatregelen getroffen door of vanwege het gemeentebestuur voor een tijdvak van ten minste 30 dagen geen gebruik heeft kunnen maken van de verleende (digitale) vergunning, wordt een evenredig gedeelte van de belasting aan de vergunninghouder op diens verzoek gerestitueerd, tenzij blijkt dat het bedrag van de restitutie € 10,- of minder bedraagt

4. Wanneer de (digitale) parkeervergunning wordt ingetrokken met toepassing van artikel 3 lid 2 van de Parkeerverordening Hilversum 2018 juncto artikel 3 van de rechtsgeldige Nadere Regels Parkeervergunningen, wordt een evenredig gedeelte van de belasting aan de vergunninghouder op diens verzoek gerestitueerd, tenzij blijkt dat het bedrag van de restitutie € 10,- of minder bedraagt.

5. Dit artikel is niet van toepassing als de (digitale) parkeervergunning is ingetrokken in verband met wanbetaling, wanneer in strijd met de (digitale) vergunningvoorwaarden is gehandeld, of wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de (digitale) vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.

 

 

Artikel 9

 

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

 

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 10

 

Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

 

1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan aan het motorvoertuig ook een wielklem worden aangebracht.

2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 48 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

 

Artikel 11

 

Kosten

 

1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedragen € 62,70.

2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 102,-.

3. De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 200,- alsmede € 15,- per dag voor het bewaren.

4. De kosten voor de opsporing van degene aan wie de kennisgeving van de overbrenging en bewaring wordt gezonden bedragen € 15,- per daaraan besteed kwartier, vermeerderd met € 12,50 voor het doen van de kennisgeving.

5. De kosten voor de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van het voertuig bedragen € 60,- per daaraan besteed uur.

6. Het bedrag van de ingevolge het derde tot en met vijfde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

 

Artikel 12

Kwijtschelding

 

Bij de invordering van deze belasting wordt géén kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing

en de invordering van de parkeerbelastingen.

 

Artikel 14

 

Inwerkingtreding en citeertitel

 

1. De 'Verordening Parkeerbelasting 2018' vastgesteld bij besluit van 6 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als de 'Verordening Parkeerbelastingen 2019'.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 14 november 2018,

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

P.M.H. van Ruitenbeek P.I. Broertjes

 

 

 

 

 

Tarieventabel

behorende als onderdeel bij de "Verordening Precariobelasting 2019"

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

 

 

 

 

 

 

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen waarvoor in de volgende hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

 

 

1.1.1.

per m, gemeten over de langste zijde, per dag

0,46

1.1.1.2

per m, gemeten over de langste zijde, per week

1,31

1.1.1.3.

per m, gemeten over de langste zijde, per maand

3,10

1.1.1.4.

per m, gemeten over de langste zijde, per kwartaal

4,15

1.1.1.5. (160)

per m, gemeten over de langste zijde, per jaar

20,39

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bouwmaterialen en dergelijke

 

 

 

 

 

 

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen:

 

 

2.1.1

per m2, per maand

9,08

2.1.2.

per m2, per kwartaal

21,58

2.1.3.

per m2, per jaar

90,27

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

VERVALLEN

       

 

Hoofdstuk 4

Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie, lucht of water

 

 

 

 

 

 

4.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

 

 

4.1.3.

een pompheuvel, per m2, per jaar

503,31

4.1.4. (168)

een tank voor motorbrandstof, olie, lucht of water,

per m2, per jaar

 

 

10,49

 

 

 

 

Hoofdstuk 5

Aankondigingsborden/Reclameborden

 

 

 

 

 

 

5.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van reclame- of andere aankondigingsborden over de frontoppervlakte:

 

 

5.1.1.1

per 0,5 m2, per maand

4,88

5.1.1.2. (161)

per 0,5 m2, per jaar

51,64

 

 

 

 

Hoofdstuk 6

VERVALLEN

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7

Terrassen

 

 

7.1 (191)

Het tarief bedraagt, inzake lokatie

klasse 1 (centrum/pentergebied binnenstad),

voor het op of boven een terras hebben van:

 

 

7.1.1.

banken, tafeltjes, stoelen e.d., per stuk (m2), per jaar

45,21

7.2 (192)

