Organisatie | Loppersum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN RIOOLHEFFING IN DE GEMEENTE LOPPERSUM 2019 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 05-11-2018 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering ervan; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
2. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De grondslag voor de belasting als bedoeld in artikel 3 is:
a. voor een perceel, gebruikt als bejaardentehuis of gezinsvervangend tehuis, het aantal onzelfstandige eenheid dat het tehuis bevat;
b. voor alle overige onroerende zaken, wordt per perceel geheven.
De belasting bedraagt per jaar:
a. voor een perceel, gebruikt als bejaardentehuis of gezinsvervangend tehuis,
per onzelfstandige eenheid € 172,80
b. voor percelen, die enkel een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke
riolering hebben voor de afvoer van hemel- of grondwater en een WOZ-waarde
hebben van € 30.000 of minder € 103,70
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belasting is verschuldigd per het begin van het belastingjaar.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1. De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
2. Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 4.000,00 of meer bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
3. Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 10,00 of minder bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
4. De belastingplichtige kan machtiging tot automatische incasso verlenen. Indien een machtiging tot automatische incasso verleend is, moet het bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de bovengenoemde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening rioolheffing 2018” van 6 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.