Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Notitie onderwijsachterstandenbeleid 2018-2021 Gemeente Krimpenerwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie onderwijsachterstandenbeleid 2018-2021 Gemeente Krimpenerwaard
CiteertitelNotitie onderwijsachterstandenbeleid 2018-2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. Wet op het primair onderwijs
  3. Wet op het onderwijstoezicht
  4. Wijzigingswet Wet kinderopvang, enz. (wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid)
  5. Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-11-2018Nieuwe regeling

04-09-2018

gmb-2018-235271

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie onderwijsachterstandenbeleid 2018-2021 Gemeente Krimpenerwaard

Samenvatting

In de gemeente Krimpenerwaard hebben we de doelstelling in het jeugdbeleid dat kinderen en jongeren veilig en gezond opgroeien en dat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. We vinden het belangrijk dat er goede basisvoorzieningen zijn voor kinderen en dat alle kinderen mee kunnen doen. Voor jonge kinderen waarbij er een achterstand wordt gesignaleerd in de taal- en/of bredere ontwikkeling ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken wordt er ingezet op voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Het maatschappelijk effect is dat het sociaal emotionele, culturele en cognitieve vermogen van peuters is vergroot en dat door preventie en vroeg signalering minder kinderen met een ontwikkelingsachterstand naar de basisschool gaan.

 

De gemeente Krimpenerwaard ziet het belang van vroeg signalering en preventie en zet zich daarom in om de kwaliteit van VVE in de Krimpenerwaard te verbeteren. Samen met voorschoolse voorzieningen, primair onderwijs en de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft de gemeente Krimpenerwaard het onderwijsachterstandenbeleid gedefinieerd en ambities hiervoor bepaald.

Het doel van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid is om peuters met een (dreigende) leerachterstand ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken, ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en ervoor te zorgen dat kleuters zonder dan wel zo klein mogelijke achterstand naar groep 3 kunnen.

De nadruk bij het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ligt op voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De voorschoolse educatie is gericht op de 2 tot 4 jarigen en wordt uitgevoerd door kinderopvangorganisaties. De vroegschoolse educatie is gericht op de 4 tot 6 jarigen en wordt uitgevoerd door het basisonderwijs. Doorgaande lijnen tussen de voor en vroegschoolse voorzieningen zijn van groot belang om de ontwikkeling van kinderen optimaal te beïnvloeden. Ook voor kinderen vanaf het zesde levensjaar krijgen scholen (lumpsum)middelen om onderwijs-achterstanden te bestrijden. De wettelijke taak van de gemeente ligt voornamelijk bij de voorschoolse educatie. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief en dekkend aanbod van voorschoolse educatie en een zo groot mogelijk bereik van peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan. Een andere wettelijke taak van de gemeente is om samen met scholen en kinderopvanginstellingen afspraken te maken die betrekking hebben op de doelgroep definitie, doorgaande leerlijnen en de gewenste resultaten van het VVE programma. Om de kwaliteit van deze afspraken te waarborgen gaan we de Lokaal Educatieve Agenda opzetten waarbij de gemeente, kinderopvanginstellingen en scholen op uitvoeringsniveau met elkaar samenwerken op de effectiviteit en kwaliteit van het bestrijden van onderwijsachterstanden te vergroten. Hiermee willen we de samenwerking versterken tussen alle partijen en dezelfde visie hanteren in het onderwijsachterstandenbeleid. We maken samen afspraken over ‘externe zorg’, dit heeft betrekken op hoe te handelen bij een kind dat meer zorg nodig heeft en de aansluiting daarbij met jeugdhulp en/of passend onderwijs. Hiernaast hebben we aandacht voor de landelijke ontwikkelingen en de invoering daarvan in de gemeente Krimpenerwaard, doorgaande lijnen tussen de voor- en vroegscholen en ouderbetrokkenheid.

 

Na de herindeling van de gemeente Krimpenerwaard is er nog geen gezamenlijke doelgroep definitie afgesproken. De losse kernen hanteren allen een eigen doelgroep definitie. Na overleg met alle betrokken partijen is de volgende gezamenlijke doelgroep definitie naar voren gekomen:

 

Een kind in de leeftijd van 2 - 6 jaar behoort tot de doelgroep als het minimaal aan één van de volgende criteria voldoet:

  • 1.

    Het opleidingsniveau van één of beide ouders/verzorgers is lager dan mbo-3 niveau.

  • 2.

    Er is sprake van een taalarme omgeving: er wordt thuis met een kind weinig of niet in de Nederlandse taal gepraat, gespeeld of voorgelezen. Uitgezonderd een kind dat geen Nederlandstalig basisonderwijs gaat volgen.

  • 3.

    Andere redenen, te baseren op het Balansmodel van Bakker (gebaseerd op draagkracht en draaglast waarbij zowel kind factoren als omgevingsfactoren meegenomen worden) waaruit blijkt dat het kind baat zou kunnen hebben bij voorschoolse educatie. Meestal gaat het hier om een thuissituatie die het risico op een (taal)achterstand vergroot door een negatieve verhouding in de draagkracht en draaglast.

  • 4.

    Vanuit de JGZ wordt de GIZ-methodiek (Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften) gebruikt om met ouders samen te kijken wat het kind nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt in kaart gebracht en er wordt ook gekeken naar de financiële situatie van het gezin (vb. schuldsanering).

 

Niet alle doelgroepkinderen krijgen een VVE indicatie. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) bepaalt op basis van de definitie welke peuter een doelgroeppeuter is en geeft, wanneer nodig, een indicatie af voor VVE. De JGZ speelt een belangrijke rol in het toe leiden van doelgroepkinderen naar voorschoolse voorzieningen. Met deze brede doelgroep definitie wordt beoogd om alle peuters met risicofactoren welke de leerontwikkeling negatief beïnvloeden, een kans te geven op deelname aan een VVE programma. Met de eerdere afgebakende doelgroep definities (bijvoorbeeld alleen opleidingsniveau van de ouders) konden er peuters buiten de boot vallen ondanks duidelijke risicofactoren. Dit willen we voorkomen met de brede doelgroep definitie.

 

Met het voorgenomen beleid in de periode 2018-2021 richten we ons op de volgende ambities:

  • Meer kinderen gaan naar een voorschoolse voorziening (vergroten van het bereik in de Krimpenerwaard).

  • Meer ontwikkeling van doelgroepkinderen (kinderen met een VVE indicatie).

  • Meer ouders worden betrokken bij de ontwikkeling van hun kind (ouderbetrokkenheid vergroten).

 

In het uitvoeringsprogramma ‘samen investeren in het jonge kind’ worden de acties uitgezet voor 2018. Jaarlijks evalueren we het uitvoeringsprogramma en stellen deze bij waar nodig. Elk jaar wordt er een nieuw uitvoeringsprogramma opgezet omdat er veel landelijke ontwikkelingen zijn met betrekking tot het onderwijsachterstandenbeleid. Een belangrijke ontwikkeling is dat het aanbod voor peuters met een achterstand in 2020 verruimd moet worden van 10 naar 16 uur. Een andere belangrijke ontwikkeling is het invoeren van de nieuwe gewichtenregeling in 2019. De huidige gewichtenregeling is een regeling die bepaalt hoeveel financiële middelen het Rijk toekent aan gemeenten. Deze regeling wordt nu gebaseerd op enkel het opleidingsniveau van de ouders van een kind. Vanaf 2019 worden hier ook de indicatoren ‘gemiddeld opleidingsniveau van de moeders op de school, het land van herkomst van de ouders, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en of gezinnen gebruik maken van schuldsanering’, aan toegevoegd. Op basis hiervan wordt er een nieuwe berekening gemaakt van het aantal gewichtenleerlingen in de Krimpenerwaard. Dit heeft grote gunstige financiële gevolgen voor de gemeente Krimpenerwaard. Op basis van deze nieuwe gewichtenregeling groeit de gemeente Krimpenerwaard uiteindelijk (2022) toe naar een budget van

€ 692.419,00 t.o.v. de huidige € 238.000 die we beschikbaar hebben in 2018. Deze middelen stellen ons in staat om het voorgenomen beleid uit te voeren en flink te investeren in de kwaliteit van VVE in de Krimpenerwaard. 

Voorwoord

De Gemeente Krimpenerwaard heeft als doelstelling voor het jeugdbeleid “kinderen en jongeren groeien veilig en gezond op en kunnen zich optimaal ontwikkelen”. Jeugdvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen die Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE) bieden, hebben hierin een belangrijke rol. Elk kind verdient een optimale ontwikkeling en een duwtje in de rug als deze ontwikkeling niet soepel verloopt. In het kader van ‘jong geleerd, oud gedaan’ is het stimuleren van de ontwikkeling van jonge kinderen een investering in het heden en in de toekomst. Hiermee wordt een fundament aangelegd voor de verdere ontwikkeling van het kind.

De gemeente Krimpenerwaard wil op passende wijze uitvoering geven aan de wettelijke opdracht voor- en vroegschoolse educatie in de belangrijke taak om achterstanden te bestrijden. We zien als gemeente Krimpenerwaard graag een goed voorzieningenaanbod voor het jonge kind waarbij vroeg signalering en preventie belangrijke thema’s zijn. Om dit te kunnen bewerkstelligen, is de samenwerking met de betrokken scholen, peuter- en kinderopvanginstelling en de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in de Krimpenerwaard van groot belang. Deze instellingen vormen naast het gezin de opvoedingscontext voor het overgrote deel van de kinderen van 0 –12 jaar. We gaan samen voor doorgaande lijnen om de ontwikkeling van kinderen te waarborgen. De afgelopen periode zijn er meerdere bijeenkomsten georganiseerd met de betrokken partijen om samen vorm te geven aan het onderwijsachterstandenbeleid. De resultaten van deze bijeenkomsten zijn in deze beleidsnotitie opgenomen. In het uitvoeringsprogramma ‘samen investeren in het jonge kind’ worden de acties uitgezet waar we samen mee aan de slag gaan om te komen tot het effectief en kwalitatief bestrijden van onderwijsachterstanden. 

Inleiding

In 2015 is de gemeente Krimpenerwaard ontstaan, na een samenvoeging van de gemeenten Nederlek, Ouderkerk, Vlist, Bergambacht en Schoonhoven. In elke kern werd een aparte definitie en aanpak gehanteerd met betrekking tot het onderwijsachterstandenbeleid. Deze beleidsnotitie is gemaakt om met alle kernen dezelfde visie en doelen na te streven binnen het onderwijsachterstandenbeleid. Alle kernen hebben meegedacht over de visie en doelstellingen. De rapporten van de onderwijsinspectie inzake de kwaliteit van VVE in de Krimpenerwaard zijn helpend geweest in het stellen van de prioriteiten voor de komende beleidsperiode (a.d.h.v. verbeterpunten uit de rapporten).