Het tarief bedraagt, inzake lokatie

klasse 2 (binnenstad/stedelijk gebied),

voor het op of boven een terras hebben van:

 

 

7.2.1

banken, tafeltjes, stoelen e.d., per stuk (m2), per jaar

32,60

7.3 (193)

Het tarief bedraagt, inzake lokatie

klasse 3 (buitengebied), 

voor het op of boven een terras hebben van:

 

 

7.3.1.

banken, tafeltjes, stoelen e.d., per stuk (m2), per jaar

19,52

  

Hoofdstuk 8

Overige voorwerpen

 

 

 

 

 

 

8.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

 

 

 

 

 

 

8.1.2 (173)

een luifel, serre, uitbouw, etalage, per m2, per jaar

20,39

 

 

 

 

 

Containers

 

 

8.1.3.

een container, per m2, per dag

0,68

8.1.3.1

een container, per m2, per week

2,05

8.1.3.2

een container, per m2, per maand

5,80

8.1.3.3 (180)

een container, per m2, per jaar

71,63

 

 

 

 

8.1.4

een wel- of zak-, zink-, vergaar-, vulput en dergelijke,

per stuk, per jaar

 

 

20,94

 

 

 

 

8.1.5

een watermeterkist, een kastje voor elektriciteitsmeter, voor rolfilms en dergelijke, per stuk, per jaar

 

 

34,91

 

 

 

 

8.1.6 (172)

een vlag, lantaarn, per stuk, per jaar

25,34

 

 

 

 

8.1.7

een, hek of afrastering, per m, per jaar

34,91

 

 

 

 

8.1.9 (177)

een markies of zonnescherm, per m2, per jaar

20,39

 

 

 

 

8.1.10

een uitstalkast en dergelijke, per m2, per jaar

34,91

 

 

 

 

8.1.11

uitgestalde zaken langs, voor en aan gevels:

 

 

8.1.12.1

per m2, per dag

1,75

8.1.12.2

per m2, per week

5,24

8.1.12.3

per m2, per maand

17,47

8.1.12.4 (163)

per m2, per jaar

123,63

 

 

 

 

8.1.12.5

jaarbulkmelding voor het plaatsen van

minimaal 24 containers per jaar 

 

 

2.330,31

 

 

 

 

8.1.13

spoorrails, per meter, per jaar

5,23

 

 

 

 

8.1.14 (170)

bloembak/pot, per m2, per jaar

29,95

 

 

 

 

8.1.15 (171)

mast, paal, per stuk, per jaar

7,32

 

 

 

 

8.1.16 (164)

rijwielrek of -blok per m2, per jaar

 40,65

 

 

 

 

8.1.17 (162)

verwijzingsbord t.b.v. van bedrijven, per bord, per jaar

50,43

 

 

 

 

8.1.18

Incidentele standplaatsen o.a.: kiosken, kramen, wagens, tenten, etc. voor de verkoop van waren, alsmede voor het uitstallen van goederen, uitgezonderd het plaatsen of uitstallen daarvan op markt-plaatsen gedurende aangewezen marktdagen, per m2:

 

 

8.1.18.1

per dag

1,75

8.1.18.2

per week

5,24

8.1.18.3

per maand

18,33

 

 

 

     

8.1.18.4

Vaste standplaatsen per m2, per jaar:

 

 

8.1.18.5 (181)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 1

20,99

 

8.1.18.6 (182)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 2

41,98

8.1.18.7 (183)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 3

62,97

8.1.18.8 (184)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 4

83,97

8.1.18.9 (185)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 5

104,96

8.1.18.10 (186)

Als het aantal wekelijkse verkoopdagen in de vergunning is bepaald op 6

125,96

8.1.19 (187)

een balkon/uitbouw, niet t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten, per m2, per jaar

 

 

6,99

 

 

 

 

8.1.20 (178)

spandoek, per strekkende meter, per jaar

68,66

 

 

 

 

8.1.21 (179)

een ligplaats voor een woonschip en bedrijfsvaartuigen,

per vaartuig, per jaar,

 

 

353,36

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2018.

 

de griffier, de burgemeester,

 

P.M.H. van Ruitenbeek P.I. Broertjes