Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffen Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffen Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsvuil Amsterdam 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 189, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 216 van de Gemeentewet
  4. artikel 229 van de Gemeentewet
  5. artikel 10.21 van de Wet milieubeheer
  6. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201904-12-2019nieuwe regeling

08-11-2018

gmb-2018-252992

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffen Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 4 september 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1072);

Gelet op:

  • -

    artikel 189, lid 1 jo. artikel 212, lid 1 van de Gemeentewet en artikel 6, lid 1 van de Financiële verordening gemeente Amsterdam;

  • -

    artikelen 216 en 229 van de Gemeentewet;

  • -

    artikelen 10.21 en 15.33 van de Wet milieubeheer,

 

Besluit:

 

 

  • I.

    Tot vaststelling van de Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsafval Amsterdam 2019 met nieuwe tarieven voor Amsterdammers voor de inzameling en verwerking van afval.

  • II.

    Dat de Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsvuil Amsterdam 2015 wordt ingetrokken.

  • III.

    Dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2019.

Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsafval Amsterdam 2019

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1  

Krachtens deze verordening worden geheven:

 

  • a.

    een afvalstoffenheffing en

  • b.

    een reinigingsrecht bedrijfsafval.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen;

  • b.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke stoffen;

  • c.

    jaar: kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de heffing

  • 1.

    Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijk gebruik van een perceel, waaronder mede begrepen een stacaravan, een woonboot, en een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder het begrip perceel wordt niet verstaan een volkstuinhuisje, zomerhuisje of vakantiehuisje, tenzij een dergelijk huisje dient tot hoofdverblijf.

Artikel 4 Belastingplicht

Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 276,00 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

  • 2.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 368,00 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer personen.

  • 3.

    Voor het op afroep inzamelen van bouw- en sloopafval wordt een tarief van € 150,- per kubieke meter geheven.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een jaar.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 8 Tijdstip ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2.

    Indien op basis van artikel 7, tweede lid, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrecht bedrijfsafval

Artikel 10 Aard van de heffing

Onder de naam reinigingsrecht bedrijfsafval wordt een recht geheven voor zowel het genot van de door of vanwege de gemeente verstrekte dienst als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

Belastingplichtig voor het reinigingsrecht bedrijfsafval is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikmaakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    Voor het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, voor zover dit kan geschieden tijdens het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedraagt het recht, bij de afgifte van ten hoogste 176 liter per week, overeenkomend met maximaal 4 huisvuilzakken van 44 liter, € 358,00 per belastingjaar (exclusief BTW).

  • 2.

    Voor het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, voor zover dit kan geschieden tijdens het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedraagt het recht, bij de afgifte van meer dan 176 liter en ten hoogste 396 liter per week, overeenkomend met minimaal 5 en maximaal 9 huisvuilzakken van 44 liter, € 759,00 per belastingjaar (exclusief BTW).

Artikel 13 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een jaar.

Artikel 14 Wijze van heffen

  • 1.

    Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 15 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2.

    Indien op basis van art. 14, tweede lid, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 17 Kwijtschelding

Van het reinigingsrecht wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht bedrijfsafval.

Artikel 19 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil 2015, vastgesteld op 4 november 2014 en laatstelijk gewijzigd op 9 november 2017, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019.

     

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 8 november 2018.

De plv. voorzitter

Rik Torn

De raadsgriffier

Marijke Pe