 

Het onderwijsachterstandenbeleid is bedoeld om (dreigende) leerachterstanden onder 0-12 jarigen ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken te voorkomen en om eenmaal opgelopen achterstanden te verminderen. De nadruk bij het onderwijsachterstandenbeleid ligt op voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De voorschoolse educatie is gericht op de 2 tot 4 jarigen en wordt uitgevoerd door kinderopvangorganisaties (per 01-01-2018 vallen hier ook de peuterspeelzalen onder). De vroegschoolse educatie is gericht op de 4 tot 6 jarigen en wordt uitgevoerd door het basisonderwijs.

In deze vroege jaren worden een basis gecreëerd die positieve invloed kan hebben op de hele ontwikkeling van een kind. De laatste jaren zijn internationaal meerdere onderzoeken verschenen die aantonen hoe essentieel de ontwikkeling van kinderen tussen nul en zeven jaar is voor het functioneren op latere leeftijd, zowel op cognitief als op sociaal gebied. Het blijkt daarbij dat risicokinderen er baat bij hebben om een jonge kind instelling te bezoeken: het heeft positieve effecten op de ontwikkeling, zowel op kortere termijn (Sylva et al. 2004) als op lange termijn (Heckman, 2007; Heckman & Masterov, 2009; Sammons et al., 2007a, 2007b).

 

De gemeente Krimpenerwaard ziet het belang van vroeg signalering en preventie en zet zich daarom in om de kwaliteit van VVE in de Krimpenerwaard te verbeteren. De gemeente heeft hier een belangrijke wettelijke taak in. Een onderdeel van deze wettelijke taak is om samen met scholen en kinderopvanginstellingen afspraken te maken die betrekking hebben op de doelgroep definitie, doorgaande leerlijnen en de gewenste resultaten van het VVE programma. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor een zo groot mogelijk bereik van peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan.

Bij de betrokken partijen in de Krimpenerwaard, zoals de scholen, kinderopvanginstellingen en de GGD, is een groot gevoel aanwezig van maatschappelijke betrokkenheid. Iedereen wil de schouders er onder zetten en samen met elkaar een goede basis neer zetten voor het jonge kind. Met elkaar stellen we jaarlijks een uitvoeringsprogramma op waarin we de recente ontwikkelingen meenemen en op basis hiervan prioriteiten stellen in de te nemen acties. Bij deze beleidsnotitie hoort het uitvoeringsprogramma 2018 ‘samen investeren in het jonge kind’.

Leeswijzer

Hoofstuk 1 geeft een beschrijving van het (wettelijke) kader waarbinnen het onderwijsachterstandenbeleid vorm moet krijgen. Hierin wordt ook aangegeven welke rol de gemeente hierin heeft en welke rol onderwijsvoorzieningen hierin hebben. In hoofdstuk 2 wordt de visie, het maatschappelijk effect en de beoogde doelen beschreven van het onderwijsachterstandenbeleid binnen de Krimpenerwaard. In hoofdstuk 3 wordt de doelgroep definitie beschreven en wordt er verder ingegaan op de achtergrond van de genoemde doelstellingen in hoofdstuk 2. De concrete acties om deze doelstellingen te behalen, zijn uitgeschreven in het uitvoeringsprogramma ’samen investeren in het jonge kind’.

In hoofdstuk 4 gaan we in op de landelijke ontwikkelingen die belangrijk zijn bij het ontwikkelen van het nieuwe beleid en de raakvlakken met andere beleidsterreinen. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe we de kwaliteitscyclus gaan vormgeven en de resultaten gaan monitoren met als doel het vergroten van de kwaliteit van de VVE in de Krimpenerwaard. In hoofdstuk 6 wordt toegelicht wat het financiële kader is voor het uitvoeren van het onderwijs achterstandenbeleid en welke ontwikkelingen hierin een rol spelen.

 

 

1. Verantwoordelijkheden voor- en vroegschoolse educatie

 

1.1 Wettelijk kader

Met de invoering van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) op 1 augustus 2010 hebben gemeenten en scholen nieuwe verantwoordelijkheden gekregen m.b.t. het bestrijden van onderwijsachterstanden. De wet OKE heeft drie wetten gewijzigd: de wet kinderopvang, de wet op het onderwijstoezicht en de wet op het primair onderwijs. Een nevendoel van de wet OKE was het harmoniseren van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk en daarmee een kwaliteitsimpuls geven aan het peuterspeelzaalwerk. De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is in januari 2018 in werking getreden. De harmonisatie van voorschoolse voorzieningen in de Krimpenerwaard is positief verlopen. De drie pijlers van de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen bestaan uit:

  • het versterken van de pedagogische kwaliteit;

  • één kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven;

  • één financieringsstructuur voor werkende ouders.

De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk houdt een wijziging in van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO) en enkele andere wetten. De wijzigingen in kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is apart geregeld in de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK). Deze wet is ook in januari 2018 inwerking getreden. De nieuwe kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriële regelingen.

Deze wetten vormen samen met de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, het wettelijk kader voor dit beleidskader.

1.2 Rolverdeling

Er zijn verschillende partijen die een rol spelen bij het bestrijden van onderwijsachterstanden. Centraal hierin staan de landelijke en lokale overheid, de jeugdgezondheidszorg (GGD), het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen. De landelijke overheid geeft de wettelijke kaders aan en stelt middelen beschikbaar voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid door gemeenten en onderwijsorganisaties.

 

1.2.1 Rol gemeente

De gemeente heeft op grond van de WPO (artikel 166, 167) en de wet OKE een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente. Doelgroepkinderen zijn peuters/kleuters met een mogelijke (taal)achterstand. Het rijk stelt voor onderwijsachterstandenbeleid een specifieke uitkering beschikbaar aan gemeenten. Dit geld is bestemd voor het aanbod van voorschoolse educatie (VE), schakelklassen en andere taal bevorderende activiteiten. De hoogte van de Rijksbijdrage is gebaseerd op de gewichtenregeling in het basisonderwijs. Deze regeling bepaalt hoeveel financiële middelen het rijk toekent aan de gemeente.

De gemeente en basisscholen zijn verplicht om samen afspraken te maken over het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen met een achterstand. De gemeente is verantwoordelijk voor voorschoolse educatie en scholen voor vroegschoolse educatie. Ook zijn gemeenten verplicht afspraken te maken op basis van gelijkwaardigheid met schoolbesturen en houders van kinderopvangorganisaties. Onder deze afspraken vallen tenminste het definiëren en de werving van de doelgroep, de toeleiding naar de voor- en vroegschoolse voorzieningen, het zorgdragen voor een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie en het behalen van resultaten bij de vroegschoolse educatie. Deze afspraken worden gecontroleerd door de onderwijsinspectie.

Vanuit maatschappelijk betrokkenheid hecht de gemeente Krimpenerwaard waarde aan goede basisvoorzieningen voor de jeugd. Met kinderopvang/peuteropvang versterken we diverse maatschappelijke ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor gezinnen en individuele personen. Het onderwijsachterstandenbeleid heeft raakvlakken met het jeugdbeleid in brede vorm: daarom hebben we als gemeente aandacht voor de doorgaande lijnen tussen de voor- en vroegschool en de samenwerking hierin met passend onderwijs en de lokale partners die een rol spelen in het kader van jeugdhulp en veiligheid.

 

1.2.2 Rol schoolbesturen primair onderwijs

De schoolbesturen primair onderwijs zijn verantwoordelijk voor het bestrijden/verminderen van onderwijsachterstanden bij hun leerlingen. Het primair onderwijs is specifiek verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. Daarnaast kunnen in de groepen 3 tot en met 8 ook programma’s ingezet worden om onderwijsachterstanden te bestrijden. Binnen het primair onderwijs kan onderscheid gemaakt worden tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Het speciaal onderwijs valt buiten de reikwijdte van dit beleidskader. Afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen krijgen scholen van de rijksoverheid extra geld voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Om de hoogte van de rijksbijdrage te bepalen, wordt de gewichtenregeling toegepast.

 

1.2.3 Rol jeugdgezondheidszorg

De GGD voert de jeugdgezondheidszorg (JGZ) uit. Zij onderzoeken kinderen op het consultatiebureau en op school. De JGZ heeft een wettelijke taak als het gaat om het op systematische wijze volgen en signaleren van de ontwikkeling van jeugdigen. Omdat de JGZ bijna alle kinderen ziet, zijn zij een belangrijke samenwerkingspartner op het gebied van signaleren en toeleiden naar voorschoolse voorzieningen. De JGZ verzorgt na het constateren van een taalachterstand de verwijzing/indicatie voor een VVE plek waar het nodig en passend is. In hoofdstuk 3.3.4. wordt verder ingegaan op de rol van de JGZ en de logopedisten in het bijzonder.

 

 

2. Visie en doelstellingen gemeente Krimpenerwaard

 

Het onderwijsachterstandenbeleid speelt een belangrijke rol binnen de preventie en vroeg signalering van dreigende achterstanden bij kinderen op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling. De kansen op succes op school en in de samenleving worden sterk bepaald door de omgeving waarin kinderen opgroeien. Het vroeg signaleren en wegnemen van achterstanden draagt bij aan gelijke kansen voor alle kinderen. Alle kinderen moeten kunnen meedoen, niemand mag buiten de boot vallen.

 

2.1 Visie Krimpenerwaard op voorschoolse voorzieningen

De gemeente Krimpenerwaard gaat voor een gemeente waarin kinderen veilig en gezond opgroeien en een optimale ontwikkeling doorlopen. Jong geleerd is oud gedaan, daarom is het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind van groot belang. In de vroege kinderjaren vindt de snelste groei (motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel) plaats en wordt het fundament gelegd voor de verdere persoonlijke ontwikkeling van het kind. Voorschoolse voorzieningen dragen bij aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind, in een speelrijke en veilige leeromgeving. Kinderen ontmoeten elkaar, leren van elkaar en kunnen zich aan elkaar optrekken. Kinderen die een duwtje in de rug nodig hebben in hun ontwikkeling, worden op de voorschoolse voorzieningen in de vroege levensjaren opgemerkt. Deze vroeg signalering zorgt ervoor dat een kind tijdig de extra begeleiding krijgt die het nodig heeft. Dit kan een indicatie zijn voor vroegschoolse educatie (VVE) of andere zorg.

Er gaan daarom zoveel mogelijk peuters naar een voorschoolse voorziening. Een voorziening die toegankelijk is voor alle peuters, van werkende en niet-werkende ouders, met en zonder (taal)achter- stand. Deze voorzieningen zijn laagdrempelig, dicht bij huis en hebben preventie en vroeg signalering verankerd in het beleid. De voorschoolse voorzieningen in de Krimpenerwaard bieden kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Ondersteuningsbehoefte van kinderen en ouders worden efficiënt opgepakt, waar nodig met inzet van externe zorg zoals de jeugdgezondheidszorg/logopedie en Alert4You. De voorschoolse voorzieningen sluiten goed aan op de basisscholen, doorgaande lijnen tussen de voorschool en de vroegschool zijn gewaarborgd.

Er is een goede samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen, de gemeente, basisscholen, de jeugdgezondheidszorg en andere betrokken partijen. Hiertoe gaan we in de komende beleidsperiode de Lokaal Educatie Agenda opzetten en intensiever met elkaar de samenwerking opzoeken.

Ouders hebben de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind. De rol van ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van een kind is belangrijk. Daarom zijn ouders belangrijke partners bij het realiseren van de beleidsdoelstellingen. Ouders worden betrokken en ondersteund om ook thuis hun kind te stimuleren in de ontwikkelingen.

 

2.2 Maatschappelijk effect voorschoolse voorzieningen met VVE aanbod

In de subsidieregeling voorschoolse voorzieningen Krimpenerwaard is geregeld dat peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar naar een peuteropvang met VVE aanbod kunnen gaan. Het gewenste maatschappelijke effect hiervan dat het sociaal emotionele, -culturele en cognitieve vermogen van peuters is vergroot. Door preventie en vroeg signalering gaan minder kinderen met een ontwikkelingsachterstand naar de basisschool.

 

2.3 Doelstellingen onderwijsachterstandenbeleid gemeente Krimpenerwaard

Het hoofddoel van het onderwijsachterstandenbeleid is om peuters met een (dreigende) leerachterstand ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken, ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en ervoor te zorgen dat kleuters zonder dan wel met een zo klein mogelijke achterstand naar groep 3 kunnen.

Om concreet aan de slag te gaan met het behalen van dit doel heeft de gemeente Krimpenerwaard in samenwerking met de betrokken partners een aantal doelen en concrete meetbare subdoelen geformuleerd.

 

Subdoelen onderwijsachterstandenbeleid

Doel 1: Meer peuters gaan naar een voorschoolse voorziening

Concrete en meetbare doelstellingen, geformuleerd als eindambitie:

  • In 2021 nemen 100% van alle peuters zonder VVE-indicatie deel aan een reguliere voorschoolse voorziening.

  • In 2021 nemen 100% van alle peuters met een VVE-indicatie deel aan voorschoolse voorziening met een VVE-programma.

 

In het uitvoeringsprogramma zijn de acties opgenomen om dit doel te bereiken. Per jaar wordt dit doel geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.

 

Doel 2: Meer doelgroepkinderen ontwikkelen zich binnen hun eigen mogelijkheden

Concrete en meetbare doelstellingen:

  • 1.

    Minimaal 80% van de kinderen die VVE gevolgd hebben, beschikken over een adequaat taal en rekenniveau om vervolgonderwijs te kunnen volgen en ontwikkelen zich binnen de bandbreedte van de normale ontwikkeling op het gebied van:

    • Sociaal-emotionele ontwikkeling (aan de hand van observaties vanuit de JGZ en de Strength and Difficulties Questionnaire, een vragenlijst voor het signaleren van psychosociale problemen. Deze wordt vanuit de JGZ ingezet bij 3 jarige leeftijd en verder in groep 2 en 7).

    • Taalontwikkeling (hier is de bandbreedte objectief vast te stellen vanuit de testgegevens JGZ. De standaarddeviatie is -1 tot 0, waarbij het wenselijk is zo dicht mogelijk bij de 0 te zitten. In de plus is altijd positief.)

    • Ontwikkeling in het inzicht in cijfers en getallen (rekenen, talige rekensommen). Dit wordt met name bijgehouden op de scholen aan de hand van de leerlingvolgsystemen.

 

In het uitvoeringsprogramma worden acties opgenomen om in 2018 samen met scholen afspraken te maken rondom de resultaten van vroegschoolse educatie.

 

Doel 3: Meer ouders worden betrokken bij de taal- en de bredere ontwikkeling van hun kind

Concrete en meetbare doelstellingen:

  • 1.

    Alle voor- en vroegschoolse voorzieningen hebben een plan van aanpak om systematisch de ouderbetrokkenheid te stimuleren en te vergroten (gericht ouderbeleid).

  • 2.

    Ouders ervaren dat zij betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind doordat zij:

    • Voldoende geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind;

    • Voldoende materiaal en/of informatie krijgen om thuis ontwikkelings-stimulerende activiteiten te doen;

    • Regelmatig kunnen participeren aan ouderactiviteiten en hierin actief benaderd worden (vb. per mail, brief, bij het brengen van het kind e.d.)

    • Ervaren dat er rekening wordt gehouden met de thuistaal (bijvoorbeeld: leidsters/leerkrachten weten welke taal ouders thuis spreken met het kind, waar nodig wordt er bij informatievoorziening een tolk/maatje/netwerk ingezet ).

 

Bij een monitor/enquête ouderbetrokkenheid scoren 80% van de ouders positief op de voorgenoemde punten.

 

In het uitvoeringsprogramma worden acties opgenomen om in 2018 samen de betrokken partijen een plan op te stellen met betrekking tot het vergroten van de ouderbetrokkenheid en hoe de gemeente hier een impuls aan kan geven.

 

 

3. Lokale ambities en ontwikkelingen

 

3.1 Doelgroep definities in de Krimpenerwaard

 

In hoofdstuk twee hebben we de doelstellingen benoemd voor het onderwijsachterstandenbeleid in de Krimpenerwaard voor de komende periode. In dit hoofdstuk beschrijven we de achtergrond van deze doelen en de reden dat we met deze doelen aan de slag willen. Verdere uitwerking van de acties die we gaan ondernemen, worden benoemd in het bijbehorende uitvoeringsprogramma ‘investeren in het jonge kind’. We gaan eerst in op de doelgroep definitie. De doelgroep definitie bepaalt welke kinderen in aanmerking komen voor het VVE programma. De gemeente Krimpenerwaard wil dat alle kinderen die het nodig hebben extra begeleiding krijgen. Niemand mag buiten de boot vallen. Omdat er sinds de herindeling geen gezamenlijke doelgroep definitie is bepaald, hanteerden de kernen verschillende doelgroep definities. Hierdoor kon het gebeuren dat en kind met dezelfde signalen in de ene kern wel in aanmerking kwam voor een VVE indicatie en in de andere niet. Met deze nieuwe gezamenlijke doelgroep definitie voorkomen we deze verschillende criteria en bieden we alle kinderen die het nodig hebben een kans op een VVE plek.

 

3.1.1 Doelgroep definitie voorschoolse educatie

Wettelijk gezien dient het beleid in ieder geval gericht te zijn op de kinderen waarvan de ouders een laag opleidingsniveau hebben. Vanaf 2019 wordt dit uitgebreid met meerdere omgevingskenmerken: opleidingsniveau van de moeder en de vader, gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op de school, het land van herkomst van de ouders, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en of gezinnen gebruik maken van schuldsanering. De gemeente Krimpenerwaard gaat uit van een bredere doelgroep formulering, omdat onderwijsachterstanden (op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotioneel) niet alleen kunnen worden veroorzaakt door de genoemde omgevingskenmerken.

Een kind in de leeftijd van 2 - 6 jaar behoort tot de doelgroep als het minimaal aan één van de volgende criteria voldoet:

  • 1.

    Het opleidingsniveau van één of beide ouders/verzorgers is lager dan mbo-3 niveau.

  • 2.

    Er is sprake van een taalarme omgeving: er wordt thuis met een kind weinig of niet in de Nederlandse taal gepraat, gespeeld of voorgelezen. Uitgezonderd een kind dat geen Nederlandstalig basisonderwijs gaat volgen.

  • 3.

    Andere redenen, te baseren op het Balansmodel van Bakker (een overzicht van beschermende en risicofactoren) waaruit blijkt dat het kind baat zou kunnen hebben bij voorschoolse educatie. Meestal gaat het hier om een thuissituatie die het risico op een (taal)achterstand vergroot door een negatieve verhouding in de draagkracht en draaglast.

  • 4.

    Vanuit de JGZ wordt de GIZ-methodiek gebruikt om met ouders samen te kijken wat het kind nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. GIZ staat voor Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften omdat de zorgen samen met ouders en jongeren in kaart worden gebracht. Er wordt ook gekeken naar de sociaal-emotionele ontwikkeling en naar de financiële situatie van het gezin (bijvoorbeeld schuldsanering).

 

Niet alle doelgroepkinderen krijgen een VVE indicatie. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) bepaalt op basis van de definitie welke peuter een doelgroeppeuter is en geeft, wanneer nodig, een indicatie af voor VVE. De JGZ speelt een belangrijke rol in het toeleiden van doelgroepkinderen naar voorschoolse voorzieningen. Hierbij is het van belang goed onderscheid te maken tussen zorgkinderen (kinderen met een specifieke hulpvraag/ondersteuningsbehoefte, bijvoorbeeld een lichamelijke/geestelijke beperking of een chronische ziekte) en VVE kinderen. De Sociaal Medische Indicatie (zie 3.3.1) kan ingezet worden bij punt 3 en 4 van de criteria, als blijkt dat er geen achterstand is bij het kind maar vanuit de medische/psychische situatie van ouders wel urgentie voor kinderopvang is en zij niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

 

3.1.2 Doelgroep definitie vroegschoolse educatie

Vanaf het vierde levensjaar maken kinderen de overstap naar de basisschool. Hier begint de vroegschoolse educatie. Met de Wet OKE is onder andere de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) gewijzigd. Hierin is in ieder geval opgenomen dat gemeenten en schoolbesturen resultaatafspraken moeten maken met betrekking tot de vroegschoolse educatie. De opbrengsten van vroegschoolse educatie zijn beter meetbaar dan de resultaten van de voorschoolse voorzieningen omdat het vaardigheidsniveau betrouwbaarder kan worden gemeten. Scholen zijn vrij om de vroegschoolse educatie in een bepaalde vorm aan te bieden, maar moeten het onderwijs wel zodanig inrichten dat er op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden (WPO, artikel 8). De gemeente is verantwoordelijk voor het bepalen van de doelgroep van voorschoolse educatie. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het definiëren van de doelgroep voor vroegschoolse educatie. In het basisonderwijs wordt bij de definitie van de doelgroep doorgaans uitgegaan van de eerder genoemde gewichtenregeling, op basis van het opleidingsniveau van de ouders. De middelen voor de vroegschool (4-6 jaar) ontvangen de scholen via de lumpsum, dit is één budget voor het geven van goed onderwijs welke aan schoolbesturen wordt uitgekeerd. Met dit bedrag kunnen scholen kiezen voor welke middelen ze het geld inzetten. Deze lumpsum wordt uitgekeerd op basis van de gewichtenregeling, welke voor de scholen per 1 augustus 2019 aangepast wordt. In de kamerbrief ‘Investeren in onderwijskansen’ dd. 31 januari 2018 wordt aangegeven dat het Kabinet €15 miljoen extra inzet voor het bestrijden van achterstanden in het primair en voortgezet onderwijs.

 

 

3.2 Achtergrond doelstelling: meer peuters naar een voorschoolse voorziening

 

3.2.1 Meer deelname aan voorschoolse voorzieningen

Het Rijk en de VNG hebben bestuurlijke afspraken gemaakt om te bereiken dat alle peuters gebruik kunnen maken van een voorschoolse voorziening. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt structureel geld beschikbaar via een decentralisatie-uitkering. Het doel van de decentralisatie-uitkering van het rijk aan gemeenten is tweedelig:

  • Dat in 2019 het aantal peuters binnen de gemeente dat geen gebruikmaakt van opvang gehalveerd is

  • Dat in 2021 alle peuters binnen de gemeente gebruikmaken van een voorschoolse voorziening/een aanbod hebben gekregen voor gebruik van een kinderopvangplek.

 

Uit onderzoek blijkt dat het investeren in voorzieningen voor jonge kinderen lonend is. Kinderopvang levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen en het verminderen van achterstanden. Dit staat in het SER-advies ‘Gelijk goed van start’, visie op het toekomstige stelsel van voorzieningen voor jonge kinderen’ (2016). De gemeente Krimpenerwaard stelt zich daarom als doel het bereik van peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan te vergroten. Onder voorschoolse voorzieningen wordt bedoeld: de kinderopvang 0-4, peuteropvang en gastouderopvang. Al deze voorzieningen zijn opgenomen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

3.2.2 Cijfers Krimpenerwaard

In de gemeente Krimpenerwaard hebben we een hoog bereik van aantal 2 en 3 jarigen die naar voorschoolse voorzieningen gaan. De gemeente Krimpenerwaard heeft de eindambitie om een bereik te bewerkstelligen van 100% bereik van peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan. Met name voor het VVE bereik hebben we daarin een stap te maken. In het uitvoeringsprogramma is een overzicht opgenomen hoe wij dit willen gaan bereiken. Hieronder wordt een overzicht aangegeven van het aantal 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard in 2016 en 2017 en wat het huidige bereik is van reguliere en VVE peuters die in de Krimpenerwaard naar een voorschoolse voorziening gaan.

De laatste cijfers over alle kinderopvangvoorzieningen (buitenschoolse opvang, dagopvang 0-4 jaar, gastouderopvang) in de Krimpenerwaard zijn gepubliceerd door het CBS en zijn van het jaar 2016; ‘maatwerk, kinderopvang naar gemeenten 2016’. De peuterspeelzalen zijn hier niet in meegenomen maar zijn wel toegevoegd in onderstaande tabel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzicht van aantal 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard en cijfers bereik

Jaartal

Aantal 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard.

Aantal 2 en 3 jarige kinderen die naar een voorschoolse voorziening gaan in de Krimpenerwaard.

Percentage van het aantal kinderen die naar een voorschoolse voorziening gaan in de Krimpenerwaard.

Percentage van VVE kinderen in de Krimpenerwaard.

2016

Totaal: 1083

CBS:

810 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gingen in 2016 naar een kindcentrum.

370 kinderen hiervan waren 2 en 3 jarigen.

De peuterspeelzalen zijn niet in de CBS cijfers meegenomen. In 2016 zijn volgens de jaarverantwoordingen van de peuterspeelzalen 570 peuters geplaatst.

110 kinderen in de leeftijd van 2 en 3 jaar gingen in 2016 naar een dagopvang bij een gastouder.

34 % van alle 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard ging in 2016 naar een 0-4 kinderdagverblijf.

52 % van alle 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard ging in 2016 naar een peuterspeelzaal.

10 % van alle 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard ging in 2016 ging naar een gastouderopvang.

Totaal 2 en 3 jarigen die naar een voorschoolse voorziening (kinderdagverblijf, peuteropvang en gastouder) gingen in 2016: 96 %.

In 2016 zijn er 85 VVE indicaties afgegeven door de GGD. Van deze 85 VVE indicaties zijn er 65 kinderen ook daadwerkelijk naar een VVE voorziening gegaan, een percentage van 76,47 %.

15 % (13 kinderen) van de 85 VVE peuters zijn uiteindelijk niet geplaatst. Van de overige 8 % (7 kinderen) is het niet duidelijk of zij geplaatst zijn.

Dit betekent dat er in ieder geval een non-bereik is van 15 %, mogelijk oplopend tot 27 %. Het landelijk non-bereik is 13 %. We liggen hiermee iets boven het gemiddelde non-bereik.

2017

Totaal: 1093

Monitor Buitenhek 2017:

In de Krimpenerwaard waren er in 2017 80,9% peuters met recht op kinderopvangtoeslag, dit zijn 884 kinderen.

445 peuters maakten in 2017 ook daadwerkelijk gebruik van de kinderopvangtoeslag voor dagopvang en/of gastouderbureau. Dit betekent dat een percentage van 50% die wel recht hadden op kinderopvangtoeslag hier geen gebruik van maakten.

Dit is een vertekend beeld omdat er voor de peuteropvang in 2017 nog geen kinderopvangtoeslag recht was.

In de Krimpenerwaard is er in 2017 voor een totaal van 586 peuters een subsidie aangevraagd door voorschoolse voorzieningen met VVE aanbod (peuteropvang). Hier was in 2017 nog geen recht op kinderopvangtoeslag.

Dit is 53,61 % van alle 2 en 3 jarigen in de Krimpenerwaard.

Dit zijn echter alleen de voorschoolse voorzieningen met VVE aanbod. Hiernaast gaan er ook 2 en 3 jarigen naar een kinderdagverblijf en gastouderopvang. Als we kijken naar de cijfers van de monitor Buitenhek 2017 heeft in ieder geval 445 peuters (met kinderopvangtoeslag) gebruik gemaakt van de kinderopvang en/of gastouderopvang. Deze 445 peuters opgeteld bij de 586 peuters waar subsidie voor is aangevraagd, geeft een bereik van 1031 kinderen. Dit is 94 %

In 2017 zijn er 71 VVE indicaties afgegeven door de GGD. Deze cijfers zijn mogelijk minder betrouwbaar dan 2016 i.v.m. een nieuw digitaal registratie systeem in november 2017. We gaan daarom uit van vergelijkbare VVE cijfers in relatie tot 2016 tot de cijfers van 2018 bekend zijn.

3.2.3 Meer plaatsingen van peuters met een indicatie voor voorschoolse educatie

In 2016 ging 73 % van de geïndiceerde peuters in de gemeente Krimpenerwaard ook daadwerkelijk naar een VVE peuteropvang. Deze cijfers worden bijgehouden door de JGZ. De gemeente Krimpenerwaard wil dat meer VVE geïndiceerde peuters naar een voorschoolse voorziening met een VVE registratie in het Landelijk Register Kinderopvang gaan. Een belangrijk aandachtspunt is de toeleiding van kinderen naar voorschoolse voorzieningen. In de rapportage monitor bereik voorschoolse voorzieningen 2017, Buitenhek Management & Consult, komen twee hoofdredenen naar voren waarom ouders in de Krimpenerwaard hun kind niet plaatsen op een voorschoolse voorzieningen:

  • Principiële redenen (levensovertuiging)

  • Wachtlijsten op de voorschoolse voorziening

 

Het vergroten van de toeleiding van peuters naar een voorschoolse voorziening vraagt om een actieve aanpak. In het uitvoeringsprogramma zijn acties opgenomen om de toeleiding en het bereik te verbeteren. Als er op een VVE peuteropvang locatie sprake is van een wachtlijst, dan moet een peuter met een VVE indicatie voorrang krijgen.

 

3.2.4 Behoud van voorschoolse voorzieningen in de kernen

De gemeente heeft een wettelijke taak in het aanbieden van een kwalitatief en dekkend aanbod van voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. Met de huidige peuteropvanglocaties zijn er voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar kinderen deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. De gemeente Krimpenerwaard vindt het van belang dat deze locaties blijven bestaan. De komende jaren is het een opgave voor de ‘oude’ peuterspeelzaallocaties om rendabel te zijn als kinderopvangorganisatie. De gemeente heeft bij het bepalen van de subsidiebedragen in de Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen rekening gehouden met de betaalbaarheid van de locaties. De komende jaren zal blijken in hoeverre de subsidiebedragen kunnen of moeten worden bijgesteld.

Voor een aantal locaties zal hoge huur, gevraagd door de gemeente, een blijvend knelpunt zijn. Wanneer nieuw vastgoedbeleid wordt opgesteld, zal dit knelpunt hierin worden meegenomen.

 

 

3.3 Achtergrond doelstelling: meer ontwikkeling van doelgroepkinderen

3.3.1 Regeling sociaal medische indicatie inzetten

De gemeente ontvangt middelen van het Rijk voor de uitvoering van de Sociaal Medische Indicatie (SMI). De SMI is een vangnetregeling die gemeenten de mogelijkheid geeft om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang als zij door bepaalde medische of sociale omstandigheden tijdelijk niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag. De ouder of beide ouders kunnen niet werken door (psychische) ziekte door een crisis in het gezin. Hierdoor kan de ontwikkeling van het kind bedreigd worden. Dit maakt dat de SMI-regeling inhoudelijk gezien aansluit bij meerdere wettelijke kaders, zoals de wet kinderopvang, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet. In de gemeente Krimpenerwaard is de SMI-regeling geschaard onder bijzondere bijstand en worden er dus inkomenscriteria gehanteerd. Dit heeft tot gevolg dat de SMI-regeling beperkt toegankelijk is voor mensen die daar volgens de geest van de landelijke regeling wel voor in aanmerking zouden moeten komen. Het is van belang dat de gemeente Krimpenerwaard een duidelijke SMI regeling opstelt die voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie, zonder inkomenscriteria conform de recent uitgebrachte richtlijnen van de VNG (publicatie 15 februari 2018 ‘richtlijnen SMI’). In overeenstemming met Sociale Zaken hangen we de SMI regeling onder de wet kinderopvang of de jeugdwet i.p.v. onder Sociale Zaken. We stellen duidelijke criteria en looptijden op en zorgen dat er afspraken komen over inzet van zorg bij een aanvraag SMI omdat er vaak meer aan de hand is dan alleen de vraag voor financiering van de kinderopvang.

 

3.3.2 Taalvaardigheid pedagogisch medewerkers vergroten

Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat verschillen in taalrijkheid van de omgeving van jonge kinderen tot enorme verschillen kan leiden in de omvang van de woordenschat aan het begin van de schoolloopbaan. Het Rijk verplicht dan ook dat de pedagogisch medewerkers op VVE peuteropvanggroepen voor 1 augustus 2019 aan een de 3F taaleis moeten voldoen. Het gaat om de vaardigheden spreekvaardigheid en Leesvaardigheid (3F noodzakelijk, staat gelijk aan B2), en schrijfvaardigheid (2F noodzakelijk, staat gelijk aan B1). Om dit te realiseren ontvangt de gemeente van Rijk een specifieke uitkering. De uitkering wordt ingezet voor taalcursussen en -toetsen. In de gemeente Krimpenerwaard zullen 58 pedagogisch medewerkers getoetst worden. Dit zijn een aantal pedagogisch medewerkers die nog niet op alle onderdelen binnen het Nederlands examen een voldoende hebben of dit niet meer aan kunnen tonen. Er is een extern bureau ingezet (Bureau Innovatienul13) om de harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzalen en de 3F taaleis te helpen implementeren in de Krimpenerwaard.

 

3.3.3 Pedagogisch kwaliteit pedagogisch medewerker versterken door de inzet van Alert4You

Soms hebben kinderen extra ondersteuning nodig. Een nauwe samenwerking tussen de kinderopvang en de JGZ zorgt ervoor dat jonge kinderen gestimuleerd – en zo nodig – geholpen worden. Als het mogelijk is gewoon in hun eigen omgeving. En anders via een snelle doorverwijzing naar de juiste organisatie van de zorg voor jeugd. Om de samenwerking tussen kinderopvang en jeugdhulp te versterken, wordt sinds 2009 het landelijk programma Alert4You uitgevoerd. Binnen Alert4You bleek coaching op de groep het meest succesvol en effectief. Dit betekent dat professionals uit de jeugdhulp pedagogisch medewerkers in de kinderopvang begeleiden en tijd doorbrengen in de groep. In de Krimpenerwaard staat bij de inzet van Alert4you het geven van tools en kennis m.b.t. het herkennen van signalen bij kinderen centraal (vroegsignalering). Als hoofdtaak biedt de pedagogisch coach handvatten aan de pedagogisch medewerkers in het omgaan met het gedrag of in het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. De coach uit de jeugdhulp werkt op een gelijkwaardig niveau samen met de pedagogisch medewerkers. Wederzijds begrip en vertrouwen zijn belangrijk voor succes. Ook een stappenplan voor de pedagogisch medewerkers over vroegsignalering is een belangrijk houvast. Hierin staat onder andere duidelijk hoe en wanneer ouders betrokken worden. Ouderbetrokkenheid is cruciaal voor het snel oplossen en omgaan met problemen. De gemeente Krimpenerwaard maakt Alert4You beschikbaar voor alle kinderopvangorganisaties met als doel het versterken van de pedagogische kwaliteit en vroegtijdig handelen in nauwe samenwerking met de JGZ om een escalatie naar zwaardere hulp te voorkomen.

 

3.3.4 Taak Jeugdgezondheidszorg, de inzet van logopedie en het vergroten van inzicht in resultaten.

Binnen het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) wordt door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek gebruikt ter signalering van taal en spraakproblemen. Hiermee wordt gekeken naar fijne motoriek, aanpassing, persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie en grove motoriek. Er zijn ook items opgenomen op het gebied van taalgebruik, -inhoud en -niveau. Deze worden gebruikt om kinderen met een taalachterstand op te sporen. Daarnaast wordt de SNELtest bij 2 jarigen afgenomen om de spraak/taalontwikkeling te beoordelen. Ook wordt er onderzocht of er geen andere medische/psychische oorzaak ten grondslag ligt aan het taalspraak probleem. De JGZ kan doorverwijzen naar de logopediste en heeft een nauwe samenwerking met de kinderopvang/VVE locaties en andere hulpverleners rondom het kind en zijn ouders

De logopedist is opgeleid in de normale en afwijkende spraak- taalontwikkeling in de context van

de algehele ontwikkeling. Door de inzet van logopedie kan het tijdig signaleren van spraak- en taalproblematiek, en het starten van adequate begeleiding binnen de jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en het onderwijs worden gewaarborgd. De gemeente Krimpenerwaard neemt twee pakketten af bij de GGD Hollands Midden voor de inzet van logopedie. Het eerste pakket wordt het basispakket genoemd. Het basispakket richt zich primair op het signaleren van spraak-taal – en/of communicatieve problemen. De werkwijze is preventief gericht door middel van:

  • Screening van alle 5 jarigen binnen het basisonderwijs

  • Het terugkoppelen van het resultaat van de screening naar ouders, en leerkracht met toestemming van de ouders.

  • Waar nodig een vervolgcontrole en terugkoppeling naar ouders.

  • Waar nodig uitgebreider onderzoek naar aanleiding van de screening met terugkoppeling naar de ouders.

  • Waar nodig verwijzen naar de vrijgevestigde logopedist.

  • Het geven van adviezen aan ouders en leerkrachten.

 

Het tweede pakket bevat een aantal extra contactmomenten om de spraak-taalontwikkeling van kinderen te volgen. Peuteropvang locaties worden twee maal per jaar bezocht waarbij kinderen met toestemming van de ouders worden geobserveerd. Resultaten worden teruggekoppeld aan ouders en (met toestemming aan de pedagogisch medewerkers). Vervolgacties kunnen zijn kinderen alsnog aan melden voor een VVE traject of verwijzen naar een logopedist. Ook hier worden adviezen gegeven aan ouders en pedagogisch medewerkers.

Bij leeftijd van 4, 5 en 6 jaar vindt er een evaluatie plaats. Er wordt bij ieder individueel kind met een indicatie in beeld gebracht wat de resultaten zijn. Zo nodig worden er ook adviezen voor vervolgacties in het basisonderwijs gegeven.

De acties die de logopedisten van de GGD Hollands Midden hebben uitgevoerd, worden weergeven in het Jaarverslag Logopedie. Dit jaarverslag gaat in op wat de GGD heeft gedaan en hoeveel kinderen er gezien zijn rond 4,5 en 6 jaar in het kader van VVE monitoring. Het geeft echter niet aan in hoeverre kinderen zich hebben ontwikkeld gedurende de periode dat het kind een voor- en vroegschools programma heeft gevolgd. Omdat de GGD kinderen op 2/3 jarige leeftijd en ook in de basisschoolleeftijd volgt, is het van belang om de monitoring van de resultaten vanuit de GGD plaats te laten vinden. De gemeente Krimpenerwaard heeft met de GGD afgesproken dat er een aparte tabel wordt toegevoegd in het jaarverslag voor de VVE monitoring met daarin de resultaten onvoldoende/twijfelachtig of voldoende op basis waarvan de vervolgactie wordt ingezet.

De vermelding van de aandachtsgebieden heeft te maken met het feit dat kinderen niet alleen op spraak-taal maar ook op andere gebieden worden doorverwezen naar VVE (motoriek, sociaal-emotioneel). Deze kinderen kunnen de logopedisten echter niet monitoren, dat is een taak van de JGZ. Hiermee wordt bij 4,5 en 6 jarigen benoemd bij welk kind het VVE traject positief afgerond kan worden en bij welk kind het VVE traject voortgezet moet worden.

 

3.3.5 Meer samenwerking bij het realiseren van doelen

Tijdens de eerste bijeenkomst met kinderopvang en basisonderwijs over het ontwikkeling van onderwijsachterstandenbeleid is de wens uitgesproken om meer samen te werken. Om de samenwerking te bevorderen wordt ingezet op het opzetten van gezamenlijke activiteiten en projecten. Het Lokaal Educatieve Agenda (LEA) overleg krijgt daarbij een prominente rol. De gezamenlijke activiteiten en projecten worden onderdeel van een jaarlijks uitvoeringsprogramma van het onderwijsachterstandenbeleid. Het LEA-overleg beoordeelt of de activiteiten en projecten passen binnen het uitvoeringsprogramma. Op deze manier wordt het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het stimuleren van taal- en de bredere ontwikkeling van doelgroepkinderen om achterstanden te voorkomen dan wel te verminderen bevorderd. De gemeente gaat bekijken of er een apart budget beschikbaar kan worden gesteld. Indien nodig met een bijpassende subsidieregeling.

 

3.3.6 Schakelklas/ extra taalstimulering

Schakelklassen zijn onderdeel van de afspraken die gemeenten en schoolbesturen maken over het bevorderen van de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Gemeenten en schoolbesturen krijgen de ruimte om schakelklassen naar eigen inzicht in te richten. Dit is vastgelegd in artikelen 166 en 166a van de Wet op het Primair onderwijs. Het gaat hierbij niet alleen om schakelklassen maar om activiteiten ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal. Dit kan ook in een andere vorm gegoten worden.

Schakelklassen zijn klassen voor basisschoolleerlingen met een grote achterstand in de beheersing van de Nederlandse taal. In de schakelklas krijgen deze leerlingen een jaar lang intensief onderwijs, gericht op het wegwerken van de taalachterstand. Het doel is de taalontwikkeling op zo’n manier te stimuleren dat leerlingen deel kunnen nemen aan het reguliere onderwijs. Een schakelklas kan parallel aan groep 1 t/m 8 van de basisschool worden opgezet, maar ook als een extra jaar tussen de groepen, als instroomgroep voorafgaand aan groep 1 of als kopklas na groep 8. In de schakelklas krijgen leerlingen een jaar lang intensief taalonderwijs - voltijds of deeltijds - in een aparte klas tijdens of na schooltijd, in de verlengde schooldag.

In de Krimpenerwaard is er één schakelklas, gevestigd in Schoonhoven. Met betrekking tot de schakelklas in Schoonhoven gaat de gemeente met het schoolbestuur in gesprek om afspraken te maken over de vorm en financiering van de schakelklas. Ook wordt er onderzocht welke taal stimulerende activiteiten er nog meer ingezet kunnen gaan worden in de Krimpenerwaard.

 

3.3.7 Internationale schakelklas

In Bergambacht is sinds 2016 de internationale schakelklas opgezet. De doelgroep voor de internationale schakelklas bestaat uit kinderen van statushouders in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar. Deze kinderen spreken bij aanvang geen of zeer weinig Nederlands. In een jaar tijd krijgen ze intensief les om door te kunnen stromen naar regulier onderwijs. De internationale schakelklas valt buiten het onderwijsachterstandenbeleid. Wel is het belang aandacht te houden voor de ontwikkeling die deze kinderen doormaken en in het kader van doorgaande leerlijnen en kennisoverdracht te zorgen voor een goede samenwerking met de school waar het kind instroomt.

 

3.3.8 Inzet van de bibliotheek

Het taalverwervingsproces voltrekt zich tussen de leeftijd van nul en vijf jaar. Een vijfjarige beheerst de taal als volwaardig communicatiemiddel. Het eindpunt van de taalontwikkeling ligt rond de leeftijd van negen of tien jaar (Schaerlaekens, 2008). Het is dan ook belangrijk dat ouders al vroeg beginnen met hun kind voor te lezen. Een kind dat voorgelezen wordt bouwt een grotere woordenschat op, waardoor leren lezen makkelijker wordt. De Bibliotheek Krimpenerwaard heeft en kan hierbij een belangrijke rol spelen. Zo verzorgt de bibliotheek Boekstart. Inwoners die net ouder zijn geworden krijgen een waardebon van de gemeente thuisgestuurd. Met de waardebon kunnen ouders gratis een BoekStartkoffertje ophalen bij de bibliotheek. In het koffertje zitten boekjes en tips. JGZ heeft een actieve rol m.b.t. boekstart. Zij vragen na of ouders het koffertje hebben opgehaald en stimuleert ook voorlezen. Ook kan de JGZ bv een themabijeenkomst organiseren over bv taal spraakontwikkeling, evt. in samenwerking met de bibliotheek of peuteropvang.

 

Andere activiteiten naast Boekstart, die de bibliotheek voor de doelgroep 0-4 jaar (o.a. VVE) aanbiedt:

  • Een collectie boeken/materialen op zeven vestigingen

  • Gratis lidmaatschap

  • – Nationale Voorleesdagen – ieder jaar in februari, project met peuterspeelzalen, met afsluiting voor iedereen in de vorm van een theaterstuk n.a.v. een boek

  • Voor de VVE organisaties heeft de bibliotheek diverse themakisten te leen

  • Verschillen VVE organisatie komen regelmatig boeken halen, al dan niet met groepjes kinderen/ouders

  • Op aanvraag verzorgen zij ouderavonden/koffieochtenden over lezen en leesbevordering bij jonge kinderen

  • De bibliotheek participeert in het organiseren van het papa/mama café in het Cultuurhuis in Krimpen a/d Lek

 

De bibliotheek heeft in samenwerking met de Jeugdgezondheidszorg het project Voorleesexpress opgepakt in de vorm van een pilot. Hierbij wordt er in samenwerking met de welzijnsinstellingen, onderwijs, kinderopvanginstellingen en de gemeente één of meerdere Voorleesexpress locaties geopend vanuit de bibliotheken. Dit is een project om (voor)lezen te stimuleren. Op grond van de evaluatie na deze pilot, wordt het bij positieve ervaring in 2019 opnieuw aangeboden.

 

Voor kinderen die naar de basisschool gaan, is de bibliotheek in opdracht van de gemeente gestart met een pilot ‘De Bibliotheek op school’ in 2016. Dit is een intensieve samenwerking tussen basisscholen, de bibliotheek en de gemeente. Het doel om te komen tot een aantoonbare verbetering van onderwijsresultaten op het gebied van lees- en taalvaardigheid en informatie- en mediavaardigen. Ook hierbij is de betrokkenheid van ouders cruciaal.

 

3.3.9 Opstellen spelregels voor samenwerking tussen kinderopvang en basisonderwijs (doorgaande lijnen)

We streven naar een doorlopende ontwikkellijn voor kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het eind van de basisschool. Voor het jonge kind is het belangrijk dat voorschoolse voorzieningen en basisscholen samen een doorgaande ontwikkellijn neerzetten. Bij voorkeur handelen partijen hierbij vanuit één gedachte en een gezamenlijk doel. Gegevens over de ontwikkeling van kinderen worden van voor- naar vroegschool overgedragen. Als er sprake is van een VVE indicatie gebeurt dit met een zogenaamde warme overdracht. VVE kinderen zijn hier het vertrekpunt maar het is wenselijk dat dit voor alle kinderen gebeurt. De onderbouwdocent kan zo een goede aansluiting realiseren. Het neerzetten van een doorgaande ontwikkellijn is de verantwoordelijkheid van de kinderopvangorganisaties en de basisscholen. De gezamenlijke schoolbesturen en de kinderopvangorganisaties gaan daarom afspraken opstellen voor samenwerking om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie wordt geborgd.

 

3.3.10 Tegengaan van segregatie

Segregatie is een scheiding tussen verschillende groepen mensen met gemeenschappelijke kenmerken in een samenleving. Bij de implementatie van de Wet OKE is het tegengaan van segregatie van doelgroepkinderen ten opzichte van niet-doelgroepkinderen en segregatie binnen de groep doelgroepkinderen een belangrijk aandachtspunt. We willen als gemeente geen groepen waar alleen een specifieke groep kinderen geplaatst worden. We gaan voor gemengde groepen zodat kinderen zich aan elkaar kunnen optrekken. In de reeds genoemde punten houden we aandacht voor het tegengaan van segregatie door het vormen van samenwerkingsverbanden tussen verschillende partijen en dit steeds terug te laten komen op de agenda . Bij de implementatie van de uitbreiding van 10 uur naar 16 uur voor doelgroepkinderen houden we rekening met het risico op segregatievorming en gaan we hierover met elkaar in gesprek.

 

 

3.4 Achtergrond doelstelling: meer ouders zijn betrokken

 

Vanuit de gemeente Krimpenerwaard willen we ouderbetrokkenheid stimuleren en het ouderbeleid versterken. De onderwijsinspectie vraagt van gemeenten dat zij actieve participatie van ouders van doelgroep peuters inzet als instrument om achterstanden van peuters te voorkomen of te verminderen. Binnen de subsidieregeling voorschoolse voorzieningen is ouderbetrokkenheid genoemd als één van de gewenste resultaten. Ouderbetrokkenheid is een factor van belang voor het succes van ontwikkelingsstimulering en de schoolloopbaan van kinderen. Kinderen brengen maar een beperkte tijd op school door en kinderen onder de 4 jaar soms nog korter op de voorschoolse voorziening. Uit onderzoek is gebleken dat als ouders kinderen thuis stimuleren, de kinderen sneller vooruit gaan, bijvoorbeeld met woordenschat. Alle voorschoolse voorzieningen en alle basisscholen betrekken ouders actief bij de ontwikkeling van hun kinderen.

Om ouders breed onder de aandacht te krijgen bij alle betrokken partijen, is het LEA een goed platform om ouderbeleid terugkerend terug te laten komen. In het uitvoeringsprogramma 2018 zetten we ouderbetrokkenheid op de agenda bij het eerstvolgende LEA om hier concrete afspraken over te maken. Ouderbetrokkenheid kan in vele vormen worden gestimuleerd. Een aantal voorbeelden: spelinloop, ouderbijeenkomsten gekoppeld aan thema’s, cursussen/informatieavonden voor ouders, oudercontactschrift, studentenprojecten met als doel het stimuleren van spelenderwijs leren/vergroten van woordenschat in de thuissituatie etc. Het gaat hierbij dus niet alleen om een beleidsplan binnen de organisaties om ouderbetrokkenheid te vergroten maar ook de daadwerkelijke implementatie hiervan in de praktijk. We willen initiatieven onderzoeken om ouderbetrokkenheid te vergroten, zoals Spel aan Huis voor VVE kinderen.

 

Ook vinden we het belangrijk dat alle ouders bereikt worden, ook de ouders die de Nederlandse taal niet goed spreken. In de Krimpenerwaard woonden op 1 januari 2017 5861 inwoners met een migratieachtergrond.

 

Aantal inwoners in 2017

Migratieachtergrond

Uitleg

2917

Westers

Westers: inwoners met als herkomst één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan.

1125

Marokko

inwoners met een migratie-achtergrond uit Marokko.

173

Antillen

Nederlandse Antillen en Aruba: (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba. Dit betreft een samentelling van de eilanden die tot het grondgebied van de Nederlandse Antillen en Aruba van voor 10 oktober 2010 behoorden. Het gaat om de eilanden Bonaire, Curaçao,

67

Turkije

inwoners met een migratie-achtergrond uit Turkije.

172

Suriname

inwoners met een migratie-achtergrond uit Suriname.

1407

Overig niet-westers

Totaal niet-westers minus Marokko, de Nederlandse Antillen en Aruba, Suriname en Turkije.

 

Naast ouders met een migratieachtergrond die mogelijk de Nederlandse taal niet goed spreken, is de doelgroep laaggeletterden ook een belangrijk aandachtspunt. Waar taal een probleem is om ouders te informeren en te betrekken, organiseren we een integrale samenwerking tussen Sociale Zaken, Sociaal Domein en betrokken partners, om samen naar initiatieven kijken om dit op te lossen. Een voorbeeld is het inzetten van netwerk/maatje, of het vertalen van informatie naar de eigen taal van de ouder. Ouderbeleid wordt samen met de ouders opgezet.

 

 

3.5 Raakvlakken met andere beleidsterreinen

 

Het onderwijsachterstandenbeleid heeft raakvlakken met andere beleidsterreinen. In de nieuwe beleidsperiode gaat de gemeente Krimpenerwaard de samenwerking met andere organisaties verder opzoeken. In de Lokaal Educatie Agenda worden afhankelijk van de agenda ook jeugdzorginstellingen of bibliotheekinstellingen uitgenodigd om mee te denken. Zo blijven we op de hoogte van elkaars werkzaamheden en kunnen er in samenwerking met elkaar nieuwe initiatieven ontwikkeld worden.

 

Peuteropvang

Anno 2018 zijn er 12 peuteropvang locaties in de Krimpenerwaard met een VVE aanbod. Kinderen met een VVE indicatie kunnen gebruik maken van 10 uur per week (gesubsidieerde) peuteropvang. Kinderen die geen VVE indicatie hebben, kunnen gebruik maken van 6 uur per week (gesubsidieerde) peuteropvang. Ouders met recht op kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke bijdrage.

Peuters met VVE indicatie en zonder VVE indicatie spelen en leren samen in dezelfde groep. Dit is belangrijk om segregatie tegen te gaan (zie hoofdstuk 3.3.10). Dit blijft een belangrijk aandachtspunt in de uitbreiding van het aantal uur voor VVE kinderen in 2020.

 

Passend Onderwijs

Vroegschoolse educatie op de basisschool gaat gepaard met extra ondersteuning. In deze zin is er ook sprake van aangepast onderwijs dat aansluit op de ontwikkeling en de behoeften van het kind. Steeds vaker komen vragen vanuit peuteropvang locaties en scholen of een peuter na het bereiken van het vierde levensjaar, nog een half jaar mag blijven ‘peuteren’ op de peuteropvang. Dit gaat dan om een peuter die een achterstand heeft en die meer tijd nodig heeft om de achterstand optimaal in te halen of om beter voorbereid te worden op het basisonderwijs.

 

Regulier onderwijs

In de beleidsnotitie is ingegaan op de splitsing tussen voor en vroegschoolse educatie en de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen bij de vroegschoolse educatie. De gemeente Krimpenerwaard streeft naar een doorlopende ontwikkeling voor de kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het eind van de basisschool. In deze nieuwe beleidsperiode gaan we de samenwerking met scholen op dit gebied versterken en met elkaar in gesprek over resultaatafspraken. De gemeente onderzoekt graag initiatieven op dit gebeid om de doorgaande lijnen te verbeteren.

De schakelklas wordt vanuit het regulier onderwijs vorm gegeven. Met betrekking tot de schakelklas in Schoonhoven gaat de gemeente met het schoolbestuur in gesprek om afspraken te maken over de vorm en financiering van de schakelklas. Ook wordt er onderzocht welke taal stimulerende activiteiten er nog meer ingezet kunnen gaan worden in de Krimpenerwaard.

 

Jeugdzorg

In hoofdstuk 3.3.3 is de inzet van Alert4You beschreven. Alert4You is gericht op preventie en vroeg signalering en is bedoeld om de samenwerking tussen kinderopvang en jeugdhulp te versterken. Hierbij is er afgesproken dat er met toestemming van ouders altijd overleg of consulent bij de JGZ wordt ingepland. Zij kennen het kind vanaf baby af aan en hebben daarmee goed zicht op de ontwikkeling van het kind. De onderwijsinspectie stuurt er bij het gemeentelijk beleid op aan om de externe zorg bij de VVE locaties goed aan te sturen. Externe zorg heeft betrekking op het effectief en efficiënt organiseren van zorg om een kind heen. De peuteropvang locaties hebben een zorgstructuur en protocollen opgezet ten behoeve van de externe zorg. In het uitvoeringsprogramma staan de externe zorg op de agenda om met elkaar af te stemmen hoe we dit kunnen verbeteren.

 

Laaggeletterdheid

In de Krimpenerwaard zijn de bibliotheken actief bezig met het bestrijden van laaggeletterdheid. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan aan de hand van taalmaatjesprojecten en het Taalhuis. Vanuit het Taalhuis wordt door de bibliotheek in samenwerking met andere instellingen gewerkt aan het structureren van het taalaanbod om zo ook voor goede doorverwijzing te zorgen.

In het landelijk actieprogramma laaggeletterdheid ‘ Tel mee met Taal’ wordt ook ingezet op taalstimulering bij jonge kinderen, wat een grote raakvlak heeft met het onderwijsachterstandenbeleid. De bibliotheek Krimpenerwaard is hier actief in, bijvoorbeeld door het BoekStartkoffertje (om voorlezen te stimuleren) voor hele jonge kinderen en het Concept de Bibliotheek Op School (dBos) voor de basisschoolleeftijd. Ouderbetrokkenheid heeft raakvlakken met laaggeletterdheid. Om optimale taalontwikkeling bij kinderen te stimuleren is het van belang dat de ouders ook de taal beheersen om bijvoorbeeld te kunnen voorlezen.  

 

 

4. Landelijke ontwikkelingen

 

4.1 Aanpassen van de huidige gewichtenregeling

 

De huidige gewichtenregeling is een regeling die bepaalt hoeveel financiële middelen het rijk toekent aan gemeenten. Deze regeling wordt gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders van een kind. Heeft één van de ouders twee jaar of langer een in het voorgezet onderwijs of beroepsonderwijs gevolgd op het niveau vmbo gemengde of theoretische leerweg of hoger? Zo ja, dan is hij geen doelgroep-peuter. Zo nee, dan komt hij wél in aanmerking voor een gesubsidieerde VVE-plek.

De verdeelsleutel voor de bekostiging van de OAB middelen staat al sinds 2009 stil. De verdeelformule is namelijk 75% van het aantal 4 en 5 jarigen in de gemeente met een leerlingengewicht op teldatum 1 oktober van 2009. Dit zorg voor scheve verhoudingen in het land. Staatsecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) heeft daarom een onderzoek laten uitvoeren voor het vervangen van de huidige gewichtenregeling, waarbij de voorwaarden beter passen bij de problemen van onderwijsachterstanden. Het CSB heeft opdracht gekregen om nieuwe indicatoren te ontwikkelen. Waar in de huidige gewichtenregeling alleen naar opleidingsniveau van ouders wordt gekeken, gaat het CBS de volgende omgevingskenmerken betrekken:

  • opleidingsniveau van de moeder en de vader;

  • gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op de school;

  • het land van herkomst van de ouders;

  • de verblijfsduur van de moeder in Nederland;

  • of gezinnen gebruik maken van schuldsanering.

 

De nieuwe verdeelsystematiek voor gemeenten wordt ingevoerd per 1 januari 2019 en voor basisscholen per 1 augustus 2019.In het hoofdstuk financiën is opgenomen welke financiële consequenties dit heeft voor de gemeente Krimpenerwaard.

 

4.2 Regeerakkoord en uitbreiding naar 16 uur en inzet HBO opgeleid personeel

In het regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’, is afgesproken dat kinderen met het risico op een onderwijsachterstand vanaf 2020 geen 10 uur voorschoolse educatie per week krijgen, maar 16 uur. Daar komt extra budget voor beschikbaar. Het kabinet heeft met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afgesproken dat in 2018 al een investering van 40 miljoen euro wordt gedaan. In 2019 loopt dat op tot 130 miljoen extra en vanaf 2020 gaat het om structureel 170 miljoen euro. Het totale budget voor VVE stijgt hiermee naar 486 miljoen euro per jaar. Het Rijk heeft ook aangegeven meer HBO opgeleid personeel te willen in de VVE en de brede kinderopvang. Dit moet zorgen voor een hogere kwaliteit. De HBO functies kunnen zijn: pedagogisch medewerker, coach en ondersteuner (logopedist, zorg coördinator, intern begeleider).

 

4.3 IKC ontwikkeling

De samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs staat hoog op de agenda van politieke partijen. De minister van SZW (sociale zaken en werkgelegenheid) en de staatssecretaris van OCW (onderwijs, cultuur en wetenschap) heeft ‘advies taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang’ gevraagd om advies uit te brengen hierover. Taskforce adviseert o.a.: “Kijk naar de ontwikkeling van kinderen, ouders en professionals en niet alleen naar het belang van de instellingen. Juist samenwerking van professionals op de werkvloer versterkt een passend aanbod voor de ontwikkeling van de kinderen”. Om dit te bereiken, wordt door taskforce gepleit voor het opzetten van integrale kindcentra (IKC), met als doel een ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen. De VNG staat achter deze visie. Het kindcentra concept betekent dat opvang, onderwijs, welzijn, zorg etc. om het kind heen worden georganiseerd. Het kind staat letterlijk centraal. De harmonisatie kinderopvang past binnen de stappen om tot kindcentra te komen. De harmonisatie heeft het mogelijk gemaakt voor de verschillende aanbieders van kinderopvang om het peuterspeelzaalwerk te integreren in de kinderopvang. De schotten tussen peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang zijn hiermee deels verdwenen. Met betrekking tot de scholen in de Krimpenerwaard die ook peuteropvang/kinderopvang/BSO op de locatie hebben, is er een intentieverklaring opgesteld om toe te werken naar een IKC.  

 

 

5. Monitoring en evaluatie

 

Inrichten van de kwaliteitscyclus

Het is van belang om het bereik en de uitvoering van voorschoolse educatie en de opbrengsten van voor- en vroegschoolse educatie systematisch in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren. Zo wordt geëvalueerd of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed gedaan worden. Dit proces is de kwaliteitscyclus. De Inspectie van het onderwijs heeft dit ook als beoordelingspunt in haar toezichtskader. De kwaliteitscyclus heeft tot doel om de uitvoering en kwaliteit te monitoren en te evalueren en tegelijkertijd inzicht te bieden in de voortgang van de beleidsdoelstellingen. De uitkomsten van de kwaliteitscyclus (voortgang op beleidsdoelstellingen) komen vervolgens weer terug in de beleidscyclus. Bij het inrichten van de kwaliteitscyclus wordt de PDCA cyclus gebruikt, de Plan-Do-Check-Act cyclus.

 

Plan: afspraken maken

Met het voorliggende beleidskader en het bijbehorende uitvoeringsprogramma heeft de gemeente met voorschoolse voorzieningen, basisscholen en de Jeugdgezondheidszorg afspraken gemaakt over de te bereiken maatschappelijke effecten, de onderliggende doelstellingen en wat gedaan wordt om dat te bereiken.

 

Do: uitvoering

De afspraken worden vertaald in een jaarlijks uitvoeringsplan. Ieder jaar wordt bepaald welke acties en/of projecten er uitgevoerd gaan worden. Op deze manier wordt samenwerking bevorderd en helder beschreven wie wat gaat doen met welk doel.

 

De Wet op het Primair Onderwijs schrijft de gemeente voor jaarlijks te overleggen met de schoolbesturen en de aanbieders van voorschoolse educatie. Voor dit overleg wordt in sommige gemeenten het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) georganiseerd en in andere gemeenten de Lokale Educatieve Agenda (LEA). In de Krimpenerwaard vindt het OOGO plaats met de gemeente en schoolbesturen. Met alle betrokken partijen is afgesproken om de LEA op te zetten en daarbij zowel de scholen als de voorschoolse voorzieningen bij uit te nodigen. Naast deze partijen worden afhankelijk van de agenda ook andere externe organisaties uitgenodigd, bijvoorbeeld de Jeugdgezondheidszorg. Het uitvoeringsprogramma staat structureel op de agenda van het LEA-overleg.

 

Check: monitoren van de resultaten

Er wordt een monitor opgesteld om na te gaan of datgeen wat gedaan wordt leidt tot het bereiken van de doelstellingen. Met alle partners worden afspraken gemaakt over wat in de monitor komt en hoe en wanneer deze wordt uitgevoerd. De monitor moet inzicht geven in het bereik van de doelgroep, de kwaliteit en de resultaten van het onderwijsachterstandenbeleid.

 

Act: evalueren en hoe verder?

Op basis van de monitor kan de balans worden opgemaakt. De bevindingen worden in een rapportage verwerkt en besproken in het LEA-overleg. Dit richt zich op:

  • In hoeverre zijn de afspraken nagekomen?

  • Welke resultaten zijn behaald en wat waren hierbij succesfactoren en knelpunten? 


  • Wat betekent dit voor het vervolg? 


Op basis van de monitor kunnen beleidsonderdelen gehandhaafd of bijgesteld worden, en een plek krijgen in het volgende uitvoeringsprogramma. De gemeenteraad wordt jaarlijks met een raadsinformatiebrief geïnformeerd over de resultaten van het beleid en de eventuele verbeteracties.

 

De kwaliteitscyclus ziet er als volgt uit:

  • Jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen, uitvoeren en evalueren.

  • De gemeente belegt twee keer per jaar een LEA-overleg waarbij de JGZ ook uitgenodigd wordt.

  • Per kwartaal een monitor uitzetten m.b.t. het bereik en de financiën binnen de gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen

  • Een monitor opstellen waarmee zicht is op de kwaliteit en de resultaten en deze één keer per jaar uitzetten. Hierin worden dan ook de resultaten verwerkt van de doelstelling ‘meer ontwikkeling van doelgroepkinderen’ aan de hand van de geformuleerde resultaatafspraken.

  • De gemeenteraad met een raadsinformatiebrief jaarlijks informeren over de voortgang van het beleid. 

 

 

6. Financiën

 

Met de ontwikkelingen die uit de wet OKE zijn voortgevloeid, zijn er ook financiële gevolgen. De kinderopvang wordt duurder door de nieuwe kwaliteitseisen. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteitseisen binnen de VVE locaties, zoals de 3F taaleis. De gemeente Krimpenerwaard anticipeert hierop door tijdig met alle betrokken partijen te overleggen hoe de ontwikkelingen lokaal worden geïmplementeerd en wat hierin nodig is.

 

Middelen OAB 2018

De Krimpenerwaard heeft voor 2018 € 238.538,26 aan specifieke rijksmiddelen ontvangen voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Deze middelen zijn bedoeld voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, de 3F taaleis en het vergroten van de kwaliteit van het VVE aanbod.

 

Middelen OAB 2019

Met de invoering van de nieuwe gewichtenregeling in 2019 ontstaat er een nieuwe verdeling van de middelen over de gemeenten in Nederland. De voorlopige toekenningsbeschikking 2019 bestaat uit

€ 692.419,00. We gaan toegroeien naar dit budget middels een overgangsregeling. Met deze middelen kan het voorgenomen beleid worden uitgevoerd en kan de uitbreiding naar 16 uur VVE in 2020 vormgegeven worden.

 

Decentralisatie uitkering

Naast de OAB middelen krijgen we van het Rijk ook een decentralisatie uitkering om te zorgen voor voldoende aanbod van voorschoolse voorzieningen.

Door de verandering in financieringsstructuur vervalt per 2018 de decentralisatie-uitkering peuterspeelzaalwerk in het kader van de wet OKE van 35 miljoen euro. Deze middelen worden gebruikt als dekking voor de extra toeslaglasten van het Rijk voor de peuterspeelzalen. Voor de gemeente Krimpenerwaard betekent dit dat er in 2018 € 148.000 weg valt. Hier staat tegenover dat er een nieuwe decentralisatie-uitkering is ingegaan om te zorgen voor de toegang van peuters tot voorschoolse voorzieningen waarbij het doel van het Rijk is om alle peuters te bereiken. Deze decentralisatie-uitkering voorschoolse voorzieningen ziet er voor de Krimpenerwaard als volgt uit:

 

Decentralisatie-uitkering Voorschoolse voorziening peuters 2016-2021

Gemeente

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Krimpenerwaard

€ 33.095

€ 66.191

€ 99.286

€ 132.381

€ 165.477

€ 198.572

 

Voor de gemeente Krimpenerwaard betekent dit dat er in 2018 € 99.286 ontvangen is aan de decentralisatie- uitkering Voorschoolse voorziening peuters t.o.v. het wegvallen van de € 148.000 decentralisatie-uitkering in het kader van de wet OKE. Om dit gat te dichten heeft de gemeente Krimpenerwaard een bedrag van €81.000,- in de meerjarenbegroting opgenomen ten behoeve van de voorschoolse voorzieningen.

Vanaf 2020 gaat de uitkering voor peuteropvang € 17. 474,- hoger uitvallen dan decentralisatie-uitkering in het kader van de wet OKE.

 

Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen

Het grootste deel van het ontvangen budget voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, is ingezet voor de subsidiering van de voorschoolse voorzieningen met VVE aanbod. Een bedrag van € 173.432,33,- is hiervoor beschikbaar gesteld in 2018. Dit bedrag maakt deel uit van het gehele subsidieplafond voor de voorschoolse voorzieningen van € 717.978,00,- (subsidieplafond 2018). De gemeente zet eigen middelen in voor de reguliere peuteropvang. Vanaf 2019 wordt het VVE deel in het subsidieplafond verhoogd naar € 344.000,00 met de extra te ontvangen specifieke rijksmiddelen. In 2020 wordt het VVE deel in het subsidieplafond verder verhoogd naar €420.000 i.v.m. de uitbreiding naar 16 uur VVE aanbod. Het resterende budget onderwijsachterstandenbeleid is bestemd voor andere taal bevorderende activiteiten zoals de schakelklas en het uitvoeren van het VVE beleid. Met alle genoemde ontwikkelingen zoals de uitbreiding van het aanbod naar 16 uur en de nieuwe gewichtenregeling, zal de subsidieregeling ook mee moeten ontwikkelen. We gaan de subsidieregeling daarom evalueren en waar mogelijk bijstellen.

 

Vroegschoolse voorzieningen en lumpsumsystematiek

Vanaf 4 jaar gaan kinderen naar een vroegschool, ofwel een kleuterklas waarin vroegschoolse educatie wordt aangeboden. De middelen voor de vroegschool (4-6 jaar) ontvangen de scholen via de lumpsum en worden uitgekeerd op basis van de gewichtenregeling. De lumpsum houdt in dat elke school een vast bedrag per leerling krijgt. Eén keer per jaar wordt dit bedrag in zijn geheel uitgekeerd aan het schoolbestuur. Veel scholen in de Krimpenerwaard ontvangen extra middelen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden.

Sinds de invoering van de lumpsum is het aan de schoolbesturen om het geld te verdelen over de scholen. Door de vrijheid die de lumpsum bekostiging met zich meebrengt, bepalen scholen zelf voor welke doelen en voor welke kinderen zij de middelen inzetten. Dit kan aan interventies omtrent onderwijsachterstanden zijn, maar ook aan andere onderwijsactiviteiten. De gedachte achter deze wijze van bekostiging is dat schoolbesturen en scholen het beste in staat zijn te bepalen en organiseren wat nodig is op het gebied van onderwijsachterstanden en zelf maatwerk kunnen bieden.

Met betrekking tot vroegschoolse voorzieningen zijn de scholen hoofdverantwoordelijk. Veel scholen ontvangen extra middelen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. De gemeente Krimpenerwaard vindt taal bevorderende activiteiten in de vroegschoolse periode van groot belang. Daarom gaan we vanuit het onderwijsachterstandenbeleid de samenwerking met scholen versterken en samen met elkaar initiatieven m.b.t. het bestrijden van onderwijsachterstanden onderzoeken en waar mogelijk met elkaar faciliteren.

 

 

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard op 4 september 2018

De secretaris, mw. mr. M. Plantinga

De burgemeester, mr. R.S. Cazemier

 

Bijlage 1. Literatuurlijst

 

Literatuurlijst:

 

Bakker, I., Bakker, C., Van Dijke, A. & Terpstra, L. (1998). Balansmodel van bakker. Te raadplegen via de website https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/BalansmodelBakker.pdf

 

Boland, A. (2015). Het Jonge Kind. http://www.ipabo.nl/upload/publicaties/lectoraat%20jonge%20kind/Het%20jonge%20kind%20-%20Annerieke%20Boland.pdf

 

Buitenhek mangement & consult Monitor bereik van voorschoolse voorzieningen in NL 2017

https://www.buitenhek.nl/pdf/Conclusies-Monitor-bereik-van-voorschoolse-voorzieningen-in-NL-2017.pdf

 

CBS https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2017/45/kinderopvang-naar-gemeenten-2016

 

CBS https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/23/meer-kinderen-naar-kinderopvang

 

Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid: https://goab.eu/

 

Oberon m.m.v. Jo Kloprogge en Buitenhek consultancy in samenwerking met Sardes en Nji, in opdracht van VNG Utrecht, april 2010. Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten. Een handreiking bij de uitwerking van Wet OKE.

 

Kindermediair. (2016). Eindrapport onderzoek kinderopvang sociaal medische indicatie

 

Onderwijsinspectie. Bevindingen kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in 2015 in de Gemeente Krimpenerwaard, vastgesteld op 14 juni 2016.

 

Onderwijsinspectie. Bevindingen kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in 2015 en 2016 in de Gemeente Krimpenerwaard, vastgesteld op 16 maart 2017. www.onderwijsinspectie.nl

 

Schaerlaekens, A.M. (2008). De taalontwikkeling van het kind.

 

Sociaal Economische Raad. (2016). ‘Gelijk goed van start’ Visie op het toekomstige stelsel van voorzieningen voor jonge kinderen.

 

Geraadpleegde rapporten en kamerbrieven van de rijksoverheid:

 

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/04/07/4e-kwartaal-2016-kinderopvang

 

Kamerbrief over investeren in onderwijskansen (Minister Slob, 31-01-2018)

 

Geraadpleegde personen:

Oberon, Anne Ketelaar.